ECLI:NL:RBGEL:2025:5354

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
05.330966.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensensmokkelzaak wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verblijf

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige verdachte, die werd beschuldigd van mensensmokkel op basis van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond dat hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de persoon die hij hielp, wederrechtelijk in Nederland verbleef. De zaak kwam aan het licht na een controle op de Rijksweg A12 op 16 oktober 2024, waarbij de verdachte als bestuurder werd staande gehouden. In de auto bevond zich een andere inzittende, die geen identificerende documenten bij zich had en gesignaleerd stond vanwege een terugkeerbesluit. De verdachte verklaarde dat hij dacht dat de inzittende, een vriend van hem, nog in een asielprocedure zat en dat hij niet op de hoogte was van diens illegale verblijf. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag van de inzittende niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de wederrechtelijkheid van het verblijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de illegale status van de inzittende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/330966-24
Datum uitspraak : 7 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. S. Kriekaard advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks 1 mei 2024 tot en met 16 oktober 2024 te Babberich en/of Arnhem en/of elders in Nederland en/of Duitsland, een ander te weten:
- [slachtoffer]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland (zijnde andere lidstaten van de Europese Unie), of die [slachtoffer] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft (lid 1), en/ofuit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft (lid 2), terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, hebbende hij, verdachte:
- contact onderhouden en/of afspraken gemaakt over de wijze van (smokkel)transport van die [slachtoffer] , en/of
- ( vervolgens) met een voertuig naar de (verblijf)plaats van die [slachtoffer] is gereden/gegaan om hem in zijn/dit voertuig te laten plaatsnemen en/of
- die [slachtoffer] in zijn/dit voertuig heeft vervoerd/gereden door Nederland en/of Duitsland met als eindbestemming Nederland en/of
- die [slachtoffer] onderdak en/of (een) verblijfplaats heeft verschaft en/of contacten gelegd en/of onderhouden ten einde die [slachtoffer] aan een verblijfplaats te helpen en die [slachtoffer] (daarmee) te helpen aan middelen van bestaan in Nederland.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat partieel vrijspraak dient te volgen voor het uit winstbejag verschaffen van verblijf. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van zestig uren werkstraf subsidiair 30 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding
Op 16 oktober 2024 vond er een grootschalige controle plaats op de Rijksweg A12, waarbij verdachte als bestuurder staande is gehouden op grond van artikel 50 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000. Bij verdachte in de auto zat nog een andere inzittende, te weten: [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ). [slachtoffer] overhandigde een COA-kaart. Verder zijn geen identificerende documenten aangetroffen. Uit navraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (verder: IND) bleek dat [slachtoffer] geen status had in Nederland en uit de opsporings- en bevragingssystemen van de Koninklijke Marechaussee bleek dat [slachtoffer] gesignaleerd stond vanwege een terugkeerbesluit.
Op 28 juni 2023 heeft [slachtoffer] namelijk een afwijzing van zijn asielaanvraag gekregen en daarbij is ook de rechtmatigheid van zijn verblijf in Nederland ingetrokken en zijn vreemdelingendocument ongeldig verklaard.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een vriend van hem is. [slachtoffer] verbleef bij het COA en verdachte heeft hem leren kennen bij een winkelplein. Hij kent hem nu ongeveer twee jaar. Verdachte is met hem naar de IND, het COA en de gemeente Amsterdam gegaan, zodat [slachtoffer] een nieuwe identiteitskaart kon krijgen om vervolgens aan het werk te kunnen. Verdachte dacht dat [slachtoffer] nog in een procedure zat voor een asielaanvraag. Hij wist niet dat [slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef.
Verdachte had wel een brief gekregen van de politie dat de asielaanvraag van [slachtoffer] was afgewezen, maar dit stond niet duidelijk in de brief. Hierna heeft verdachte de gemeente Arnhem gebeld en een afspraak gemaakt voor 24 oktober 2024. [slachtoffer] woonde sinds vier maanden bij verdachte. Hij betaalt geen huur aan verdachte, omdat hij geen geld heeft. De voedings- en levensmiddelen van [slachtoffer] worden door verdachte betaald. [slachtoffer] helpt verdachte wel in huis met klusjes. Als verdachte had geweten dat [slachtoffer] illegaal was, dan had hij gezegd dat hij weg moest gaan.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 197a Wetboek van strafrecht – kort gezegd: mensensmokkel – is vereist dat verdachte, al dan niet uit winstbejag, behulpzaam is geweest een persoon toegang tot of doorreis door of verblijf te verschaffen in Nederland of een andere lidstaat van de EU, of dat verdachte daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat de toegang of doorreis of het verblijf wederrechtelijk is.
Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving van artikel 197a Sr dient, gelet op de
wetsgeschiedenis, te worden uitgelegd als ‘zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid’.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van het voorhanden hebbende dossier onvoldoende aanwijzingen zijn om te kunnen concluderen dat verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat [slachtoffer] wederrechtelijk in Nederland verbleef. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat de brief die de IND naar [slachtoffer] heeft verzonden, waarin zou staan dat zijn asielaanvraag is afgewezen, geen onderdeel uitmaakt van het dossier. Bovendien maakt een afwijzing van een aanvraag niet zonder meer dat verdachte op grond van die brief had moeten concluderen, dat het verblijf van [slachtoffer] wederrechtelijk was en dat hij aldus illegaal in Nederland verbleef gedurende de tijd dat hij bij verdachte logeerde.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2025.
mr J.L. Wesstra en mr. J.S.W. Lucassen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.