ECLI:NL:RBGEL:2025:5725

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
05.319579.24 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen met betrekking tot een bedrag van €61.000

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1960, die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van ongeveer €61.000. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien zij niet overtuigd was dat de verdachte wist dat haar bankrekening werd gebruikt voor criminele doeleinden. De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verdachte zelf slachtoffer was van oplichting door professionele criminelen. De rechtbank heeft de standpunten van zowel de officier van justitie als de raadsvrouw gevolgd en heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.319579.24
Datum uitspraak : 15 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. L. Schyns, advocaat in Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode tussen 3 november 2023 tot en met 20 januari 2024 te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, en/of Wilhelminadorp, gemeente Goes, althans in Nederland, (van) een hoeveelheid geld, te weten
- in totaal (ongeveer) €61.000,- (bestaande uit meerdere stortingen)
Sub b
-heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
-gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft niet de overtuiging dat verdachte wist dat haar bankrekening werd gebruikt voor criminele doeleinden en dat de daarop gestorte gelden van een misdrijf afkomstig waren, en evenmin dat verdachte dat redelijkerwijs moest vermoeden.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft betoogd dat verdachte zelf ook op geraffineerde wijze is opgelicht door professionele criminelen, ondanks dat zij via Google onderzoek had gedaan. Verdachte had geen wetenschap van de criminele herkomst van het geld en hoefde ook redelijkerwijs niet te vermoeden dat het geld een criminele herkomst had. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk getuigenverzoek gedaan voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring. Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit en meer subsidiair een veroordeling zonder strafoplegging.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit evenals de officier van justitie en de raadsvrouw niet bewezen en zal verdachte daarom van het feit vrijspreken. Aan het verzoek om getuigen te horen komt de rechtbank daarom niet toe.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 64.161,78 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.A. van der Veeken (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en
mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en
mr. W.J. van ’t Spijker, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2025.
Mr. Van der Veeken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.