Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats 3] , althans in België en/of te [plaats 1] (in een (flat)woning gelegen aan de [adres] ), althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking gesteld, althans een plaats heeft verschaft, voor de vrijheidsberoving van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel gezet en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) gezegd/ geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
hij op of omstreeks 9 juni 2024 te [plaats 1] , (in een (flat)woning gelegen aan de [adres] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een grote hoeveelheid geld (te weten € 120.000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel heeft gezet en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been heeft geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer heeft gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto heeft gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.De standpunten
3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
“Deze man heeft alleen wat geschreeuwd, maar heeft mij niet aangeraakt. Ik hoorde hem wel zeggen dat ik het moest regelen. Hiermee werd het geld bedoeld.”Daarnaast staat vast dat aangever enige tijd in de woning van verdachte van zijn vrijheid is beroofd gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier en het overige ter terechtzitting verhandelde is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte aan de delicten een intellectuele dan wel materiële bijdrage van zodanig gewicht heeft geleverd dat hem het medeplegen van de feiten kan worden verweten. Hoogstens kan de rol van de verdachte worden geduid als medeplichtigheid, maar nu slechts medeplegen is tenlastegelegd, dient de verdachte te worden vrijgesproken. In artikel 282 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft de wetgever vastgelegd dat degene die door het verschaffen van een plaats medeplichtig is aan vrijheidsberoving, even zwaar kan worden gestraft als de plegers van het delict zelf. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd, komt de rechtbank -anders dan de officier van justitie heeft gesteld- ook niet toe aan het vierde lid van artikel 282 Sr. Het vierde lid van artikel 282 Sr is immers slechts een uitzondering op de strafmaatvermindering bij medeplichtigheid, als bepaald in artikel 49, eerste lid Sr, en geen afzonderlijke strafbaarstelling van medeplichtigheid door het verschaffen van een plaats voor de vrijheidsberoving.