Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser sub 1] ,2. [eiser sub 2] ,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 30 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Gemeente Nijmegen.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
In het inschrijfformulier staan de inschrijfvoorwaarden en de regels met betrekking tot loting en toewijzing van kavels. De regels komen er kort gezegd op neer dat een belangstellende zich in principe inschrijft voor alle kavels. De belangstellende met het hoogste lot mag als eerste een kavel uitkiezen. Gemeente Nijmegen gaat vervolgens met de desbetreffende belangstellende een optieovereenkomst aan. Indien die belangstellende zijn “(…)
optie niet verzilvert(…)” dan gaat het recht tot het nemen van een optie over op de eerstvolgende inschrijver van de lotinglijst. Het inschrijfformulier luidt, voor zover relevant:
de heer [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”), die geen partij is in dit kort geding.
16 januari 2025 naar alle belangstellenden gestuurd. In de e-mail van Gemeente Nijmegen staat, voor zover relevant:
diezelfde dag om 16.41 uur, bericht:
[eisers] . Tijdens dit telefoongesprek heeft [naam 3] [eisers] . medegedeeld dat kavel 22 niet langer beschikbaar was omdat [naam 1] , die één plek hoger stond dan [eisers] . en aanvankelijk had gekozen voor kavel 20, alsnog zijn keuze op kavel 22 had laten vallen. [naam 3] heeft ook medegedeeld dat kavel 20 daardoor alsnog voor [eisers] . beschikbaar kwam.
4.Het geschil
5.De beoordeling
De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] . ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in een kort geding geen plaats is voor nadere bewijslevering.
(artikel 3:37 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Tegen diegene die een verklaring of een gedraging van een ander, overeenkomstig de zijn die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil (artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek).
laatste kavel” beschikbaar was, “
dat is kavel 22”, gevolgd met de vraag: “
Willen jullie mij laten weten op jullie een optie willen op deze kavel?”
Willen jullie mij laten weten op jullie een optie willen op deze kavel?” Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het ook niet redelijk om [eisers] . – een natuurlijk persoon, niet handelend in bedrijf of beroep – te confronteren met de nadelige gevolgen van het feit dat Gemeente Nijmegen kennelijk is afgeweken van haar eigen procedure.
Graag zouden wij een optie nemen op kavel 22”, is het aanbod aanvaard en is de optieovereenkomst tot stand gekomen.
Willen jullie mij laten weten op jullie een optie willen op deze kavel?” De verwijzing naar het genoemde arrest van de Hoge Raad gaat daarnaast niet op aangezien dat arrest betrekking heeft op de vraag of een onbevoegde toezegging een onrechtmatige gedraging van een bestuursorgaan oplevert. En die grondslag is hier niet aan de orde.
De kosten waarvan [eisers] . vergoeding, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.