ECLI:NL:RBGEL:2025:5587

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AWB-24_291T
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de WAO-uitkering van eiseres en de zorgvuldigheid van het UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de ongewijzigde vaststelling van haar WAO-uitkering beoordeeld. Eiseres, die sinds 2004 een WAO-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar arbeidsongeschiktheid op 45 tot 55% te handhaven. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat het UWV ten onrechte heeft afgezien van een arbeidskundig onderzoek. De rechtbank stelt dat er onvoldoende is gemotiveerd waarom dit onderzoek niet nodig was, en dat de medische situatie van eiseres niet adequaat is beoordeeld. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in de besluitvorming te herstellen, met een termijn van zes weken voor een nieuwe beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, inclusief een arbeidskundig onderzoek, zoals vereist door de wet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/291 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ongewijzigde vaststelling van haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en daardoor niet deugdelijk is gemotiveerd. Het UWV heeft ten onrechte afgezien van een arbeidskundig onderzoek. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 20 juni 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar WAO-uitkering ongewijzigd blijft vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
2.1.
Met het bestreden besluit van 7 december 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.3.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Eiseres en haar partner zijn verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

De voorgeschiedenis
3. Aan eiseres is per 15 november 2004 een WAO-uitkering toegekend door het UWV naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Zij werkte destijds als groepsleidster bij Siloah gehandicaptenzorg. Per 29 augustus 2006 meldt zij zich ziek en op 24 september 2007 is zij bij deze werkgever uit dienst getreden. Op 25 augustus 2008 bereikte eiseres het einde van de wachttijd. Zij is destijds echter niet gezien voor een einde wachttijd-beoordeling. Op 15 juni 2021 vraagt eiseres middels een wijzigingsformulier een herbeoordeling van haar WAO-uitkering aan. Zij geeft in dit formulier aan dat zij na haar ontslag in 2007 nooit meer heeft kunnen werken vanwege haar klachten.
3.1.
Omdat bij het bereiken van het einde van de wachttijd (op 25 augustus 2008) geen WAO-beoordeling heeft plaatsgevonden, vindt deze beoordeling in 2022 alsnog plaats. Eiseres wordt op 14 december 2021 gezien op het spreekuur door een verzekeringsarts van het UWV. De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht, dossierstudie verricht en de ontvangen informatie van de behandelend sector bestudeerd. De bevindingen zijn neergelegd in de rapportage van 28 februari 2022. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres per 25 augustus 2008 in kaart gebracht. Zij was destijds al bekend met psychische problematiek en fysieke klachten. De verzekeringsarts concludeert dat er geen sprake was van geen benutbare mogelijkheden. De belastbaarheid per 25 augustus 2008 wordt bepaald door enerzijds de al bekende medische aandoeningen en anderzijds bijkomende klachten, die meer dynamische en statische beperkingen met zich meebrengen. Het gaat hierbij onder andere om tillen, dragen, duwen, trekken, hoofdbewegingen maken en boven schouderhoogte actief zijn. Op basis van alle verkregen informatie valt niet vast te stellen dat er een wezenlijke andere gezondheidstoestand was dan werd beschreven bij de voorgaande WAO-beoordeling (die ten grondslag ligt aan het besluit van het UWV van
15 november 2004). De verzekeringsarts legt de belastbaarheid van eiseres vast in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 augustus 2022. Op basis van deze FML concludeert de arbeidsdeskundige in de rapportage van 11 april 2022 dat eiseres per
25 augustus 2008 45 tot 55% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Op 14 april 2022 besluit het UWV dat aan eiseres per 15 juni 2020 een verhoging van haar WAO-uitkering wordt toegekend op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. [1]
3.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit van 14 april 2022. Het UWV heeft bij besluit van 22 november 2022 dit bezwaar ongegrond verklaard. [2] In dit besluit heeft het UWV overwogen dat de medische situatie van eiseres van na 2008 niet beoordeeld is, en dat dit alsnog zal gebeuren.
De besluitvorming
4. In haar rapportage van 15 juni 2023 heeft de verzekeringsarts beoordeeld of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid vanaf 25 augustus 2008. Eiseres werd op 20 maart 2023 gezien door de verzekeringsarts op het spreekuur. Ook werden de dossiergegevens en de ontvangen informatie van de behandeld sector bestudeerd. De verzekeringsarts stelt dat er langere tijd sprake is van een klachtenpatroon met op de voorgrond fysieke beperkingen, energetische belemmeringen en belemmeringen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Op basis van alle informatie is niet goed een moment aan te wijzen waarop de belastbaarheid wezenlijk of structureel is veranderd. De visie van eiseres, dat zij al jaren niet in staat is om te werken, biedt ook geen aanknopingspunten. Gezien het dagverhaal is er geen sprake van geen benutbare mogelijkheden, maar er kunnen wel beperkingen worden aangenomen. De FML van 28 augustus 2022 bevat echter al beperkingen. Zo zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en wordt uitgegaan van een verminderde stressbestendigheid. Dit past bij de mentale problematiek van eiseres. Ook zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamisch handelen en statische houdingen, waarbij is uitgegaan van fysiek lichtere taken. Dit is passend bij de pijn en de fysieke klachten van eiseres. Op basis van haar vermoeidheidsklachten (die vermoedelijk samenhangen met de chronische pijn en mogelijk ook met de mentale problematiek), kan een beperking ten aanzien van de werktijden worden onderbouwd, zodat er ruimte is voor recuperatie/rustbehoefte. Een urenbeperking is echter ook al in de FML opgenomen. De verzekeringsarts concludeert dat er per 15 juni 2021 geen sprake is van een verslechtering van de gezondheid van eiseres, en dat evenmin een andere datum is aan te wijzen waarop dat het geval is. Vervolgens heeft het UWV in het primaire besluit van 20 juni 2023 beslist dat de WAO-uitkering van eiseres ongewijzigd gebaseerd blijft op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
4.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Het UWV heeft dit besluit (mede) gebaseerd op een medisch onderzoek dat is neergelegd in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 15 november 2023.
4.2.
De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd. Hij stelt dat er geen duidelijke verklaring is voor de ernst van de klachten van eiseres. Er zijn wel beperkingen waar rekening mee moet worden gehouden. Eiseres is vooral aangewezen op regelmatig fysiek licht werk. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de FML tekortschiet, of om een verslechtering van de toestand van eiseres aan te nemen. Er wordt ook geen aanleiding gezien om een hogere urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres voert aan dat ze het niet eens is met de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 2020 tot heden. Haar gezondheid is zodanig verslechterd dat zij niet meer kan werken. Haar arbeidsongeschiktheidspercentage zou daarom vastgesteld moeten zijn op 100%. Ze is het niet eens met de stelling van het UWV dat ze nog twintig uur per week kan werken.
Standpunt van het UWV
6. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het arbeidsongeschiktheidspercentage correct is vastgesteld op 45 tot 55%. Er is geen datum aan te wijzen waaruit blijkt dat de medische situatie van eiseres is gewijzigd. De beslissing over haar medische toestand per einde wachttijd (op 25 augustus 2008) staat vast. Alleen als vast komt te staan dat haar medische situatie op een datum daarna dusdanig is verslechterd, kan er een gewijzigde FML worden opgesteld. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom haar medische situatie na 25 augustus 2008 is verslechterd. Ze voert aan dat ze sinds 2007 geheel niet in staat is om te werken, maar die bezwaren zijn al behandeld in de bezwaarprocedure tegen de beslissing van het UWV van 14 april 2022.
De medische beoordeling
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, voldoende zorgvuldig. Uit de rapportage van de verzekeringsarts van 15 juni 2023 volgt dat het dossier is bestudeerd en dat eiseres op 20 maart 2023 is gezien op een spreekuur. Ook is informatie van de behandelend sector betrokken bij de beoordeling. Hieruit blijkt dat eiseres al in 2007 werd gediagnosticeerd met dystonie. Ook blijkt uit de informatie van de huisarts dat zij al jarenlang dezelfde klachten heeft, maar dat er geen moment is aan te wijzen waarop deze klachten structureel zijn veranderd/verergerd. Uit de rapportage van verzekeringsarts b&b van 15 november 2023 volgt dat in bezwaar ook dossierstudie is verricht. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts b&b aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. In de FML van 28 augustus 2022 zijn beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren van eiseres. Ook zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamisch handelen en statische houdingen, waarbij is uitgegaan van fysiek lichtere taken. Naar het oordeel van de rechtbank is door de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd dat dit passend is bij de pijn en de fysieke klachten van eiseres. Ook kan de rechtbank volgen dat geen verdergaande urenbeperking is aangenomen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar medische situatie is verslechterd.
De arbeidskundige beoordeling
8. Met betrekking tot de arbeidskundige component overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 2, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB) volgt dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, bedoeld in de WAO, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidskundig onderzoek. In artikel 2, tweede lid, van het SB is opgenomen in welke gevallen van een arbeidskundig onderzoek kan worden afgezien. Bij eiseres is geen sprake van een van deze uitzonderingsgevallen. Het UWV heeft desondanks afgezien van een arbeidskundig onderzoek. Ter zitting heeft het UWV hierover verklaard dat, volgens vaste rechtspraak, een arbeidskundig onderzoek in dit geval niet nodig was, omdat bij eiseres niet is gebleken van toegenomen medische beperkingen. Het UWV is daarom bij de arbeidskundige beoordeling gebleven van 7 april 2022. Het UWV kon ter zitting niet verwijzen naar rechtspraak waaruit dit volgt. De rechtbank begrijpt dit als een verwijzing naar rechtspraak over de Amber-regeling. [3] In onderhavige zaak is hiervan echter geen sprake. Eiseres ontving een uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, zodat in de eerste plaats dient te worden nagegaan of zij uit hoofde van artikel 38 van de WAO recht had op herziening van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering. Anders dan bij de toepassing van artikel 39a van de WAO, dient een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van het bepaalde in artikel 38 van de WAO een volledige medische en arbeidskundige toetst in te houden. De rechtbank stelt vast dat ten onrechte geen arbeidskundige beoordeling heeft plaatsgevonden.
9. Zoals onder 8. is overwogen, is door het UWV ten onrechte afgezien van een arbeidskundig onderzoek. Het bestreden besluit is hiermee onzorgvuldig voorbereid en daardoor niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het UWV alsnog een arbeidskundig onderzoek laten plaatsvinden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.De arbeidsongeschiktheidsverzekering kan niet eerder ingaan dan een jaar voor de dag waarop de aanvraag werd ingediend op grond van artikel 35, tweede lid, van de WAO.
2.Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar.
3.Zie bijvoorbeeld CRvB 3 april 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB1845.