ECLI:NL:RBGEL:2025:5460

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
05/235096-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in een conflict tussen twee bewoners

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, maar dat er wel sprake was van poging tot doodslag. De verdachte had op 21 juli 2024, na een conflict met het slachtoffer, met een stanleymes snijdende en stekende bewegingen gemaakt richting het bovenlichaam van het slachtoffer, wat leidde tot snijwonden. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege psychische stoornissen en legde een gevangenisstraf op van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 4 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht tot behandeling in een kliniek en moest hij schadevergoeding van ruim 7.500 euro aan het slachtoffer betalen. De rechtbank benadrukte de noodzaak van langdurige controle en toezicht op de verdachte, gezien het recidiverisico en de complexiteit van zijn stoornissen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/235096-24
Datum uitspraak : 10 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [afdeling] ( [afdeling] ) van de P.I. in [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. N.A. de Kock, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven,
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- op/tegen de deur van die woning heeft gebonkt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal met een stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of het sleutelbeen/borstbeen en/of de (boven)arm heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, aan [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steek- en/of snijwonden in de borst en/of het sleutelbeen/borstbeen en/of de (boven)arm, heeft toegebracht door
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of
- op/tegen de deur van die woning te bonken/trappen en/of
- die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal met een stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- op/tegen de deur van die woning heeft gebonkt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal met een stanleymes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of het sleutelbeen/borstbeen en/of de (boven)arm heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] met voorbedachte raad om het leven te brengen. Hij heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten poging tot doodslag, heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van voorbedachte raad en dat verdachte om die reden vrijgesproken dient te worden van het primair tenlastegelegde. Zij heeft gesteld dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van willens en wetens handelen gericht op de dood van [slachtoffer] . Daarnaast zijn er, gelet op de letselrapportage waarin enkel snijwonden zijn beschreven, de in dat rapport beschreven kans op overlijden en de plaats waar is gesneden, onvoldoende aanwijzingen dat door het handelen van [slachtoffer] een aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. Tot slot heeft zij betoogd dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het meer subsidiair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wat betreft de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] ( [slachtoffer] ), wonende in een locatie van [instelling] aan de [adres] , [kamer 1] , te [plaats] , heeft verklaard dat zij op 21 juli 2024 met haar kleding naar het washok op de tweede verdieping liep. Daar aangekomen zag zij [verdachte] (nader te noemen: verdachte). Er ontstond een discussie tussen [slachtoffer] en verdachte over het draaien van een was. Uiteindelijk liep [slachtoffer] naar haar kamer op de eerste verdieping en sloot de deur van die kamer. Verdachte woont op dezelfde verdieping. [2]
[slachtoffer] en verdachte stuurden vervolgens via de telefoon diverse berichten naar elkaar. Na dat gesprek hoorde [slachtoffer] hard gebonk op haar deur. [slachtoffer] liep de hal in die zich voor haar kamer bevindt en riep dat verdachte weg moest gaan. [slachtoffer] hoorde dat het [de rechtbank begrijpt: het bonken] doorging. Zij opende op een gegeven moment de deur en daarop ging verdachte neus aan neus met haar staan. Verdachte probeerde de kamer in te lopen en [slachtoffer] duwde hem met beide armen tegen zijn borst, om hem op afstand te houden. Verdachte duwde [slachtoffer] ook en op een gegeven moment kreeg [slachtoffer] hem in de hal. Daarop wilde ze terug naar haar kamer lopen. Op dat moment pakte verdachte een inklapbaar stanleymes van de Action uit zijn broekzak. Dit mes had een zwart handvat en het snijgedeelte was zilvergekleurd. Verdachte klapte het mes open, maakte met het mes zwaaiende bewegingen richting [slachtoffer] en liep op haar in. Verdachte maakte grote schuine en rechte bewegingen van boven naar beneden en bewoog naar [slachtoffer] toe. Ook maakte hij stekende bewegingen richting [slachtoffer] en zij voelde dat ze geraakt werd. Dat voelde ze bij de binnenkant van haar linker elleboog, haar linkerborst en haar linker sleutelbeen. Ze vluchtte haar kamer in en wilde verdachte buitensluiten, maar dit lukte niet. [slachtoffer] kon zich – zo begrijpt de rechtbank – niet meer herinneren wat hierna gebeurde. Toen ze weer helder was lag ze op de grond in de hal en was verdachte weg. Toen kort daarna de ambulance en politie kwamen, zag [slachtoffer] dat er op de voordeur van haar kamer zwarte strepen zaten. [3]
Een forensisch arts heeft het letsel van [slachtoffer] als volgt beschreven en geïnterpreteerd.
  • Letsel A: op de buitenzijde van de linkerborst was een diagonaal verlopende matig scherpbegrensde streepvormige roze verheven huidverkleuring aanwezig van circa 4,0 x 0,5 centimeter. Dit letsel werd geduid als een snijverwonding.
  • Letsel B: op de overgang van het linker sleutelbeen naar het borstbeen was een verticale matig scherpbegrensde streepvormige roze licht verheven huidverkleuring aanwezig van circa 1,2 centimeter lang. De verkleuring was aan de bovenzijde circa 0,6 centimeter en aan de onderzijde circa 0,2 centimeter breed. In de medische gegevens wordt dit letsel beschreven als een oppervlakkig snijletsel. Op basis van die medische gegevens werd dit letsel geduid als een huiddoorklieving. Een huiddoorklieving kan zowel snijdend als stekend ontstaan door scherprandige of puntige voorwerpen. Bij een snijwond is de lengte groter dan de wonddiepte en zijn de wondranden scherp zonder kneuzing of schaving. De diepte van deze huiddoorklieving was onbekend.
  • Letsel C: op de buigzijde van de linker bovenarm, diagonaal verlopend naar de strekzijde van de bovenarm, was een matig scherpbegrensde, in een boog verlopende, roze verheven huidverkleuring aanwezig van circa 14 x 0,5 centimeter met aan weerszijden meerdere onscherp begrensde ronde roze huidverkleuring van circa 0,2 centimeter doorsnede op een interval van circa 1 centimeter. Dit letsel werd geduid als een snijverwonding.
De forensisch arts heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de beschreven letsels bestaan uit snijverwondingen. [5]
Bij forensisch onderzoek in het pand aan de [adres] trof de politie in kamer nummer [kamer 2] , de kamer van verdachte, in een prullenbak een zwart inklapbaar stanleymes van het merk Werckmann. Het lemmet van dit mes was vochtig en er zaten enkele bloedsporen – daarmee bedoelde verbalisant sporen waarvan de uitgevoerde indicatieve test een indicatie gaf voor de aanwezigheid van bloed – op. Het heft en lemmet van het mes werden bemonsterd ten behoeve van een DNA-onderzoek. [6]
Uit vergelijkend DNA-onderzoek van de monsters die werden genomen van het mes bleek het volgende. In het monster van het heft van het stanleymes werd een enkelvoudig DNA-profiel van een man gevonden. Onderzoek heeft uitgewezen dat het gaat om een enkelvoudig DNA-profiel dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. In het monster van het lemmet van het stanleymes werd een DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren gevonden. Onderzoek heeft uitgewezen dat het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. De donor gekoppeld aan het DNA-hoofdprofiel heeft een duidelijk grotere hoeveelheid DNA bijgedragen aan het DNA-mengprofiel ten opzichte van overige donoren. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij in het washok ruzie kreeg met [slachtoffer] en dat hij uiteindelijk naar zijn kamer ging, waarna verdachte en [slachtoffer] via de telefoon berichten naar elkaar stuurden en de ruzie daar verder ging. Kort nadat het laatste bericht was verstuurd wilde verdachte naar buiten lopen om tot rust te komen. Daarvoor moest hij langs de kamer van [slachtoffer] , die zich net als de kamer van verdachte op de eerste verdieping bevindt. In de prullenbak van zijn kamer lag op dat moment zijn stanleymes van de Action, van het merk Werckmann. Hij liep zijn kamer uit en herinnerde zich nog dat hij heel boos was en de controle verloor, naar de deur van de kamer van [slachtoffer] liep en daar meerdere keren tegen de deur trapte. [8]
De tenlastegelegde geweldshandelingen
De rechtbank acht op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte met een mes naar de woning van [slachtoffer] is gegaan, tegen haar deur heeft getrapt en die [slachtoffer] vervolgens met een stanleymes in haar borst, sleutelbeen/borstbeen en bovenarm heeft gesneden. De verklaring van [slachtoffer] hieromtrent vindt immers steun in de letselrapportage en het gegeven dat in de kamer van verdachte het door [slachtoffer] en verdachte omschreven mes werd aangetroffen, terwijl op het heft van dat mes een enkelvoudig DNA-profiel werd aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte en op het lemmet een DNA-hoofdprofiel werd aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . Verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat hij naar de woning van die [slachtoffer] ging, de controle verloor en tegen haar deur trapte. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank dan ook uit van de verklaring van [slachtoffer] en heeft zij geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
Omdat de forensisch arts heeft geconcludeerd dat de letsels bij [slachtoffer] snijletsels zijn, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk heeft
gestokenin de borst, het sleutelbeen/borstbeen en/of de bovenarm. Zij zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Zoals hierboven overwogen gaat de rechtbank wel uit van de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte een mes pakte, dit mes uitklapte, met het mes grote zwaaiende bewegingen richting [slachtoffer] maakte terwijl hij op haar inliep én ook
stekendebewegingen richting [slachtoffer] maakte.
Partiële vrijspraak poging tot moord
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] te vermoorden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier in dit verband de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 21 juli in 2024 rond 11:25 uur naar het washok ging, waar zij een conflict met verdachte kreeg. Vervolgens ging verdachte naar zijn kamer, waarna verdachte en [slachtoffer] via de telefoon berichten uitwisselden en daar verder ruzieden. Om 11:35 uur stuurde verdachte een bericht naar een begeleider van het [instelling] waarin hij een melding deed over [slachtoffer] . Op de videobeelden, die om 11:39 uur zijn opgenomen door getuige [getuige] , was te zien dat [slachtoffer] gewond op de grond zat. Verdachte heeft verklaard dat hij, op het moment dat hij naar de deur van de kamer van [slachtoffer] liep en tegen haar deur schopte, geen mes bij zich had. Hij was heel boos, verloor de controle en raakte naar eigen zeggen in een dissociatieve toestand.
De rechtbank leidt hieruit af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een hele korte tijdspanne (maximaal 4 minuten), terwijl het handelen van de verdachte bovendien door gevoelens van heftige emotie werd beheerst. Niet duidelijk is wanneer verdachte het besluit om de bovenvermelde geweldshandelingen te verrichtten heeft genomen, omdat hij heeft verklaard dat hij zich van dat moment niets kan herinneren. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een plan had beraamd om het slachtoffer van het leven te beroven of dat verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. Hiermee kan niet worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van poging tot moord.
Poging tot doodslag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. De vervolgvraag is of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Bij de beoordeling of van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake is, zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
In dit kader is het volgende van belang. Nadat verdachte en [slachtoffer] elkaar over en weer duwden in de hal, pakte verdachte een stanleymes en klapte dat uit. Hiermee maakte hij grote zwaaiende bewegingen richting het bovenlichaam van [slachtoffer] terwijl hij op haar inliep én maakte hij ook stekende bewegingen richting die [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij met het mes geraakt op de linker bovenarm, linkerborst en op de overgang van het linker sleutelbeen naar het borstbeen. Uit de aard van het letsel leidt de rechtbank af dat verdachte de bewegingen met kracht heeft gemaakt, aangezien de snijverwonding op de linkerarm aanzienlijk is qua omvang.
Door in deze omstandigheden – tijdens een worsteling met [slachtoffer] en dus in een ongecontroleerde situatie – met een mes en met kracht snijdende en stekende bewegingen te maken richting het bovenlichaam, bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans dat vitale lichaamsdelen van [slachtoffer] werden geraakt en zij daardoor kwam te overlijden. Immers, verdachte had [slachtoffer] tijdens die ongecontroleerde situatie toen hij stekende bewegingen naar haar bovenlichaam maakte kunnen raken met het stanleymes, waarbij het stanleymes had kunnen doorschieten en vitale lichaamsdelen had kunnen raken. De omstandigheid dat met het huidige letsel de kans op overlijden laag is, doet hier niet aan af. Het betreft immers een kans, die in dit geval niet is verwezenlijkt maar wel aanmerkelijk was.
Het handelen van verdachte was zozeer gericht op het willen raken van [slachtoffer] op het bovenlichaam met een stanleymes waarbij vitale lichaamsdelen hadden kunnen worden geraakt, dat het gelet op de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan dan dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard. Dit betekent dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
De rechtbank acht op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 juli 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ( [slachtoffer] )
opzettelijk en met voorbedachten rade, althansopzettelijk
,van het leven te beroven,
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en
/of- op/tegen de deur van die woning heeft gebonkt/getrapt en
/of- die [slachtoffer]
meermaals, althans eenmaalmet een stanleymes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,in de borst en
/ofhet sleutelbeen/borstbeen en
/ofde (boven)arm heeft
gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, de tbs maatregel met voorwaarden en de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De officier van justitie heeft gevorderd dat naast het door de reclassering geadviseerde contactverbod met het slachtoffer, ook als voorwaarde wordt gesteld een locatieverbod voor de straat waar zij woont.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op het advies van de psycholoog en de psychiater om het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat de noodzaak tot oplegging van de tbs maatregel niet bestaat. Zij heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd die verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft gesteld dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die de reclassering in het reclasseringsadvies heeft geadviseerd, behoudens de time-out. Zij heeft bepleit dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht daarop niet bevolen dient te worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer met een stanleymes aan te vallen. Daarbij heeft hij snijverwondingen in de borst, bij het borstbeen/sleutelbeen en op de bovenarm van het slachtoffer veroorzaakt. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de toelichting bij de schadevergoedingsvordering blijkt dat zij door het handelen van verdachte niet alleen forse ontsierende littekens heeft opgelopen, maar ook dat een posttraumatische stressstoornis is gediagnostiseerd waarvoor zij een behandeling moet ondergaan. Zij heeft nog altijd last van gevoelens van angst en ervaart dit als een enorme beperking in haar leven en haar gevoel van vrijheid.
De persoon van verdachte
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van een autismespectrumstoornis, een aandachtdeficiëntie/hyperactiviteitstoornis (gecombineerd beeld), een persisterende depressieve stoornis en een andere gespecificeerde angststoornis. De psychiater concludeert in zijn rapport dat bij verdachte sprake is van ontwikkelingsstoornissen, te weten een autismespectrumstoornis en een aandachtdeficiëntiestoornis. Daarnaast volgt uit het rapport van de psychiater dat bij verdachte sprake is van en een persoonlijkheidsscheefgroei richting cluster B (antisociale en narcistische trekken). Deze deskundigen concluderen beiden dat van genoemde stoornissen sprake was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
Uit het rapport van de deskundigen volgt daarnaast dat de stoornissen verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. De psycholoog heeft beschreven dat verdachte vanuit de ontwikkelingsstoornissen gevoelig is voor overprikkeling, wat werd versterkt door de angststoornis. In de weken voor het tenlastegelegde werd de prikkelbaarheid nog verder verhoogd door verschillende stressoren, terwijl hij de dag voor het tenlastegelegde zijn medicatie niet meer nam omdat deze op was. Door deze toename van stressoren raakte verdachte volgens de psycholoog waarschijnlijk terecht in een dissociatieve toestand waarin hij geen controle meer had over zijn denken, voelen en handelen, van waaruit de boosheid naar boven kwam en van waaruit hij vervolgens het slachtoffer stak met een mes.
Omdat verdachte een signaleringsplan had met signalen waarbij hij hulp van anderen zou moeten inschakelen en zich zou moeten terugtrekken, zou verdachte kunnen worden verweten dat hij niet meer om hulp vroeg bij de begeleiding en zich niet meer terugtrok dan hij deed. De psycholoog meent dat verdachte sterker had kunnen proberen te voorkomen dat hij terechtkwam in een dissociatieve toestand. De psycholoog heeft gelet op het vorenstaande geadviseerd om het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate toe te rekenen. Het is volgens de psycholoog tevens mogelijk het tenlastegelegde niet toe te rekenen vanuit de (waarschijnlijk) dissociatieve toestand van verdachte tijdens het tenlastegelegde.
De psychiater heeft beschreven dat verdachte geen informatie kon geven over zijn denken, voelen en handelen tijdens de dissociatieve toestand en daarom niet goed is te bepalen of hij nog enige controle hierover had. Wel duidelijk is dat verdachte vanuit zijn complexe problematiek slechts beperkt controle had over zijn denken, voelen en handelen. Uit het rapport van de psychiater volgt dat verdachte de situatie niet meer lijkt te kunnen hebben overzien, en niet te hebben geweten hoe hij op een normale wijze het gesprek aan kon gaan waardoor de spanning is opgelopen. Verdachte heeft aangegeven door een dissociatieve toestand zich niet te kunnen herinneren wat er in de hem ten laste gelegde situatie precies gebeurde. Omdat verdachte, weliswaar fragmentarisch, de hele situatie weet te reconstrueren is de psychiater van mening dat er daarom in het tenlastegelegde geen sprake van dissociatie was maar van overprikkeling bij verdachte. Verdachte heeft gemeld voorafgaande aan het tenlastegelegde extra gevoelig te zijn geweest doordat de apotheek te laat zou zijn met het afleveren van de antipsychotische medicatie Aripiprazol, wat bekend staat met een dempende werking tegen prikkels. Vanuit zijn psychopathologie heeft verdachte volgens de psychiater vanuit zijn boosheid en irritatie, impulsief gehandeld in plaats van na te denken over de mogelijke gevolgen van zijn gedrag. De psychiater merkt op dat het opvallend is dat hij bewust koos om het conflict aan te gaan in plaats van zich uit de situatie terug te trekken. Aan de ene kant mag verondersteld worden dat verdachtes complexe psychopathologie hem parten heeft gespeeld in die zin dat hij explosief en impulsief reageerde, maar in de basis heeft hij zeer rationeel de keuze gemaakt om met het stanleymes voor de deur van het slachtoffer te staan, hetzelfde mes na het tenlastegelegde weer in de prullenbak te gooien en te zorgen dat hij niet in contact met het slachtoffer na het tenlastegelegde kwam om het contact met bloed te vermijden. De psychiater adviseert de rechtbank gelet op het vorenstaande om verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate – en dus niet in het geheel – niet toe te rekenen.
De psycholoog schat het recidiverisico voor gewelddadig gedrag in als matig-hoog, indien hij niet adequaat wordt behandeld en begeleid bij zijn psychopathologie. Bij verdachte is namelijk sprake van veel historische risicofactoren voor gewelddadige recidive alsmede meerdere klinische risicofactoren en meerdere toekomstige risicofactoren. De psychiater schat de kans op recidive in als hoog bij gelijkblijvende psychopathologie en omstandigheden.
De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte, in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, te laten opnemen in een instelling voor (forensische) geestelijke gezondheidszorg teneinde hem te behandelen. De psychiater concludeert dat, gezien het beperkte inzicht van betrokkene, zijn externaliserende gedrag en gezien zijn moeite met het omgaan met autoriteiten het noodzakelijk is om behandeling in een FPA aan te bieden in een stevig juridisch kader, waarbij te denken valt aan een tbs-maatregel. De psychiater heeft een lichte voorkeur voor tbs met voorwaarden boven tbs met dwangverpleging als het meest passend juridisch kader waarin toekomstige behandeling en begeleiding plaats kan vinden.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de stoornissen die bij verdachte zijn gediagnosticeerd en stelt vast dat ten tijde van het plegen van het feit bij verdachte sprake is geweest van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die invloed heeft gehad op het denken en handelen van verdachte ten tijde van de poging tot doodslag. De rechtbank volgt het advies van de deskundigen om verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Zij ziet gelet op de overweging van de psychiater over de rationele keuzes die verdachte heeft gemaakt, geen aanleiding om het feit in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank onderschrijft tevens de conclusie van de deskundigen dat behandeling van verdachte noodzakelijk is vanwege de complexiteit van de stoornissen en het recidiverisico. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of die behandeling plaats dient te vinden in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf of in het kader van een tbs maatregel.
De rechtbank zal hierin het advies van de psycholoog volgen. Uit dat advies volgt immers uitdrukkelijk dat een voorwaardelijk strafdeel – met ingrijpende voorwaarden, waaronder opname in een forensische kliniek – als voldoende kader wordt gezien. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval gekozen dient te worden voor de minst ingrijpende modaliteit waarin behandeling kan plaatsvinden. Ook in dit kader zal verdachte langdurig (klinisch) worden behandeld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de reclassering het risico dat verdachte zich aan voorwaarden zal onttrekken inschat als laag. Daarnaast heeft verdachte vanaf het begin af aan – ook al voordat hij het feit pleegde – kenbaar gemaakt dat hij graag behandeld wil worden .De rechtbank zal de voorwaarden overnemen die de reclassering heeft geadviseerd in het kader van eventuele oplegging van tbs met voorwaarden, behoudens de voorwaarde van een zogenoemde time-out. Zij ziet aanleiding om, naast het contactverbod met het slachtoffer, ook een locatieverbod op te nemen voor de omgeving van de straat waar het slachtoffer woont.
Langere duur proeftijd en dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit de rapportage van de deskundigen volgt namelijk dat er een (matig-)hoog risico is op gewelddadig gedrag wanneer hij niet wordt behandeld, terwijl uit de justitiële documentatie van verdachte bovendien volgt dat hij in 2021 een strafbeschikking heeft gekregen voor mishandeling en in 2018 is veroordeeld wegens mishandeling. De verwachting is dat vanwege de aard en complexiteit van de stoornissen een behandeling van lange duur nodig zal zijn. Daarom bepaalt de rechtbank dat de proeftijd 4 jaar zal duren én zal de rechtbank, omdat het voor het beperken van het recidiverisico van belang is dat verdachte na afloop van zijn detentie behandeld wordt, bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet gelet op de ernst van het feit geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de straffen die in enigszins vergelijkbare zaken worden opgelegd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, zal hierop in mindering komen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op de omstandigheden die hiervoor al zijn genoemd, namelijk dat de gedragsdeskundigen het recidiverisico (matig-)hoog achten en de verwachting is dat vanwege de aard en complexiteit van de stoornissen een behandeling van lange duur nodig zal zijn, zal de rechtbank ook het advies van de reclassering overnemen om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de mogelijkheid tot langdurige controle en toezicht op verdachte noodzakelijk, als het voorwaardelijk strafdeel met bijbehorende proeftijd niet voldoende blijkt voor een adequate behandeling van verdachte.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan, nu de rechtbank een gevangenisstraf op zal leggen voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder dient de oplegging van deze maatregel het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel algemene veiligheid van personen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De rechtbank zal hieronder en in het dictum de benadeelde partij met de naam aanduiden waarmee zij blijkens het procesdossier in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.377,79 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij – behoudens de toekomstige medische schade – kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van de toekomstige medische schade moet worden verklaard, omdat er nog geen schade is. De officier van justitie vordert verder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de gestelde schade aan het horloge en de telefoon dient te worden afgewezen, omdat de oorzaak van deze schade niet duidelijk is. De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de toekomstige medische kosten moet worden afgewezen. Zij heeft gesteld dat als deze kosten in de toekomst worden gemaakt en niet door de zorgverzekeraar worden vergoed, de vordering van deze kosten kan worden ingediend bij de burgerlijke rechter.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Schade horloge
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 119,90 gevorderd in verband met schade die aan haar horloge is ontstaan doordat het met bloed is besmeurd. De vordering is op dit punt onderbouwd met een foto van een horloge en een schermafbeelding van een soortgelijk horloge dat wordt aangeboden voor € 119,90. Deze schadepost is gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat er causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde feit en de schade aan het horloge. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten telefoon
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 169,90 gevorderd in verband met schade die aan haar mobiele telefoon is ontstaan. De vordering is op dit punt onderbouwd met een offerte van de geschatte reparatiekosten. Ook deze schadepost is gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat er causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde feit en de schade aan de telefoon. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten kleding
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 75,- gevorderd in verband met schade die aan haar kleding is ontstaan door bloedvlekken en scheuren, die zijn veroorzaakt met het mes van verdachte. De vordering is op dit punt onderbouwd met een foto van de beschadigde kleding. De vordering van deze schade is niet betwist en komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of onredelijk voor. Vaststaat dat schade aan de kleding is ontstaan en dat verdachte deze schade heeft veroorzaakt De rechtbank schat de door de benadeelde partij geleden schade op een bedrag van € 75,-. Verdachte is vanaf 21 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Kosten USB-stick
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 12,99 gevorderd in verband met een door haar aangeschafte USB-stick, waarmee zij in verband met het onderzoek stukken heeft overhandigd aan de politie alsmede haar raadsvrouw. De vordering is op dit punt onderbouwd met een bon van de USB-stick. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt. Zij is echter van oordeel dat deze schade niet toewijsbaar is als materiële schade, maar dat het proceskosten betreffen. Daarom zal de rechtbank de proceskosten tot op vandaag op € 12,99 begroten.
Toekomstige schade
De benadeelde partij heeft € 5.000,- gevorderd in verband met nog door haar te maken medische kosten. De vordering is op dit punt onderbouwd met een brochure waaruit volgt dat laser- en microneedling als behandelvormen voor littekentherapie worden ingezet, alsmede een aanvraagformulier voor – zo begrijpt de rechtbank – de litteken reductie behandelpleisters. Ook deze schadepost is gemotiveerd betwist.
Begroting van nog niet ingetreden schade mag de rechter ingevolge artikel 6:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek uitstellen of bij voorbaat doen, na afweging van goede en kwade kansen. De rechtbank overweegt dat zij op basis van de huidige stand van zaken niet in staat is de schade bij voorbaat te begroten. Dit vereist nadere toelichting en onderbouwing. De behandeling van de vordering is in zoverre onevenredig belastend voor het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering indienen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Een recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Aan de gevraagde vergoeding van immateriële schade is onder meer ten grondslag gelegd dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Degene die zich beroept op een aantasting in de persoon op andere wijze, zoals benadeelde, zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Uit het bij de vordering gevoegde behandelvoorstel van een GZ-psycholoog van BeterGGZ volgt dat bij [slachtoffer] sprake is van een posttraumatische stress-stoornis, als gevolg van het tenlastegelegde. Op basis hiervan en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en het letsel, en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank een schadebedrag van € 7.500,- toewijzen. Verdachte is vanaf 21 juli 2024 wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd.
Voor het overige wordt benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Totaalbedrag
Het voorgaande maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 7.575,- uitkomt en de proceskosten tot op vandaag op € 12,99 worden begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Verdachte is vanaf 21 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan schadevergoeding – dus niet over de proceskosten – verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als de toegewezen bedragen niet worden betaald, kunnen 72 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het zwarte mes van het werk Werckmann (goednummer PL0600-2024338432-3257251 en spoor identificatienummer [identificatienummer 1] ), met behulp waarvan het feit is begaan verbeurd verklaren.
De rechtbank zal de teruggave van het zwarte afbreekmes (goednummer PL0600-2024338432-3257248 en spoor identificatienummer [identificatienummer 2] ), het gele afbreekmes (goednummer PL0600-2024338432-3257247 en spoor identificatienummer [identificatienummer 3] ), de schoenen (goednummer PL060O-2024338432-3257685 en spoor identificatienummer [identificatienummer 4] ) en het T-shirt (goednummer PL0600-2024338432-3257687 en spoor identificatienummer [identificatienummer 5] ) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38z, 45, en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur 22 (tweeëntwintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 4 (vier) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder meer in:
1. verdachte zal zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
3. verdachte zal de reclassering helpen aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
4. verdachte zal de reclassering inzicht geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners als de reclassering dat nodig vindt;
5. verdachte zal zich niet op een ander adres vestigen zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte gedurende de proeftijd niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat;
  • verdachte zich laat opnemen binnen FPA De Boog in Warnsveld of een soortgelijke zorginstelling (FPK of FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich laat behandelen door een (forensische) ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte, indien de reclassering dit nodig acht, in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gedurende de proeftijd, of zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met: slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1988;
  • zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen een straal van 500 (vijfhonderd) meter van de [adres] in [plaats] .
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bovenvermelde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 verklaart verbeurd het zwarte mes van het merk Werckmann (goednummer PL0600-2024338432-3257251 en spoor identificatienummer [identificatienummer 1] );
 gelast de teruggave van het zwarte afbreekmes (goednummer PL0600-2024338432-3257248 en spoor identificatienummer [identificatienummer 2] ), het gele afbreekmes (goednummer PL0600-2024338432-3257247 en spoor identificatienummer [identificatienummer 3] ), de schoenen (goednummer PL060O-2024338432-3257685 en spoor identificatienummer [identificatienummer 4] ) en het T-shirt (goednummer PL0600-2024338432-3257687 en spoor identificatienummer [identificatienummer 5] ) aan verdachte;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 75,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, beiden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 12,99;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € op € 7.575, bestaande uit € 75,- aan materiële schade en € 7.500,- immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 72 (tweeënzeventig) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Schoo (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024338432 en onderzoeksnummer ON4R024085, gesloten op 26 september 2024, de Forensisch medische letselrapportage van het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau FMO van 30 december 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 60-61 en proces-verbaal relaas, p. 4.
3.Proces-verbaal aangifte, p. 62-63.
4.Forensisch medische letselrapportage, p. 5-6.
5.Forensisch medische letselrapportage, p. 10.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres] [plaats] , p. 108-111.
7.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 132-133.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2025.