ECLI:NL:RBGEL:2025:5403

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24/495
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen in strijd met bestemmingsplan en onvoldoende gemotiveerde belangenafweging

Deze uitspraak betreft een omgevingsvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal voor het bouwen van twee vrijstaande eengezinswoningen met berging en twee seniorenwoningen. Eiser, eigenaar van een aangrenzend perceel, is het niet eens met deze vergunning en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 25 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college en de derde-partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet goed gemotiveerd is. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat de belangen van het woon- en leefklimaat niet zijn afgewogen. De rechtbank concludeert dat de verleende vergunning niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de gevolgen van de noordelijke ontsluiting voor het woon- en leefklimaat van eiser niet zijn onderkend. De rechtbank vernietigt de omgevingsvergunning en bepaalt dat het college opnieuw op de aanvraag moet beslissen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank.

De rechtbank wijst ook op de proceskosten die het college aan eiser moet vergoeden, en stelt deze op € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter A.L.M. Steinebach-de Wit, in aanwezigheid van griffier I.M. Stroink. Eiser heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van Moorsel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1]uit [plaats 1] (gemachtigde: [naam gemachtigde 3] ) en
[derde-partij 2]uit [plaats 2] (gemachtigde: [naam gemachtigde 4] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een omgevingsvergunning voor het bouwen van twee vrijstaande eengezinswoningen met berging en twee seniorenwoningen. Eiser is het niet eens met deze omgevingsvergunning. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de omgevingsvergunning niet goed gemotiveerd is. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 19 december 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee vrijstaande eengezinswoningen met berging en twee seniorenwoningen.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
2.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van de derde-partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Derde-partijen willen aan de [locatie 1] , [locatie 2] , [locatie 3] en [locatie 4] in [plaats 1] twee vrijstaande eengezinswoningen met berging en twee vrijstaande seniorenwoningen bouwen. Eiser is eigenaar van een perceel dat direct aan dit bouwplan grenst. Op dat perceel wil hij 12 sociale woningen realiseren. Door de in de verleende omgevingsvergunning gemaakte keuzes worden de mogelijkheden voor eiser belemmerd. Volgens eiser is het beter als er één integraal woningbouwplan komt, waarbij de ontsluiting van gemotoriseerd verkeer via de achterkant van zijn perceel over de watergang naar de [locatie 6] wordt gerealiseerd.
3.1.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied West Maas en Waal” met de bestemming “Wonen” en het bestemmingsplan “Archeologie West Maas en Waal” met de dubbelbestemming “Waarde Archeologie 4”.
3.2.
Het bouwplan past niet binnen de bestemming “Wonen” omdat op het perceel geen bouwvlak aanwezig is. Om het bouwplan toch mogelijk te maken is het college afgeweken van het bestemmingsplan. [1] De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit “bouwen” [2] , de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” [3] en de activiteit “maken of veranderen van een uitweg” [4] . De ruimtelijke onderbouwing die voor dit bouwplan is opgesteld maakt deel uit van de verleende omgevingsvergunning.
3.3.
De beroepsgronden van eiser zien op de bevoegdheid en op de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”. Tegen de activiteiten “bouwen” en “maken of veranderen van een uitweg” zijn geen gronden aangevoerd.
Bevoegdheid
Verklaring van geen bedenkingen
4. Eiser voert aan dat het college ten onrechte geen verklaring van bedenkingen (VVGB) heeft gevraagd aan de raad. In reactie op zijn zienswijze heeft het college aangegeven dat er een VVGB is voor een bepaalde categorie gevallen. Eiser kent deze verklaring niet en kan deze ook niet vinden op internet. Eiser kan daarom de juistheid van de stelling van het college dat het initiatief past binnen deze verklaring niet controleren.
4.1.
Naar aanleiding van het verweerschrift is duidelijk geworden dat de gemeenteraad in het besluit van 1 juli 2017 een lijst van categorie van gevallen als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) heeft vastgesteld waarvoor geen VVGB is vereist en dat dit besluit is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad. Niet ter discussie staat dat het voorliggende plan past binnen deze lijst van aangewezen gevallen. Ter zitting heeft eiser aangegeven hij de beroepsgrond niet langer handhaaft en daarom geen verdere bespreking van deze beroepsgrond meer nodig is.
Activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”
Wijze van beoordelen
5. Bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, heeft het college beleidsruimte en moet het de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Noordelijke ontsluiting van de uitweg
6. Eiser voert aan dat het bouwplan in strijd is met gemeentelijke uitgangspunten vanwege de situering van de uitweg. Het gaat niet om de uitweg zelf, maar alleen om de situering. Deze ontsluiting is niet in overeenstemming met het “Dorpspaspoort [plaats 1] ” (dorpspaspoort) en de daarin voor dit gebied vastgestelde spelregels. Voor dit gebied en het perceel van eiser geldt een specifieke herontwikkelingsopgave. Op het kaartje dat daarbij hoort, staan de ontsluitingswegen aan de zuidzijde van het perceel. Dit staat ook zo in de spelregels. Volgens eiser worden deze spelregels door het college ten onrechte weggezet als “niet harde regels”. In het dorpskwaliteitsplan wordt echter duidelijk omschreven dat dit plan en het dorpspaspoort niet vrijblijvend zijn en meer dan alleen een inspiratieboek. Vanwege deze spelregels had de conclusie van het stedenbouwkundig advies dus moeten zijn dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Ook betwist eiser dat een zuidelijke ontsluiting technisch niet uitvoerbaar is. Hij heeft namelijk zelf een principeverzoek ingediend voor de herontwikkeling van zijn eigen perceel, waarbij ook sprake is van een zuidelijke ontsluiting en die loopt over exact dezelfde watergang. Over dat principeverzoek zijn zowel het college als het waterschap positief. Ook de stedenbouwkundige heeft positief over dat plan geadviseerd. Eiser begrijpt dan ook niet dat het college in de nu voorliggende zaak vasthoudt aan de stelling dat dit technisch niet uitvoerbaar zou zijn. Tijdens de zitting heeft eiser verder aangegeven dat in de omgevingsvergunning geen rekening is gehouden met de impact van de uitweg op zijn woning. Hij wil niet dat er meer verkeer langs zijn woning komt, omdat dat zijn woon- en leefklimaat aantast.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het dorpspaspoort geen “harde beleidsregel” is waar een plan aan moet voldoen. Het gaat om een inspiratiebron voor initiatiefnemers van een plan. Het college heeft vervolgens beleidsruimte bij de beoordeling van een plan en het stedenbouwkundig advies is leidend. In dit geval is er een positief stedenbouwkundig advies afgegeven. Een onderdeel van de toetsing is verder of een plan technisch uitvoerbaar is. In dit geval is het plan niet technisch uitvoerbaar met een zuidelijke ontsluiting. Het gaat dan met name om de technische onuitvoerbaarheid op het gebied van onderhoud en beheer van de watergang en de waterberging. Daarom is er voor gekozen de ontsluiting via de [locatie 5] te laten lopen. Volgens het college is hierbij in overeenstemming met de bedoeling van het dorpspaspoort gehandeld. Tijdens de zitting is aangegeven dat het college geen aanleiding heeft gezien onderzoek te doen naar de verkeersbewegingen en de impact daarvan op het woon-en leefklimaat van eiser.
6.2.
De gemeente West Maas en Waal heeft een dorpskwaliteitsplan vastgesteld. Hierin staat wat de identiteit van de dorpen bepaalt. Per kern is een dorpspaspoort opgesteld. In het dorpspaspoort [plaats 1] staat op bladzijde 36:
“Spelregels [naam]:
- Stem toekomstige ontwikkelingen af op de nieuwbouwwijk ten zuiden van het gebied.
- Bouw woningen met dorpse maat en schaal van maximaal twee lagen hoog met kap.
- Laat de ontsluiting van de nieuwbouwwijk ten zuiden van het perceel lopen.
- Houd de rand aan de westzijde vrij als groene overgangszone naar het agrarisch gebied.”
6.3.
In de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning staat op pagina 22:
“(…) Het dorpspaspoort schrijft voor dat de te ontwikkelen woningen worden ontsloten via de zuidzijde van het gebied, via de [locatie 6] . De nieuw te realiseren woningen worden niet op deze wijze ontsloten. Hoewel de wegenstructuur van de wijk ten zuiden van het plangebied hierop is ingericht, is een ontsluiting via de zuidzijde onwenselijk omdat dit de mogelijkheden voor landschappelijke inpassing beperkt. Daarbij is dit niet mogelijk in verband met verbreding van de watergang. De spelregels van het dorpspaspoort vormen geen harde regels en er kan derhalve van worden afgeweken. Ontsluiting van het plangebied middels de [locatie 5] past beter bij de beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van het geheel. Gesteld wordt dat deze afwijking van het dorpspaspoort acceptabel is.
Voorliggend plan sluit in grote lijnen aan op het dorpspaspoort [plaats 1] . Het plan voldoet daarmee aan de beoogde invulling van een open plek waarmee de ontwikkeling aansluit op de bestaande ruimtelijke structuren. Het plan doet daarmee geen afbreuk aan het beleid en vormt hier geen belemmering voor.”
6.4
De rechtbank overweegt als volgt. Bovengenoemd dorpskwaliteitsplan en dorpspaspoorten bevatten uitgangspunten over hoe het college omgaat met bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen. In het dorpspaspoort staat een zuidelijke ontsluiting genoemd. In afwijking van deze uitgangspunten komt er een ontsluiting aan de noordkant van het perceel. De rechtbank stelt vast dat ontsluiting via de noordkant van het perceel met zich brengt dat langs de woning van eiser, op slechts 2 meter afstand, een ontsluitingsweg wordt gerealiseerd. De gevolgen van deze ontsluitingsweg voor eiser zijn in de omgevingsvergunning en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing niet onderkend. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt geen afweging van belangen met betrekking tot de naastgelegen percelen. Er is ook geen onderzoek naar de verkeersbewegingen gedaan. Het college heeft dan ook in de omgevingsvergunning niet goed gemotiveerd waarom hij in dit geval afwijkt van het bestemmingsplan en waarom deze afwijking in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Ook in het verweerschrift noch tijdens de zitting is het college ingegaan op de gevolgen van de noordelijke ontsluiting voor het woon-en leefklimaat voor eiser. Dat een ontsluiting aan de zuidzijde technisch niet mogelijk zou zijn, is evenmin deugdelijk gemotiveerd. De enkele stelling dat het ontsluiting aan de zuidzijde onwenselijk is omdat dit de mogelijkheden voor landschappelijke inpassing beperkt, wat hiermee ook bedoeld wordt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De beroepsgrond slaagt.
6.6
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser ter plaatse zelf ook een woningbouwplan aan het ontwikkelen is, waarbij de ontsluiting, in overeenstemming met het gemeentelijk beleid, via de zuidzijde plaatsvindt. De plannen zijn reeds ambtelijk positief beoordeeld. De rechtbank geeft eiser en vergunninghouder in overweging deze plannen in samenhang met elkaar te af te stemmen zodat het college een afgewogen beslissing kan nemen over het gehele gebied waar nieuwbouw zal plaatsvinden.
Overige beroepsgronden
7. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de omgevingsvergunning. Dat betekent dat het college opnieuw op de aanvraag moet beslissen. Daarbij moet het college rekening houden met hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen. Het herstel van dit gebrek vergt een eigen afweging van het college. De rechtbank ziet daarom in dit geval geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen en kan ook niet zelf in de zaak voorzien.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten voor de door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 1). Er is geen sprake van andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de omgevingsvergunning van 19 december 2023;
  • bepaalt dat het college opnieuw op de aanvraag moet beslissen;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,-;
  • draagt het college op het griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3⁰, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
4.Artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo.