ECLI:NL:RBGEL:2025:5914

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
11200339
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijslevering over schade als gevolg van werkzaamheden aan badkamer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2025 een eindvonnis gewezen na bewijslevering over de omvang van de schade die eiser heeft geleden als gevolg van werkzaamheden aan zijn badkamer. Eiser, vertegenwoordigd door AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Assen, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet meer heeft gereageerd op de procedure. In een eerder tussenvonnis van 16 april 2025 is eiser in de gelegenheid gesteld om de schade te bewijzen. Eiser heeft op 14 mei 2025 een akte ingediend waarin hij de schade heeft toegelicht, inclusief een schaderapport van schade-expert [bedrijf 2] dat op 19 oktober 2023 ter plaatse is geweest. Dit rapport heeft de schade vastgesteld op een totaalbedrag van € 6.820,00.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde, hoewel in de gelegenheid gesteld, niet heeft gereageerd op de stellingen van eiser. Hierdoor gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van eiser en concludeert dat eiser geslaagd is in zijn bewijsopdracht. De gevorderde hoofdsom van € 6.820,00 wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast heeft eiser recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die zijn vastgesteld op € 716,00, met wettelijke rente vanaf 13 juni 2024.

Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.540,24. Dit bedrag omvat de kosten van de dagvaarding, griffierecht, salaris van de gemachtigde en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11200339 \ CV EXPL 24-5630
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Assen,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2025
- de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Wat in voormeld tussenvonnis is overwogen wordt hier overgenomen.
2.2.
In het tussenvonnis is [eiser] in de gelegenheid gesteld de omvang en de hoogte van de schade te bewijzen. [eiser] heeft bij akte van 14 mei 2025 onder verwijzing naar diverse producties een toelichting gegeven op de gevorderde schade. Zo heeft [eiser] toegelicht dat schade-expert [bedrijf 2] op 19 oktober 2023 ter plaatse is geweest om een onderzoek te verrichten in de woning van [eiser] , waarna een schaderapport is opgemaakt. [eiser] heeft dit schaderapport bij zijn laatste akte overgelegd. Daarin is de volgende schadevaststelling opgenomen waaruit blijkt dat de schade in totaal € 6.820,00 bedraagt:
2.3.
Hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Dat betekent dat [eiser] geslaagd is in zijn bewijsopdracht en daarmee is vast komen te staan dat de door [eiser] geleden schade bestaat uit een bedrag van € 6.820,00. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.
2.4.
[gedaagde] heeft de gevorderde wettelijke rente niet weersproken zodat deze wordt toegewezen als gevorderd.
2.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 716,00 worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
2.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,24
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
1.017,00
(3 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.540,24

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.820,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 716,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 13 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.540,24, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
34124 / 53854