ECLI:NL:RBGEL:2025:5668

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
452552
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende schadevergoeding letselschade en behandeltraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een zelfstandige in de asbestsanering, en Achmea Schadeverzekeringen. Eiser vorderde een voorschot van € 32.451,50 en de mogelijkheid om een multidisciplinair behandeltraject te starten op kosten van Achmea, na een verkeersongeval op 27 juni 2023. Eiser had een SVI-verzekering bij Achmea en ontving eerder voorschotten voor zijn letselschade. Achmea betwistte de vorderingen van eiser, onder andere omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het ongeval en de klachten van eiser, en omdat er geen onafhankelijk medisch rapport was. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat Achmea voldoende informatie nodig had om de vorderingen te kunnen beoordelen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van € 4.280,00.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/452552 / KZ ZA 25-79
Vonnis in kort geding van 16 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A. Doruk,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. J.L.S.M. van Esser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Achmea
- de mondelinge behandeling van 2 juli 2025
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Achmea.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 27 juni 2023 betrokken geweest bij een verkeersongeval. [eiser] heeft bij Achmea een Schadeverzekering Inzittenden (hierna: SVI-verzekering). [eiser] heeft een beroep gedaan op zijn SVI-verzekering voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen.
2.2.
Sinds het ongeval heeft [eiser] niet meer gewerkt. [eiser] was voor het ongeval werkzaam als zelfstandige in de asbestsanering. [eiser] heeft € 49.000,00 aan voorschotten ontvangen van Achmea. Het laatste voorschot van € 20.000,00 is betaald op 4 december 2024.
2.3.
Door partijen is gezamenlijk een arbeidsdeskundige ingeschakeld. Op 4 december 2024 bericht Achmea aan [eiser] dat partijen hebben afgesproken dat Achmea de arbeidsdeskundige benadert met het verzoek om een multidisciplinair behandeltraject voor [eiser] te initiëren. Achmea heeft in hetzelfde bericht verzocht om de volgende aanvullende stukken:
  • schadestaat;
  • inkomensverklaringen, jaarstukken, aangiftes en aanslagen IB;
  • overige schade onderbouwingen.
2.4.
Achmea heeft meerdere malen verzocht om aanvullende stukken.
2.5.
De medisch adviseur van Achmea heeft verklaard in een medisch advies dat niet is aangetoond dat benoeming van Intercare Revalidatie (hierna: Intercare) dient te geschieden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van Achmea tot betaling van een voorschot van € 32.451,50, en dat door de voorzieningenrechter wordt bepaald dat [eiser] zich op kosten van Achmea kan melden voor het multidisciplinair behandeltraject bij Intercare.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser] is betrokken geweest bij twee verkeersongevallen. Het eerste ongeval was een kop-staartbotsing op 27 juni 2023 (hierna: het ongeval) waarbij [eiser] als bestuurder in zijn auto van achteren is aangereden. Voor dit ongeval heeft [eiser] een beroep gedaan op Achmea als SVI-verzekeraar. Het tweede ongeval heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2024. [eiser] was als bijrijder, zijn vrouw was bestuurster, betrokken bij een ongeval waarbij hun auto van achteren is aangereden door een Vespa. Achmea is bij dit tweede ongeval betrokken als WA-verzekeraar van de bestuurder van de Vespa. [eiser] liep bij het eerste ongeval een whiplash trauma op en is volledig arbeidsongeschikt. [eiser] heeft een voorschot gehad voor zijn schade maar Achmea wil nu geen voorschotten meer betalen. Achmea heeft voldoende informatie waaruit het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [eiser] blijkt (hierna: het causaal verband) en Achmea heeft voldoende informatie om de schade van [eiser] vast te kunnen stellen. Het kan zijn dat er nog wat aanvullende informatie verstrekt moet worden, maar dat is niet zodanig dat Achmea op grond daarvan kan weigeren om de voorschotten nog te betalen. Verder heeft Achmea toegezegd dat [eiser] een multidisciplinair behandeltraject mocht volgen. Deze toezegging moet Achmea nakomen.
3.3.
Achmea voert verweer. Achmea concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Achmea voert het volgende aan. [eiser] heeft onvoldoende aangetoond dat sprake is van een spoedeisend belang. Enig overzicht van het inkomen en de uitgaven van het gezin ontbreken. Als uit wordt gegaan van het bij Achmea bekende verzamelinkomen van 2021 en 2022 is geen sprake van een achterstand in de voorschotten. Ten aanzien van de vordering tot benoeming van Intercare geldt eveneens dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Slechts in het kader van een second opinion, en daarmee slechts bij stagnatie, was een multidisciplinair traject van toepassing. Achmea kan verder niet in één zaak betrokken worden voor de schade als gevolg van beide ongevallen. Achmea is in verschillende entiteiten betrokken bij de ongevallen. Bij het eerste ongeval als SVI-verzekeraar van [eiser] en bij het tweede ongeval als WA-verzekeraar voor de bestuurder van de Vespa. Bovendien heeft Achmea in het tweede ongeval alleen een aansprakelijkstelling van de vrouw van [eiser] ontvangen. Achmea heeft meer informatie nodig om het causaal verband te kunnen beoordelen en om het verlies van verdienvermogen van [eiser] vast te kunnen stellen. Op basis van de huidige informatie van de medisch specialist van Achmea is geen sprake van een causaal verband. Het letsel als gevolg van het ongeval zou niet langdurig zijn. In een geval als deze waarbij de medisch adviseurs van beide partijen van mening verschillen over de causaliteit kan daarover geen uitspraak worden gedaan zonder onafhankelijk medisch rapport. Evenmin kan op basis van de huidige informatie worden vastgesteld wat het verlies aan verdienvermogen is van [eiser] . [eiser] heeft informatie tot en met 2021 aangeleverd en Achmea heeft verzocht om informatie tot en met 2020, drie jaar voorafgaande aan het ongeval. Bovendien is [eiser] gezamenlijk met zijn vrouw vennoot in een VOF. Niet kan worden bepaald welk deel van de inkomsten door [eiser] werd gegenereerd en welk deel door zijn vrouw. Op basis van de huidige informatie heeft Achmea verder al voldoende voorschot betaald om het verlies aan verdienvermogen om dit moment te compenseren. Van Achmea kan niet verwacht worden dat zij zonder nadere informatie nog meer voorschotten uitkeert of Intercare inschakelt. Bovendien is door de medisch adviseur onderstreept dat niet is aangetoond dat de benoeming van Intercare dient te geschieden. Het is onvoldoende zeker of Intercare voldoende kennis en kunde bezit om de problematiek van [eiser] te kunnen behandelen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats wordt opgemerkt dat Achmea terecht heeft opgemerkt dat [eiser] niet zomaar beide schadeongevallen gezamenlijk in één procedure kan betrekken. Het gaat om twee verschillende ongevallen, een beroep op twee verschillende verzekeringen ten aanzien van twee verschillende verzekerden en om twee verschillende entiteiten van Achmea. Bovendien is onduidelijk gebleven of [eiser] een aansprakelijkstelling heeft gestuurd in het tweede ongeval. [eiser] heeft echter ter onderbouwing van zijn vordering zich vrijwel uitsluitend beroepen op stellingen en stukken ten aanzien van de afhandeling van het eerste ongeval. Het is daarom voldoende duidelijk dat [eiser] Achmea voornamelijk in hoedanigheid van SVI-verzekeraar in het geding heeft willen betrekken. Achmea heeft zich ook als zodanig verweerd. De voorzieningenrechter interpreteert de vordering van [eiser] daarom als een vordering op Achmea als zijn SVI-verzekeraar ten aanzien van het alleen het eerste ongeval. Voor zover [eiser] zich zijdelings heeft beroepen op (de gevolgen van) het tweede ongeval wordt dit buiten beschouwing gelaten.
spoedeisend belang
4.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat zijn gezin volledig afhankelijk is van de voorschotten en dat er nu een tekort ontstaat. Verder stelt [eiser] dat is toegezegd dat hij een multidisciplinair behandeltraject mocht starten en dat hij voor zijn herstel afhankelijk is van dit behandeltraject. Daarmee heeft [eiser] voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen. Op de juistheid van de stellingen van [eiser] wordt bij de inhoudelijke beoordeling nader ingegaan.
de vorderingen van [eiser] worden afgewezen
4.3.
Beide vorderingen van [eiser] worden afgewezen omdat in kort geding onvoldoende duidelijk is geworden of sprake is van een causaal verband en omdat onvoldoende aannemelijk is geworden wat het verlies aan verdienvermogen van [eiser] is. Hierna zal het oordeel per vordering nader toegelicht worden.
de vordering ten aanzien van het voorschot
4.4.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.5.
Zoals reeds ter zitting opgemerkt kan de voorzieningenrechter op grond van de door [eiser] verstrekte informatie niet vaststellen of sprake is van een causaal verband en wat dan vervolgens het verlies aan verdienvermogen van [eiser] zou zijn. Achmea heeft uitgebreid onderbouwd gemotiveerd verweer gevoerd. Er is geen sprake van een onafhankelijk eenduidig medisch rapport en/of een onafhankelijke eenduidige berekening van het verlies van verdienvermogen waaruit de stellingen van [eiser] blijken. Een kort geding leent zich niet voor nader feitenonderzoek. Op basis van de huidige stukken is daarom onvoldoende aannemelijk dat het standpunt van [eiser] juist is. Bovendien heeft Achmea al meerdere keren aangegeven dat zij meer informatie nodig heeft om beide punten verder te kunnen beoordelen. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet gehouden is om deze nadere informatie te leveren. Het enkele feit dat Achmea reeds voorschotten heeft verstrekt is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Van Achmea kan niet verwacht worden dat zij voorschotten blijft verstrekken zonder dat zij voldoende informatie heeft ontvangen om te kunnen beoordelen of zij wel gehouden is om schade te vergoeden, nog afgezien van de vraag of op dit moment niet al voldoende voorschotten zijn verstrekt. Voor zover [eiser] aanvoert dat Achmea in afwachting van een onafhankelijk oordeel gehouden is om de voorschotten te betalen, is onvoldoende onderbouwd op basis van welke grondslag Achmea daartoe verplicht is.
de vordering ten aanzien van het benoemen van Intercare
4.6.
Achmea heeft geen verweer gevoerd tegen het standpunt van [eiser] dat Achmea bij brief van 4 december 2024 heeft toegezegd dat zij de arbeidsdeskundige zou gaan benaderen met het verzoek om een multidisciplinair behandeltraject voor [eiser] te initiëren. In diezelfde brief heeft Achmea echter ook gevraagd om meer informatie van [eiser] om onder andere het causaal verband vast te kunnen stellen. Deze informatie heeft Achmea tot op heden nog niet volledig ontvangen. Op grond van de huidige omstandigheden dat Achmea nog niet de volledige informatie heeft ontvangen, dat mede daarom nog niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en het letsel waarvoor [eiser] behandeling vraagt en dat onvoldoende duidelijk is of Intercare wel de juiste kennis en kunde heeft om [eiser] te behandelen, is de enkele toezegging van Achmea van 4 december 2024 onvoldoende om te vordering tot benoeming van Intercare toe te wijzen.
4.7.
In deze zaak is een kennelijke en evidente fout gemaakt bij het heffen van het griffierecht. Aan Achmea is een bedrag van € 2.723,00 in rekening gebracht. Dit is het tarief voor natuurlijke personen bij zaken met een vordering of een verzoek van meer dan € 100.000,00 en minder dan € 1.000.000,00. Er had een bedrag van € 2.995,00 in rekening moeten worden gebracht, horende bij het tarief voor niet-natuurlijke personen bij een vordering of een verzoek van een waarde van niet meer dan € 100.000,00. Dit betekent dat aan Achmea een naheffing van € 272,00 zal worden opgelegd.
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- griffierecht
2.995,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.280,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.280,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.
LS/PB