ECLI:NL:RBGEL:2025:5370

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24/530
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) behandeld. Eiser, werkzaam als uitzendkracht, heeft zich ziek gemeld vanwege gewrichtsklachten. Het UWV heeft op 12 september 2023 besloten dat zijn recht op ziekengeld per 11 september 2023 wordt beëindigd. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten om het recht op ziekengeld te beëindigen. Na beoordeling van de medische rapportages en de argumenten van eiser, komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Eiser wordt geschikt bevonden voor zijn eigen werk, ondanks zijn klachten, die niet objectief medisch zijn vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Eryilmaz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. O. Yazici).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van het recht van eiser op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) per 11 september 2023. Eiser is het niet eens met deze beëindiging. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV het recht van eiser op ziekengeld terecht heeft beëindigd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 12 september 2023 heeft het UWV besloten dat het recht van eiser op ziekengeld per 11 september 2023 (de datum in geding) wordt beëindigd. Met het bestreden besluit van 20 december 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het UWV. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is vanaf 21 april 2022 werkzaam als uitzendkracht bij [bedrijf] in de functie van medewerker groenvoorziening voor 40 uur per week. In deze functie verricht hij voornamelijk snoeiwerkzaamheden en verwijdert hij onkruid. Op 13 februari 2023 meldt hij zich ziek vanwege gewrichtsklachten. Omdat eiser werkzaam is als uitzendkracht, wordt vanwege zijn ziekmelding zijn dienstverband per 13 februari 2023 beëindigd. Aansluitend ontvangt hij van het UWV ziekengeld.
De besluitvorming
4. In het kader van zijn ziekmelding, wordt eiser gezien door een arts van het UWV op het spreekuur op 2 mei 2023. De bevindingen van de arts zijn neergelegd in de rapportage van 14 juli 2023. De arts concludeert dat er op dat moment geen antwoord kan worden gegeven op de vraag of eiser geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker groenvoorziening per 13 februari 2023. Daarom wordt informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser.
4.1.
Op 24 oktober 2023 wordt opnieuw een rapportage opgesteld door de arts van het UWV. [1] Bij de beoordeling is de ontvangen informatie van de huisarts van 7 augustus 2023 betrokken. Hieruit blijkt dat bij eiser sprake is van obesitas en deconditionering. Er zijn geen afwijkingen van de knieën gevonden die duiden op artrose. Eiser heeft een licht verstoorde glucosetolerantie waarbij leefstijladviezen zijn gegeven. De arts van het UWV concludeert dat de (toegenomen) klachten van eiser niet voldoende zijn te objectiveren. Aangezien de klachten van eiser al langere tijd bestaan, is het aannemelijk dat hij enige beperkingen ondervindt bij het verrichten van zijn arbeid. Deze klachten zijn echter niet te verklaren uit een geobjectiveerde medische oorzaak. Eiser ondervindt al jaren dezelfde klachten, maar heeft zijn werk desondanks kunnen verrichten. Hij heeft zich vaker ziekgemeld met deze klachten, maar is steeds weer begonnen in hetzelfde werk. Om deze reden worden de klachten en beperkingen die eiser ervaart minder zwaar meegewogen door de arts. Eiser wordt geschikt bevonden voor zijn arbeid per de datum in geding. Vervolgens is het UWV overgegaan tot de bestreden besluitvorming.
Het toetsingskader
5. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep (CRvB) wordt onder “zijn arbeid” de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid verstaan. [2]
Is het onderzoek van het UWV zorgvuldig geweest?
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig, dan wel onjuist tot stand is gekomen. Er is door het UWV onvoldoende rekening gehouden met zijn medische beperkingen. Hij voert daarbij aan dat de rapportages die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit, onjuist zijn.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig geweest. Daarbij is het volgende van belang. Uit de rapportage van de (primaire) arts van 14 juli 2023 volgt dat het dossier is bestudeerd en dat eiser is gezien op een spreekuur. Tijdens het spreekuur heeft de arts een uitgebreide anamnese afgenomen en is eiser lichamelijk onderzocht. Omdat de arts op dat moment niet kon aangeven of eiser geschikt was voor zijn eigen werk op de datum in geding, is informatie opgevraagd bij de huisarts. Uit de rapportage van de arts van 24 oktober 2023 blijkt dat deze informatie kenbaar bij de beoordeling is betrokken. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) blijkt dat in bezwaar ook dossierstudie is verricht. Ook is eiser door de verzekeringsarts b&b gezien op het spreekuur op 6 december 2023. In bezwaar is geen nieuwe (medische) informatie ingebracht. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts b&b aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapportages van de arts en de verzekeringsarts b&b geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Is eiser per de datum in geding geschikt voor zijn eigen werk?
7. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn medische beperkingen niet in staat is om te werken.
7.1.
De verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd waarom eiser per de datum in geding geschikt werd bevonden tot het verrichten van zijn eigen werk. Eiser is lichamelijk onderzocht, maar zijn klachten zijn niet te verklaren uit een geobjectiveerde medische oorzaak. De verzekeringsarts b&b heeft geen beperkingen kunnen constateren aan eisers armen, rug of benen. Een eerder, door de huisarts aangevraagd, bloedonderzoek laat ook geen bijzonderheden zien. De verzekeringsarts b&b heeft geen verklaringen kunnen vinden voor de door eiser ervaren fysieke klachten. Dat eiser klachten heeft, wordt door de verzekeringsarts b&b niet bestreden, maar deze kunnen niet gekoppeld worden aan een ziekte of gebrek. Omdat er geen duidelijk beeld is van de beperkingen van eiser, kan de verzekeringsarts b&b geen prognose geven. Eiser heeft daarnaast niet met (medische) stukken onderbouwd waarom zijn beperkingen zijn onderschat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voldoende gemotiveerd dat eiser per de datum in geding geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker groenvoorziening.
7.2.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank het volgende op. In de gronden van beroep heeft eiser heeft aangevoerd dat hij recent naar het ziekenhuis is verwezen voor onderzoek naar zijn medische klachten, en dat de uitslagen van het onderzoek naar de rechtbank gezonden zouden worden. De rechtbank heeft echter geen stukken meer ontvangen van eiser.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rapportage van de arts van 24 oktober 2023 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie bijvoorbeeld CRvB 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:908.