Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De feiten
van VDB en[naam]
van [eiser in conv] hebben zojuist nog een keer alles besproken en zijn tot de conclusie gekomen dat bijgaand overzicht klopt met de administraties van beide kanten.Er blijft nog een door VDB te betalen bedrag van € 90.810,12 open staan. (…)
Dit is met de opmerking dat chalet 21 [naam 5] niet door gaat volgens [eiser in conv] , dit moet nog akkoord worden gegeven door VDB.
3.Het geschil
4.De beoordeling
verwijst naar een verrekening van [eiser in conv] die op deze datum is gemaakt en geen girale transactie betreft”. Dit wijst erop dat [eiser in conv] op een factuur € 5.000,00 heeft ingehouden vanwege een vordering van VDB. Verderop in diezelfde e-mail schrijft de boekhouder weliswaar dat hij niet ziet waar de aanbetaling op chalet [naam 1] is verwerkt, maar daarbij vermeldt hij ook: “
Ik heb in mijn overzichten de verrekeningen weggelaten en enkel facturen tegenover betalingen gezet”. Ook staat in het overzicht bij productie 17 bij dagvaarding (zie 2.6) een deelbetaling van € 5.000,00 opgenomen voor chalet [naam 1] . Mede gelet op de toelichting ter zitting, waar de boekhouder van VDB heeft uitgelegd dat het bedrag van € 5.000,00 ergens in 2019 of 2020 terugkomt, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat een (extra) betaling van € 5.000,00 voor chalet [naam 1] is gedaan, door middel van verrekening met een factuur van [eiser in conv] . De totale aanbetaling komt daardoor op € 40.699,50, zoals aangevoerd door [eiser in conv] .
beperkt[is]
in haar mogelijkheid om over haar bankrekeningen te beschikken”. Dat betekent echter niet dat zij ook schade heeft geleden, bijvoorbeeld omdat zij als gevolg van het beslag bepaalde schuldeisers niet heeft kunnen betalen. Het had op de weg gelegen van VDB om dit nader te motiveren. Met haar enkele blote stelling heeft zij de mogelijkheid van schade niet aannemelijk gemaakt. De gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat zal daarom worden afgewezen.