ECLI:NL:RBGEL:2025:5918

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
189678-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 8 en 9 juni 2024, waarbij de verdachte en mededaders de aangever onder dwang in een auto hebben meegenomen en hem in een woning hebben vastgehouden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 263 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet fysiek geweld had gebruikt en slechts had geschreeuwd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en sprak de verdachte vrij. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/189678-24 + 21/003785-20 (TUL)
Datum uitspraak : 16 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. Adriaanse, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats 3] , althans in België en/of te [plaats 1] (in een (flat)woning gelegen aan de [adres] ), althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (onder dwang) in een auto meegenomen met onbekende bestemming, hetgeen later bleek naar een flatwoning in [plaats 1] , althans naar Nederland terwijl zij die [slachtoffer] bevolen om gedurende de autorit met het hoofd naar beneden te zitten en/of
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking gesteld, althans een plaats heeft verschaft, voor de vrijheidsberoving van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel gezet en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) gezegd/ geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2024 te [plaats 1] , (in een (flat)woning gelegen aan de [adres] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een grote hoeveelheid geld (te weten € 120.000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel heeft gezet en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been heeft geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer heeft gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto heeft gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 263 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden met uitzondering van het contactverbod. Daarnaast heeft hij gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van 200 uren werkstraf. Hij heeft tenslotte verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aan verdachte is het medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en het medeplegen van poging tot afpersing in vereniging ten laste gelegd. Aangever heeft over verdachte verklaard:
“Deze man heeft alleen wat geschreeuwd, maar heeft mij niet aangeraakt. Ik hoorde hem wel zeggen dat ik het moest regelen. Hiermee werd het geld bedoeld.”Daarnaast staat vast dat aangever enige tijd in de woning van verdachte van zijn vrijheid is beroofd gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier en het overige ter terechtzitting verhandelde is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte aan de delicten een intellectuele dan wel materiële bijdrage van zodanig gewicht heeft geleverd dat hem het medeplegen van de feiten kan worden verweten. Hoogstens kan de rol van de verdachte worden geduid als medeplichtigheid, maar nu slechts medeplegen is tenlastegelegd, dient de verdachte te worden vrijgesproken. In artikel 282 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft de wetgever vastgelegd dat degene die door het verschaffen van een plaats medeplichtig is aan vrijheidsberoving, even zwaar kan worden gestraft als de plegers van het delict zelf. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd, komt de rechtbank -anders dan de officier van justitie heeft gesteld- ook niet toe aan het vierde lid van artikel 282 Sr. Het vierde lid van artikel 282 Sr is immers slechts een uitzondering op de strafmaatvermindering bij medeplichtigheid, als bepaald in artikel 49, eerste lid Sr, en geen afzonderlijke strafbaarstelling van medeplichtigheid door het verschaffen van een plaats voor de vrijheidsberoving.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.100,- aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om te bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21/003785-20)

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte op 9 oktober 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 181 dagen.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
 wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf onder 21-003785-20.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2025.
Mr. Van Laethem en mr. Van der Meulen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.