Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van 20 juni 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
- de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 25 juni 2025,
- de e-mail van 3 juli 2025 van 20:36 uur van de raadsman van verzoeker dat verzoeker zelf niet op de mondelinge behandeling wenst te verschijnen en zich zal laten vertegenwoordigen door zijn raadsman,
- de e-mail van 7 juli 2025 van 14:50 uur van de raadsman van verzoeker dat ook hij niet op de mondelinge behandeling van 7 juli 2025 om 15.30 uur aanwezig zal zijn.
2.Het wrakingsverzoek
rechter-commissaris bij die opmerking onvoldoende meegewogen dat het juist in het belang van zijn cliënt is als de raadsman niet om het dossier vraagt. Want, als het dossier ontbreekt, kan de vordering niet getoetst worden en wanneer een vordering niet getoetst kan worden, moet zijn cliënt onmiddellijk in vrijheid worden gesteld, aldus de raadsman. Omdat de rechter-commissaris de voorgeleiding niet heeft onderbroken om de verdediging in staat te stellen zich alsnog deugdelijk voor te bereiden op de voorgeleiding, is het de raadsman van verzoeker onmogelijk gemaakt om zich op de voorgeleiding voor te bereiden en neemt de rechter-commissaris volgens de raadsman van verzoeker het recht op een eerlijk proces onvoldoende in acht. Met deze handelwijze wekt de rechter-commissaris volgens de raadsman van verzoeker de schijn van partijdigheid.
3.De beoordeling
rechter-commissaris om het dossier zou hebben gevraagd. Het had toen volgens de raadsman op de weg van de rechter-commissaris gelegen om het dossier gelijk naar hem te mailen en de raadsman en verzoeker in de gelegenheid te stellen de zaak nog eventjes voor de zitting voor te bereiden. Daar was volgens de raadsman ook voldoende gelegenheid voor. In plaats van een korte onderbreking koos de rechter-commissaris er volgens de raadsman voor om de voorgeleiding gelijk aan te vangen en de zaak te beoordelen zonder dat de verdediging ook maar enig standpunt kon innemen. Dit gaf volgens de raadsman van verzoeker geen blijk van een onpartijdige en onafhankelijke houding van de rechter-commissaris.
rechter-commissaris met de opmerking dat zij het spijtig vindt dat de raadsman geen dossier heeft, maar dat het in de rede had gelegen dat hij om het dossier had verzocht bij het Openbaar Ministerie of eventueel bij het kabinet RC. Direct daarop heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt. Hierdoor was de rechter-commissaris genoodzaakt de behandeling van de toetsing van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling te staken, zoals uit de reactie van de rechter-commissaris blijkt. De wrakingskamer acht niet uitgesloten dat de rechter-commissaris na voormelde opmerking dat zij het spijtig vond dat de raadsman niet over het dossier beschikte, het dossier alsnog aan de raadsman zou hebben verstrekt en de behandeling van de zaak kort zou hebben onderbroken zodat de raadsman het dossier met zijn cliënt kon doornemen. Immers, zoals uit de nadere toelichting van de raadsman van verdachte van 7 juli 2025 blijkt, is dit ook een gebruikelijke gang van zaken indien een raadsman het dossier nog niet heeft kunnen inzien. Echter, nog voordat de rechter-commissaris de volgende stap in de behandeling van de zaak heeft kunnen bespreken, heeft de raadsman de rechter-commissaris gewraakt. De wrakingskamer is van oordeel dat de raadsman van verdachte hiermee prematuur heeft gehandeld.