ECLI:NL:RBGEL:2025:5919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
189635-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot afpersing, dwang, diefstal in vereniging en mishandeling

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot afpersing, dwang, diefstal in vereniging en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 en 9 juni 2024, waarbij de verdachte samen met een mededader de aangever, een man, onder bedreiging en geweld heeft gedwongen om zijn pinpas, pincode, telefoon en sleutels af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de aangever op zijn schip in België hebben bedreigd en gedwongen om hen geld te geven. De aangever werd vervolgens in een auto meegenomen naar een woning in Nederland, waar hij wederom werd bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die de aangever had geleden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat er enkele inconsistenties waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/189635-24
Datum uitspraak : 16 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [woonplaats] , België.
Raadsman: mr. F. Janzing, advocaat in [plaats 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2024 te [plaats 3] (België) (op binnenvaartschip [binnenvaartschip] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft/hebben is/zijn verdachte en zijn mededader (om die [slachtoffer] tegen zijn wil zijn pinpas en pincode, telefoon en sleutels af te laten geven aan verdachte(n):
- gezamenlijk het schip van die [slachtoffer] in de avond onaangekondigd betreden terwijl de lichten op het schip gedoofd waren en bleven en/of
- de leefruimte en slaapkamer van die [slachtoffer] op het schip binnengegaan (terwijl die [slachtoffer] op bed lag) en/of
- er beperkte ruimte en maar één uitgang met een trap naar boven was op het schip en verdachte en zijn mededader voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven en/of
- zonder toestemming een filmpje gemaakt van die [slachtoffer] in ontklede toestand in zijn slaapkamer en/of
- gezegd tegen die [slachtoffer] dat hij de afspraak niet was nagekomen en verdachte en/of zijn mededader(s) € 120.000, althans een groot geldbedrag, schuldig was en/of moest lenen en/of
- gezegd dat die [slachtoffer] die € 120.000, althans die grote hoeveelheid geld, nu direct moest betalen en/of
- dat zij de pinpas met pincode en/of een telefoon en/of de sleutels van het voornoemde binnenvaartschip ( [binnenvaartschip] ), onder zich heeft/hebben genomen;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2024 te [plaats 3] (België) (op binnenvaartschip [binnenvaartschip] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (te weten € 800), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pincode en pinpas van die [slachtoffer] , tot het gebruik waarvan hij en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats 3] , althans in België en/of te [plaats 1] (in een (flat)woning gelegen aan de [adres 2] ), althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (onder dwang) in een auto meegenomen met onbekende bestemming, hetgeen later bleek naar een flatwoning in [plaats 1] , althans naar Nederland terwijl zij die [slachtoffer] bevolen om gedurende de autorit met het hoofd naar beneden te zitten en/of
- die [slachtoffer] in die woning, (alwaar nog een mededader aanwezig was) op een stoel gezet en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) gezegd/geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
4.
hij op of omstreeks 9 juni 2024 te [plaats 1] , (in een (flat)woning gelegen aan de [adres 2] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een grote hoeveelheid geld (te weten € 120.000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel heeft gezet en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en/of
- (telkens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten, de voornoemde hoeveelheid geld (te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geld moest gaan regelen en/of
- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/of met een ijzeren staaf, althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en) op/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of tegen zijn been heeft geslagen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat hij het geld (te weten € 120.000) moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en/of
- een dreigende sfeer heeft gecreëerd en/of voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] te verlaten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto heeft gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 9 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] , met kracht met een uitschuifbare ijzeren staaf, althans een daarop gelijkend (slag)voorwerp één of meerdere malen achter op het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen, nadat die [slachtoffer] kans zag te vluchten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 9 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met een uitschuifbare ijzeren staaf, althans een daarop gelijkend (slag)voorwerp een of meerdere malen achterop het hoofd en/of op/tegen het lichaam geslagen, nadat die [slachtoffer] kans zag te vluchten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 t/m 4 en het primair tenlastegelegde onder feit 5.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft tot vrijspraak gepleit voor de feiten 1 t/m 4 en het primair tenlastegelegde onder feit 5. De verklaringen van aangever zijn volgens de verdediging onbetrouwbaar. Ze vinden onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal en voldoen daarmee niet aan de eisen van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden voor voornoemde feiten. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van dwang. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de wederrechtelijkheid en een valse sleutel niet kan worden bewezen. Ten aan zien van feit 3 is aangevoerd dat geen sprake is geweest van vrijheidsberoving en dat het dossier daar aanwijzingen voor biedt. Ten aanzien van feit 4 is verwezen naar de eerder vervallen ernstige bezwaren en de omstandigheid dat geen nieuwe of aanvullende bewijsmiddelen zijn toegevoegd aan het dossier.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling onder feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen, nu verdachte hier een bekennende verklaring over heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De feiten die aan verdachten tenlastegelegd zijn, hebben betrekking op gebeurtenissen die plaatsvonden in de avond en nacht van 8 en 9 juni 2024. Dit feitencomplex is tenlastegelegd -kort weergegeven- als het medeplegen van diefstal, dwang, afpersing en wederechtelijke vrijheidsberoving en daarnaast mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat deze gebeurtenissen zo verweven zijn dat de feiten in onderlinge samenhang en tijdsverband moeten worden bezien. Voor zover de bewijsmiddelen niet rechtstreeks op één van de tenlastegelegde feiten zien, hebben deze bewijsmiddelen wel bijgedragen aan de sfeer die avond en nacht.
De rechtbank neemt ten aanzien van de feiten 1 t/m 5 de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Melding incident
Op zondag 9 juni 2024 omstreeks 4.36 uur kwam er bij het Operationeel Centrum een melding binnen dat melder aan de [adres 2] in [plaats 1] een man zag rennen, die werd achtervolgd door twee personen. Melder zag dat de achtervolgers de achtervolgde hebben vastgehad en hij hoorde dat de achtervolgde zei:
“los, los, los”. Er werd weggereden met een Audi Q7. [2]
Verklaringen aangever
Op 9 juni 2024 omstreeks 4.50 uur zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse gekomen aan de [adres 2] in [plaats 1] ter hoogte van nummer [huisnummer] . Aldaar troffen zij aangever [slachtoffer] aan. Aangever heeft ter plaatse verklaard (letterlijk weergegeven):
“Gisteravond (08 juni 2024) was ik op mijn schip, mijn schip heet [binnenvaartschip] (Euronummer: [euronummer] ) en ligt in [plaats 3] (…) in de haven. Rond 10 uur 's-Avonds kwamen er 2 personen op mij schip en bedreigde mij met dat ik hun nog geld schuldig was. Één van die 2 personen kwam mij bekend voor. Deze personen vertelde mij dat ik hun geld schuldig was en dat [ik] nu direct moest betalen, als ik dat niet ging regelen zouden ze mijn schip in de brand steken. Mijn schip is ook mijn woning. (…) Deze 2 personen hebben mij vervolgens tegen mij[n] wil in meegenomen in hun auto. Het voertuig kan ik als een grijze Audi Q7 station omschrijven. Vervolgens zijn ze met mij in het voertuig ergens naar toe gereden. Ik wist niet waar ik was. Ik kwam bij een woning aan waarbij ik in de woonkamer op een stoel werd neergezet. (...) In deze woning was nog een persoon aanwezig. Nu waren ze met 3 personen. (...) Terwijl ik op die stoel zat moest ik met mijn gezicht richting de muur zitten. Ik moest met mij hoofd tegen de muur aan leunen en met mijn handen op mijn schoot zitten. Ze zeiden telkens tegen mij dat ik hun geld schuldig was, ik ontkende dit telkens. Wanneer ik dit ontkende werd ik in mijn gezicht geslagen, ook sloegen ze mij met een stalen buis tegen mijn lichaam. (…) Op een gegeven moment heb ik gezegd dat we naar mijn moeder konden rijden om daar het geld op te halen. Ik ben vervolgens met de 2 personen die mij ook meenamen bij mijn schip, naar de auto gelopen. Terwijl wij buiten stonden zag ik de kans om weg te rennen. Ik ben vervolgens weggerend. (...)”. [3]
Over hetgeen zich in [plaats 1] heeft afgespeeld, heeft aangever in zijn aangifte verklaard:
“Ik moest in de woonkamer op een stoel gaan zitten met mijn gezicht naar de muur. Ik zat tussen de tv en de eettafel in. Ik werd niet vastgebonden, maar moest blijven zitten en naar de muur kijken.
In het huis zat nog een derde man (man 3). Later heeft de politie mij een foto laten zien van de bewoner, dat bleek deze derde man te zijn. Deze man heeft alleen wat geschreeuwd, maar heeft mij niet aangeraakt. Ik hoorde hem wel zeggen dat ik het moest gaan regelen. Hiermee werd het geld bedoeld.
In de woning ben ik door man 1 geslagen (…). Hij sloeg me op mijn gezicht aan de rechterkant. Ook werd ik rechts in mijn zij door hem geslagen. Dat deed me pijn. Ik heb auw geroepen. Ik hoorde hem zeggen dat ik hem geld moest geven. Ik heb toen gezegd dat we naar mijn vader in [plaats 2] moesten gaan. Maar ze geloofden niet dat mijn vader in [plaats 2] woont.
Man 2 had een uitschuifbare ijzeren stok vast en daar wilde hij me mee slaan. Hij heeft me op mijn rechterbovenbeen geslagen en op mijn gezicht aan de rechterkant. Dit deed me pijn en ik heb auw geroepen. Ik raakte ook in paniek. Ik hoorde man 2 zeggen dat hij me dood zou maken. Ook man 2 hoorde ik roepen dat ik ze geld moest geven. (…) Ik was in paniek (…) Ik heb gezegd dat we dan naar [plaats 2] kunnen gaan.
Ineens zeiden ze "oke, we gaan naar [plaats 2] ". Ik ben met man 1 en man 2 naar de auto gegaan. Man 3 bleef in zijn huis. Ik moest toen mee in de auto en ik hoorde man 1 zeggen dat hij nog maar 10 kilometer kon rijden, omdat de tank leeg was, dus dat we niet zouden gaan. Zij stapten weer de auto uit. Op dat moment dacht ik alleen maar dat dit mijn kans was om te vluchten. Ik ben gaan rennen en om hulp gaan roepen, man 2 rende nog achter me aan en sloeg me met de ijzeren staaf achter op mijn hoofd. Ik rende verder en bleef om hulp roepen. Man 2 stopte en liep weg. Ik werd daarna opgevangen door mensen, die daar woonden en de politie hebben gebeld.” [4]
Over man 1 heeft aangever verklaard dat hij deze man al langer kende omdat hij meerdere malen cocaïne bij hem had gekocht. Ook op 8 juni 2024 was aangever onder invloed van cocaïne. Een week of drie geleden was de man begonnen met bellen met een ander nummer dan waarmee hij eerder met hem contact had gehad. Het telefoonnummer begon met [nummer] . De man wilde geld van hem, wat hij had geweigerd. Op 7 juni 2024 was hij voor het laatst gebeld door dit nummer en hij had niet opgenomen. [5]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij aangever ooit in België heeft leren kennen en contact met hem bleef houden. Op 8 juni 2024 zag hij de boot van aangever en ging bij hem kijken. [6] [verdachte] heeft verklaard dat hij op 8 juni 2024 samen met [medeverdachte] op de boot van aangever in [plaats 3] was. [7]
Gelet op het bovenstaande concludeert de rechtbank dat met man 1 in de verklaring van aangever wordt bedoeld [medeverdachte] en dat man 2 ziet op [verdachte] .
Aanvullend heeft aangever op 14 juni 2024 verklaard:
“Ik was bang voor hen. Er is al eerder brand gesticht in de woning op mijn boot en ik was bang dat ze nu de boel kapot zouden slaan. Mijn schip is alles wat ik heb en ik zit al in financiële problemen. Ik werkte daarom mee, want ik wilde geen ellende meer aan boord. (...) Op mijn keukentafel lag mijn pinpas. Man 1 vroeg mij hoeveel geld er op die rekening stond. Ik vertelde hem dat er iets van 834 euro op stond. Omdat ik bang was, heb ik die pas en de pincode gegeven. Die is door man 1 aangepakt en meegenomen. (…) Ook zag ik op mijn bankrekening dat er op zaterdag 8 juni 2024 toch twee keer geld gepind was van mijn rekening, eerst 700 euro, daarna nog eens 100 euro.” [8]
Uit de boekingsdetails van de rekening van aangever volgt dat er op 8 juni 2024 om 22.37.50 uur € 700,- en om 22.39.37 uur € 100,- is afgeschreven. [9]
Bij de rechter-commissaris op 8 oktober 2024 heeft aangever onder meer aanvullend verklaard:
“Of het bij mij opgekomen is om nee te zeggen en niet mee te gaan? Daar heb ik wel aan gedacht, maar ik heb brand gehad aan boord, en ik wil het schip niet meer alleen laten. Ik was bang dat ze de boel kort en klein zouden slaan. Man 2 dreigde ook met het in brand steken van het schip. Hij zei tegen mij dat hij dat zou doen. Hij zei dat aan boord en in de auto zei hij tegen mij dat het schip in de brand stond. (...) Waarom ik toch de pinpas afgaf? Ik wilde geen onrust aan boord. Geen gevecht. Het schip is mijn huis, mijn bedrijf. Ik wil daar geen gedoe. Het is verbonden aan een goed bedrijf en goede reputatie. Ze dreigden ook dat ze naar dat bedrijf zouden gaan, [bedrijf] in [plaats 4] (België) om daar het filmpje te laten zien. (…)
Ze hebben mijn telefoon al die tijd bij zich gehad. Ik kreeg mijn telefoon helemaal niet meer terug. Ik heb mijn telefoon teruggevraagd toen we naar buiten gingen in [plaats 1] , toen zeiden ze steeds dat ik de telefoon zo zou krijgen. Ik heb mijn telefoon niet teruggekregen, (…) Toen wij naar de auto toegingen hebben ze mijn telefoon in beslag genomen, sinds dat moment heb ik mijn telefoon niet meer in handen gehad. Ik heb gezien dat man 2 op mijn telefoon zat te kijken naar dingen, op de bank in [plaats 1] . (…)” [10]
Aanhouding verdachten
Op 9 juni 2024 omstreeks 5.11 uur werden [medeverdachte] als bestuurder en [verdachte] als bijrijder in een donkergrijze Audi Q5 aangehouden op de A50 bij tankstation Ganzenven. [11] In de broekzak van [medeverdachte] werd een bankpas op naam van aangever aangetroffen. [12] In de Audi werd de telefoon van aangever, zijnde een zwarte Samsung A05 telefoon aangetroffen. [13] Onder/achter de bestuurdersstoel van de Audi werd een ploertendoder aangetroffen. [14] Bij de Fouillering van [verdachte] zijn 7 briefjes van 50 euro aangetroffen. Bij de fouillering van [medeverdachte] zijn 10 briefjes van 50 euro aangetroffen. [15]
Letsel aangever
Het letsel van aangever is beschreven in een letselrapportage. Daarin staat vermeld dat er bloeduitstortingen bij het rechteronderooglid, op de buik, het rechterbeen en bij de linker elleboog zijn aangetroffen. Verder is sprake van huidbeschadigingen op het linkeroor en meerdere kraswonden op het rechteroor en het rechterbeen. Op de rug werd een drukgevoelige plek aangetroffen waaronder de huid rood verkleurd was. Daarnaast staat vermeld dat het letsel telkens mogelijk dan wel goed passend is bij het slaan met een vuist, boksbeugel of stok. [16]
Camerabeelden [adres 2] [plaats 1]
Op camerabeelden van een woning aan de [adres 3] te [plaats 1] is het volgende te zien. Op 9 juni 2024 om 04:34:15 uur rent een man (man 1) vanuit het oogpunt van de camera van links naar rechts. Om 04:34:15 uur rent een man (man 2) vanuit het oogpunt van de camera van links naar rechts achter man 1 aan. Om 04:34:43 en 04:34:44 uur rent man 1 vanuit het oogpunt van de camera van rechts naar links. Achter hem rent man 2 en deze slaat met zijn rechterhand met een voorwerp, mogelijk een stok of staaf, tegen het rechterbeen van man 1. [17]
Verklaring [verdachte]
heeft verklaard dat hij de slaande man (man 2) op de hiervoor genoemde camerabeelden is [18] en dat hij met de pinpas van aangever is gaan pinnen en dat hij daarna achter het station op het plein een gram coke heeft gehaald. [19]
Onderzoek telefoongegevens
In de telefoon van aangever is een gemist WhatsApp-gesprek van 7 juni 2024 van het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen. Het eerste resultaat van een inkomend WhatsApp-gesprek is van 7 mei 2024 met een duur van 1 minuut en 43 seconden. [20] Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in gebruik bij [medeverdachte] . [21] Uit de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte] volgt dat het telefoonnummer van aangever sinds 28 april 2024 stond opgeslagen onder de naam ‘ [slachtoffer] Betalen’. [22]
Filmpjes
Op de tijdens de aanhouding bij [verdachte] inbeslaggenomen telefoon zijn meerdere filmpjes aangetroffen. Op het filmpje dat op het schip van aangever is gemaakt op 8 juni 2024 om 22.23 uur, is te zien en horen dat er een aantal personen in een kleine ruimte staat en aan het praten is. Een persoon (naar later blijkt: aangever) zit op de grond geknield. Te zien is dat de man zijn geslachtsdeel betast dat hij uit zijn boxershort heeft. [23] De verbalisant heeft geverbaliseerd dat verder ihet volgende is te zien en te horen (letterlijk weergegeven):
NN01 (waarschijnlijk [medeverdachte] ): Wat ben je aan het doen jongen?
NN01: Ben je er al klaar voor?
[slachtoffer] : Ja (onverstaanbaar)
NN01: Hey luister dan (onverstaanbaar)
NN02: (waarschijnlijk [verdachte] ) Hallo. Goedenavond.
NN01: Jo, dit is mijn maatje
[slachtoffer] : Beetje rustig praten, rustig (fluisterstem)
NN01: Want die mensen staan hier boven?
NN02: Het is donker hier he
NN02: Uh..betaling. Om die dat ik die jongetje kan ophalen.
[slachtoffer] : Moet ik eerst nou betalen?
NN02: Ja, je moet wel betaald hebben.
[slachtoffer] : Moet jij mijn pasje hebben?
NN02: Ja, je moet wel betaald hebben. Anders kan je niet...
NN01: Ik zei toch tegen jou, hij is serieus. Ik zei tegen hem van
[slachtoffer] : ...bankpas....
NN01: ...ik zei hij is serieus, hij is een man van zijn woord. Dus, je weet toch. Ik laatje niet zomaar ergens komen snap je. Hij is een man van zijn woord snap je. Niemand hoeft hier achter te komen hè [slachtoffer] . Want dit is, weetje wat ik bedoel?
[slachtoffer] : (verbalisant: cijfercode van pasje wordt uitgesproken)
NN01: Niemand hoeft hier achter te komen he?
NN02: Ja, 20 minuten hè
NN01: Hij is een man van zijn woord hè. Geloof me. Ik laat jou niet zomaar ergens komen.
(na 1 minuut 30 seconden tot 1 minuut 50 seconden onverstaanbaar)
NN01: Waar is de telefoon? (te zien is dat [slachtoffer] inmiddels op zijn rug op bed ligt en NN01 voor hem staat). [24]
De verbalisant heeft geverbaliseerd dat op het filmpje dat op het schip van aangever is gemaakt op 8 juni 2024 om 23.11 uur het volgende te zien en te horen is (letterlijk weergegeven):
NN01: Hij gaat effe kijken waarom
NN02: [slachtoffer] , ik weetalleen waarom jij niet, waarom
[slachtoffer] : Ja, weet ik niet
NN02: Die jongen staat hier ook vast snap je
NN02: De rest is van mij (onverstaanbaar)
NN01: Komt op mij, geen stress
NN01: Hij is goeie vriend van mij
NN02: Ik hoop gewoon dat die jongen tevreden is, snap je. Want ik heb nog andere klanten ook.
[slachtoffer] : Heb je nou gepind?
NN02: Niks, het lukte niet
[slachtoffer] : Ja, dat kan niet
NN02: Hij zegt, die (onverstaanbaar) doe ik niet aan, kijk eens even waarom
[slachtoffer] : (onverstaanbaar) pasje hebben
NN02: je moet even kijken waarom dan [slachtoffer]
[slachtoffer] : boven in de stuurhut (onverstaanbaar)
NN01: Hé, we zijn collega’s jongen, ik weet wat stuurwiel is
NN02: Doe jij aan coke? Ik heb hier ook goeie ja.
NN01: Aan het stuurwiel hè?
[slachtoffer] : Ja. [25]
De verbalisant heeft geverbaliseerd dat op het filmpje van 8 juni 2024 om 23.48 uur (met een duur van twee seconden) te horen is dat aangever zegt
“ [plaats 2] ”.
Verder is een filmpje aangetroffen dat gemaakt is in de woonkamer van man 3 aan de [adres 2] in [plaats 1] op 9 juni 2024 om 01.54 uur. Hierover is het volgende geverbaliseerd: “Te zien is dat [medeverdachte] (herkenning door mij, verbalisant, aan zijn kleding en aan zijn gezicht) tegen een eettafel geleund staat. In zijn rechterhand heeft hij een voorwerp vast dat gelijkenissen toont met een ploertendoder. Te zien is dat hij handschoenen draagt en er een koord om zijn rechterpols zit. (…) Naast hem zit aangever [slachtoffer] op een stoel. [medeverdachte] is aan het woord en zegt
“(onverstaanbaar)...dit zijn mijn broeders, ja toch...wat zijn (onverstaanbaar)”. Daarbij wijst hij met het op een ploertendoder gelijkende voorwerp in de richting van de bank. De persoon die rechts op de bank zit (en die ogenschijnlijk het filmpje vanuit zijn rechterhand maakt) draagt een donkerkleurige joggingbroek met een witte streep aan de zijkant. Tevens zijn witte letters op het linker bovenbeen te zien, lijkend op ‘homme’. Deze broek komt overeen met de broek die [verdachte] droeg bij zijn aanhouding.” [26]
Op de video van 9 juni 2024 is een telefoon te zien welke kennelijk geopend op de salontafel ligt. Uit onderzoek aan de telefoon van aangever volgt dat -met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid- de telefoon die op de salontafel lag, de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer] is geweest. [27]
WhatsApp-gesprekken [medeverdachte]
In de telefoon van [medeverdachte] zijn de volgende berichten aangetroffen tussen hem en zijn (ex-)vriendin [naam] :
Op 8 juni 2024
[medeverdachte] 20:08:44 (UTC+2) Kijk wie ik gevonden heb
[medeverdachte] 20:09:01 (UTC+2) image (inhoud niet zichtbaar)
(...)
[medeverdachte] 20:45:07 (UTC+2) Die heeft zich opgesloten in de toilet
[medeverdachte] 20:45:12 (UTC+2) Wilt niet meer eruit komen
(…)
[naam] 20:45:44 (UTC+2) Ewa en nu dan
[medeverdachte] 20:45:56 (UTC+2) Wacht tot donker word haal ik hem eruit
[naam] 20:46:43 (UTC+2) Gaat die niet bellen denk je
[medeverdachte] 20:47:15 (UTC+2) Nee want ben naar auto gegaan
[medeverdachte] 20:47:19 (UTC+2) Hij heeft niks gebekt
[medeverdachte] 20:47:23 (UTC+2) Die is helemaal in de war
[medeverdachte] 20:47:29 (UTC+2) Durft niemand te bellen
(…)
[naam] 21:23:11 (UTC+2) Is de rat al uit z'n hol (lachende smiley)
[medeverdachte] 21:25:29 (UTC+2) Nee
[naam] 21:26:57 (UTC+2) Gek man wat zou die aan het doen zijn dan
[medeverdachte] 21:27:13 (UTC+2) Snuiven [28]
(…)
[medeverdachte] 22:41:06 (UTC+2) (…) Ben bezig. Alles gaat goed. (…) Heb zijn pin code. Alleen staat maar voor 800 (euro) op
[medeverdachte] 22:42:08 (UTC+2) Ga zo verhogen
[naam] 23:56:38 (UTC+2)Ewa. [29]
Op 9 juni 2024:
[naam] 00:18:49- 01:01:35 Meerdere oproepen die niet worden beantwoord
[naam] 00:33:24 (UTC+2) Wat ben je aan het doen
[naam] 00:52:31 (UTC+2) ??
[naam] 00:54:31 (UTC+2) Waarom kan je hele tijd niet antwoorden dan????)
[naam] 01:01:35 (UTC+2) audio oproep. Wordt beantwoord en duurt 00:01:32.
[medeverdachte] 01:29:03 (UTC+2) Jo schat. Sorry
[naam] 01:29:17 (UTC+2) Wist niet dat je nog met hem Bezig was
[medeverdachte] 01:29:19 (UTC+2) Heb die gast bij men
[naam] 01:29:26 (UTC+2) Waar ga je met hem
(…)
[naam] 01:29:46 (UTC+2) Hij klinkt bang
[naam] 03:10:27 (UTC+2) ??
[medeverdachte] 03:11:18 (UTC+2) Ik weet
[medeverdachte] 04:51:43 (UTC+2) Ik hou van je schatje
[medeverdachte] 04:51:43 (UTC+2) Word aangehouden. [30]
Ploertendoder
In de onder [medeverdachte] inbeslaggenomen telefoon is een afbeelding aangetroffen waarop een zilverkleurige revolver te zien en een zwart voorwerp, welke op een ploertendoder lijkt. In de hiervoor genoemde video, gemaakt in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] , werd een op een ploertendoder gelijkend voorwerp waargenomen. De ploertendoder op het filmpje en de ploertendoder op de afbeelding uit de telefoon van [medeverdachte] hebben qua kleur en vorm overeenkomsten. De ploertendoder op de afbeelding uit de telefoon van [medeverdachte] en de ploertendoder die is aangetroffen in de Audi Q5 tonen qua kleur en vorm duidelijke overeenkomsten. [31]
Overwegingen van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De verdenking dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd is met name gebaseerd op de verklaringen van aangever. Hij heeft bij de ter plaatse gekomen verbalisanten en later bij de politie en de rechter-commissaris verklaard wat er volgens hem op de avond van 8 juni en in de nacht van 9 juni 2024 is voorgevallen en wie daarbij betrokken zijn geweest.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangever op voldoende punten steun vinden in andere bewijsmiddelen.
  • Aangever is gevlucht en geslagen, hetgeen wordt bevestigd door de camerabeelden en het letsel dat past bij zijn verklaring op welke plekken hij is geslagen.
  • Er is geld van zijn rekening gehaald terwijl een bedrag ter hoogte daarvan tijdens de fouillering van de verdachten bij hen is aangetroffen.
  • Aangever heeft verklaard dat hij de verdachten een geldbedrag moest betalen. In de telefoon van [medeverdachte] staat het telefoonnummer van aangever opgeslagen als ‘ [slachtoffer] betalen’.
  • Aangever is geslagen met een ijzeren staaf, hetgeen door de camerabeelden en het bij aangever vastgestelde letsel wordt bevestigd. Achter/onder de bestuurdersstoel van de auto van [medeverdachte] is een ploertendoder aangetroffen, terwijl ook op het filmpje in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] , aangetroffen op de telefoon van [verdachte] en op een foto in de telefoon van [medeverdachte] een op een ploertendoder gelijkend voorwerp is aangetroffen.
  • Aangever heeft verklaard dat hij onder invloed was en dat hij cocaïne van de verdachten heeft gekregen. Die verklaring vindt steun in de verklaring van [verdachte] Alsook in het app bericht van [medeverdachte] aan zijn (ex-)vriendin dat aangever aan het snuiven is en
De rechtbank kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat aangever niet de volledige waarheid heeft verklaard over de reden waarom er 800 euro van zijn rekening is gehaald, waarom hij geld moest betalen aan verdachten en om wat voor bedrag dat precies ging.
Dit maakt dat de rechtbank extra kritisch heeft bekeken en beoordeeld of en in hoeverre de belastende onderdelen van de verklaringen van aangever voldoende worden ondersteund door ander bewijs. In de hierboven omschreven bewijsmiddelen vindt de rechtbank voldoende steunbewijs. De verklaringen van aangever zijn in zoverre betrouwbaar en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Het verweer strekkende tot volledige uitsluiting van de verklaringen van aangever voor het bewijs, wordt dan ook verworpen.
In het bijzonder ten aanzien van feit 2
Onder feit 2 is ten laste gelegd dat verdachte samen met een ander van aangever geld heeft gestolen met een valse sleutel.
Uit het filmpje van 22.23 uur leidt de rechtbank af dat aangever zijn pinpas en zijn code heeft afgegeven zodat verdachten voor hem geld konden pinnen voor de betaling voor ‘een jongetje’. Om 22.37 en 22.39 uur is er geld van de rekening van aangever gepind door [verdachte] . Van het gepinde bedrag heeft hij een gram coke gehaald voordat hij terug is gegaan naar het schip van aangever met [medeverdachte] . In het filmpje van 23.11 uur is te horen dat er tegen aangever wordt gezegd dat er geen geld op de rekening stond. Dit was echter wel het geval en dit volgt ook uit de WhatsApp-berichten die om 22.41 en 22.42 uur door [medeverdachte] aan [naam] zijn gestuurd:
“Ben bezig. Alles gaat goed. (…) Heb zijn pin code. Alleen staat maar voor 800 (euro) op. Ga zo verhogen”. Een bedrag van € 850,- is in briefjes van 50 euro aangetroffen bij [verdachte] en [medeverdachte] . Weliswaar is dit meer dan het gepinde bedrag minus het geld voor een gram cocaïne, maar de rechtbank gaat er vanuit dat verdachten niet helemaal zonder geld van huis zijn vertrokken. Ook de pinpas van aangever bevond zich in de broekzak van [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond hiervan worden vastgesteld dat hoewel verdachte zijn pinpas en -code heeft meegegeven, verdachten het oogmerk hebben gehad om bij aangever geld weg te nemen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een geldbedrag, te weten 800 euro, heeft weggenomen met het oogmerk om zich dit wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde gebruik van een valse sleutel.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1
Onder feit 1 is ten laste gelegd dat verdachte samen met een ander op 8 juni 2024 in [plaats 3] aangever heeft gedwongen om iets te doen, namelijk om zijn pinpas, pincode, telefoon en sleutels af te geven.
In het voorgaande is reeds vastgesteld dat aangever zijn pinpas en pincode vrijwillig heeft afgestaan. Dat de verdachten de sleutels van aangever hebben afgenomen/meegenomen, vindt naar het oordeel (ook) geen steun in het dossier.
Voor de verklaring van aangever dat hij zijn telefoon moest afgeven toen zij in de haven naar de auto liepen, ziet de rechtbank wel steun in het dossier. Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de telefoon van aangever in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] vlak voor [verdachte] op de salontafel ligt en kennelijk ‘aanstaat’ of ‘is geopend’. Aangever heeft ook verklaard dat ‘man 2’ op zijn telefoon zat te kijken. De telefoon van aangever is vervolgens ook aangetroffen in de auto van verdachten. Dat er om 23.00 uur op internet is gezocht naar de apotheek van aangever, maakt vorenstaande ook niet anders. Dit moment is namelijk gelegen voordat het filmpje van 23.11 uur op het schip van aangever is opgenomen en dus voordat zij het schip hebben verlaten. Het enkele gegeven dat om 23.55 en 02.22 uur is gezocht op ‘camboys’ en ‘pornhub’ sluit de verklaring van aangever dat ‘man 2’ op zijn telefoon aan het kijken was niet uit.
Op grond van de berichten die [medeverdachte] omstreeks 20:00 uur aan zijn (ex-vriendin) [naam] stuurt (waaronder
“Kijk wie ik heb gevonden heb”) en de filmpjes aan boord van het schip van 22.23 uur en 23.11 uur kan worden geconcludeerd dat [medeverdachte] en [verdachte] zich gedurende langere tijd aan boord van het schip van aangever hebben opgehouden.
Het filmpje waarop te zien is dat aangever zijn geslachtsdeel in zijn hand heeft, is door [verdachte] gemaakt in de slaapkamer van aangever op het moment dat [medeverdachte] en [verdachte] daar binnen liepen. Het karakter van de beelden is zodanig dat kan worden aangenomen dat er door aangever geen toestemming is gegeven om te filmen.
Aangever is – nadat het filmpje werd gemaakt – met verdachten van het schip afgegaan en bij hen in de auto gestapt. Ook is hij met hen de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] binnengegaan. In die woning is verdachte tegen zijn gezicht, lichaam en been geslagen. Het letsel dat aangever heeft opgelopen, is passend bij zijn verklaring op welke plekken hij is geslagen. Nadat de verdachten met aangever naar [plaats 2] wilden vertrekken, is aangever gevlucht.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het opgelopen letsel en het feit dat aangever is gevlucht, dat er sprake is geweest van dwang om in [plaats 3] bij de verdachten in de auto te stappen. De dwang vloeit onder meer voort uit het compromitterende filmpje dat de verdachten in hun bezit hadden. Met deze dwang wilde verdachten aangever geld afhandig maken. Het gepinde geld van de bankrekening van aangever was immers niet genoeg, zo volgt uit de berichten van [medeverdachte] aan zijn (ex-)vriendin [naam] , waaronder:
“Ben bezig. Alles gaat goed. (…) Heb zijn pin code. Alleen staat maar voor 800 (euro) op. Ga zo verhogen”.De verklaring van aangever dat hij de verdachten geld moest betalen, vindt steun in die berichten en het feit dat in de telefoon van [medeverdachte] het telefoonnummer van aangever stond opgeslagen onder de naam ‘ [slachtoffer] betalen’.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever door verdachte en een ander werd gedwongen om zijn telefoon af te geven en om bij verdachten in de auto te stappen en daarna ook in de woning te blijven. Verdachten hadden niet het recht om aangever tegen zijn wil zijn telefoon af te nemen en tegen zijn wil in de auto te laten stappen en in de woning te houden. De uitgeoefende dwang is daarmee wederrechtelijk. Uit de uitgeoefende dwang volgt het opzet van verdachte.
In het bijzonder ten aanzien van feit 3
Onder feit 3 is ten laste gelegd dat verdachte samen met een ander aangever van zijn vrijheid heeft beroofd in [plaats 3] en/of [plaats 1] in de periode van 8 en 9 juni 2024.
In het voorgaande heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat aangever onder dwang in de auto is meegenomen en dat hem door [medeverdachte] en [verdachte] werd gezegd dat hij hen geld moest betalen.
De rechtbank is verder van oordeel dat door verdachten een dreigende sfeer is gecreëerd. Dit volgt uit de feiten en omstandigheden die blijken uit de verklaring van aangever, waaronder dat hij niet wist waar hij naar toe ging, dat hij in de woning in [plaats 1] op een stoel moest gaan zitten en naar de muur moest kijken en met zijn handen op zijn schoot moest zitten, dat hij, als hij ontkende geld schuldig te zijn, in zijn gezicht werd geslagen en tegen zijn lichaam en zijn been met een ijzeren staaf werd geslagen, en dat [verdachte] tegen hem heeft gezegd dat hij hem dood zou maken.
Door de dreigende sfeer en doordat de verdachten voortdurend in de nabijheid van aangever verbleven, werd hij belet om de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] te verlaten. Nadat aangever aangaf dat zijn ouders in [plaats 2] wel geld hadden, zijn [medeverdachte] en [verdachte] weer met aangever in de auto gestapt. Op dat moment heeft aangever weten te vluchten. Tijdens zijn vlucht werd hij door de verdachten achtervolgd en door [verdachte] met een uitschuifbare ijzeren staaf op zijn hoofd en been geslagen. Gezien de overeenkomsten met de aangetroffen ploertendoder in de auto waarin [verdachte] en [medeverdachte] zijn aangehouden en gezien de overeenkomsten met een op een ploertendoder gelijkend voorwerp dat [medeverdachte] in de video, gemaakt in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] in zijn handen had, gaat de rechtbank ervan uit dat aangever op straat is geslagen met deze ploertendoder.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander aangever van zijn vrijheid hebben beroofd in [plaats 3] en hem van zijn vrijheid beroofd hebben gehouden in [plaats 1] . Uit de dwang, de bedreiging met de dood en de vlucht, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat dit tegen de wil van verdachte heeft plaatsgevonden. Uit het feit dat de verdachten aangever hebben achtervolgd toen hij op de vlucht sloeg en het feit dat hij op dat moment met de ploertendoder werd geslagen door [verdachte] , blijkt ook duidelijk dat het hun bedoeling was te voorkomen dat aangever weg kon, waarmee eveneens het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen kan worden geacht.
In het bijzonder ten aanzien van feit 4
Onder feit 4 is tenlastegelegd dat verdachte samen met een ander heeft gepoogd om aangever af te persen in [plaats 3] en [plaats 1] op 8 en 9 juni 2024.
De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat [medeverdachte] en [verdachte] gedurende een langere periode aan boord van het schip in [plaats 3] zijn geweest, dat door hen tegen aangever is gezegd dat hij geld moest betalen, dat van aangever een compromitterend filmpje is gemaakt waarmee hij is gedwongen om bij hen in de auto te stappen en dat hij van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden totdat hij omstreeks 4.36 uur is gevlucht en dat hij gedurende de periode in [plaats 1] is geslagen. Met de dwang wilde verdachten aangever (meer) geld afhandig maken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van vorenstaande worden vastgesteld dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om met geweld aangever te dwingen tot afgifte van een geldbedrag met het doel om dit bedrag wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank acht de tenlastegelegde poging tot afpersing wettig en overtuigd bewezen. Uit het dwingen volgt het opzet van verdachte tot afgifte van het geldbedrag.
Deelvrijspraken
Voor de verklaring van aangever dat hij de verdachten 120.000 euro schuldig was, ziet de rechtbank geen enkele ondersteuning in andere bewijsmiddelen. De verklaring van aangever dat hij voor in de auto met zijn hoofd naar beneden moest zitten, vindt naar het oordeel van de rechtbank (ook) geen steun in het dossier. De rechtbank acht deze onderdelen van de tenlastelegging (in feit 2, 3 en 4) dan ook niet bewezen en zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
In het bijzonder ten aanzien van feit 5
Onder feit 5 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij geprobeerd heeft om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij hem heeft mishandeld door hem te slaan met een ijzeren staaf.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld hoe hard er is geslagen. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem te slaan op het achterhoofd en tegen het lichaam met een ploertendoder (een uitschuifbare ijzeren staaf) nadat aangever kans zag om te vluchten. Daarmee komt de rechtbank tot een veroordeling voor het subsidiair tenlastegelegde en zal zij verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 t/m 4 en feit 5, subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks8 juni 2024 te [plaats 3] (België) (op binnenvaartschip [binnenvaartschip] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/ofdoor bedreiging met
geweld ofenige andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen,
niet te doen en/of te dulden,immers
heeft/hebben
is/zijnverdachte en zijn mededader (om die [slachtoffer] tegen zijn wil zijn
pinpas en pincode,telefoon
en sleutelsaf te laten geven aan verdachte(n):
- gezamenlijk het schip van die [slachtoffer] in de avond onaangekondigd betreden terwijl de lichten op het schip gedoofd waren en bleven en
/of- de leefruimte en slaapkamer van die [slachtoffer] op het schip binnengegaan
(terwijl die [slachtoffer] op bed lag)en
/of- er beperkte ruimte en maar één uitgang met een trap naar boven was op het schip en verdachte en zijn mededader voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven en
/of- zonder toestemming een filmpje gemaakt van die [slachtoffer] in ontklede toestand in zijn slaapkamer en
/of-
gezegd tegen die [slachtoffer] dat hij de afspraak niet was nagekomen en verdachte en/of zijn mededader(s) € 120.000, althans een groot geldbedrag, schuldig was en/of moest lenen en/of- gezegd dat die [slachtoffer]
die € 120.000, althans die grote hoeveelheidgeld, nu direct moest betalen en
/of- dat zij
de pinpas met pincode en/ofeen telefoon
en/of de sleutels van het voornoemde binnenvaartschip ( [binnenvaartschip] ),onder zich
heeft/hebben genomen;
2.
hij op
of omstreeks8 juni 2024 te [plaats 3] (België)
(op binnenvaartschip [binnenvaartschip] )tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een hoeveelheid geld (te weten € 800), althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pincode en pinpas van die [slachtoffer] , tot het gebruik waarvan hij en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren;
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 8 juni 2024 tot en met 9 juni 2024
te [plaats 3] , althansin België en
/of te [plaats 1] (in een (flat)woning gelegen aan de [adres 2] ), althansin Nederland tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)- die [slachtoffer] (onder dwang) in een auto meegenomen met onbekende bestemming, hetgeen later bleek naar een flatwoning in [plaats 1] ,
althans naar Nederland terwijl zij die [slachtoffer] bevolen om gedurende de autorit met het hoofd naar beneden te zittenen
/of- die [slachtoffer] in die woning, (alwaar nog een mededader aanwezig was) op een stoel gezet en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij naar de muur moest kijken en/of met zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en
/of- (telkens) tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten,
de voornoemdeeen hoeveelheid geld
(te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geldmoest gaan regelen en
/of- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] ,
met kracht (al dan niet) met (een) boksbeugel(s) en/ofmet een ijzeren staaf,
althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en)op/in het gezicht en
/ofop/tegen het lichaam en
/oftegen zijn been geslagen en
/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer]
(opzettelijk dreigend en/of intimiderend)gezegd
/ geroepen/geschreeuwddat hij het geld
(te weten € 120.000)moest geven en
/ofdat verdachte en/of zijn mededader
(s)die [slachtoffer] dood zouden maken en
/of- een dreigende sfeer gecreëerd en
/ofvoortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] te verlaten en
/of-
(vervolgens
)die [slachtoffer] wederom in de auto gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
4.
hij op
of omstreeks9 juni 2024 te [plaats 1] , (in een (flat)woning gelegen aan de [adres 2] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een
grotehoeveelheid geld
(te weten € 120.000), in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [slachtoffer] in die woning, op een stoel heeft gezet en
/oftegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de muur moest kijken en
/ofmet zijn handen op zijn schoot moest (blijven) zitten en
/of- (telkens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat die [slachtoffer] hen, verdachten,
de voornoemdeeen hoeveelheid geld
(te weten € 120.000) schuldig was en/of dit geldmoest gaan regelen en
/of- (als die [slachtoffer] ontkende dat hij de verdachten geld schuldig was)(telkens) die [slachtoffer] , met kracht (al dan niet) met
(een) boksbeugel(s) en/ofmet een ijzeren staaf,
althans (een) daarop gelijkend(e) (slag)voorwerp(en)op/in het gezicht en
/ofop/tegen het lichaam en
/oftegen zijn been heeft geslagen en
/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer] (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd dat hij het geld
(te weten € 120.000)moest geven en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dood zouden maken en
/of- een dreigende sfeer heeft gecreëerd en
/ofvoortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft verbleven, waardoor [slachtoffer] werd belet de woning gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] te verlaten en
/of- (vervolgens) die [slachtoffer] wederom in de auto heeft gezet ( [slachtoffer] had aangegeven dat zijn vader en/of zijn moeder in [plaats 2] wel geld hadden) waarna [slachtoffer] heeft weten te vluchten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
Subsidiair
hij op
of omstreeks9 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(met kracht)met een uitschuifbare ijzeren staaf,
althans een daarop gelijkend (slag)voorwerp een ofmeerdere malen achterop het hoofd en/of op/tegen het lichaam
te slaangeslagen, nadat die [slachtoffer] kans zag te vluchten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 4:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5, subsidiair:
mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 3 en feit 4 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
De rechtbank is verder van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en de eendaadse samenloop van feiten 3 en 4, sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat voor elke bewezenverklaring kan worden volstaan met de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 5 maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van geld, dwang, opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing met geweld. De feiten hebben zich afgespeeld in een periode van ongeveer zeven tot acht uur. Bij het geweld op het slachtoffer is door verdachten gebruik gemaakt van een ploertendoder, waarvan het bezit niet is toegestaan. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij angstig en in paniek was. Verdachten hebben door hun handelen een ernstige inbeuk op de persoonlijke vrijheid, de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van aangever gemaakt. De wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing zijn geëindigd omdat het slachtoffer kans heeft gezien om te vluchten, niet door verdachte of zijn mededader. Tijdens zijn vlucht is het slachtoffer achtervolgd door verdachten en is hij opnieuw geslagen met de ploertendoder. Dit geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg in een woonwijk en de achtervolging is waargenomen door buurtbewoners. Dergelijke feiten zorgen voor onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachten hebben kennelijk enkel financieel gewin voor ogen gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor dit feitencomplex een gevangenisstraf voor langere duur passend en geboden.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren dient te worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
Deze straf is aanmerkelijk lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist, omdat bij soortgelijke strafbare feiten waar een hogere straf wordt opgelegd, het geweld dat is gebruikt aanzienlijk ernstiger is.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.100,- aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om te bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt opgelegd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van het gevorderde smartengeld heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering wordt betwist voor zover deze het bedrag van € 500,- overstijgt.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
a.
Vervangen sloten (€ 500,-)
Er is niet of onvoldoende gebleken dat de kosten voor het vervangen van de sloten rechtstreeks is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde. De gevorderde kosten worden daarom afgewezen.
Geldopname (€ 800,-)
De rechtbank overweegt dat de schadepost ‘geldopname’ niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering voor wat betreft deze schadepost kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één/meerdere van de hiervoor genoemde categorie/categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 3, 4 en 5 heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van blauwe plekken, kneuzingen, kraswonden en schaafwonden opgelopen. Door feit 1, 3 en 4 is de benadeelde ook op andere wijze in de persoon aangetast. De verdachten hebben immers een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid, de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van benadeelde gemaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,- vaststellen.
Overige
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 9 juni 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 282, 284, 300, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 5 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twee jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1, 3, 4 en 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 800,- aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af.
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.300,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 33 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2025.
Mr. Van Laethem en mr. Van der Meulen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R024056 / SCANIA, gesloten op 10 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, nr. 148 (niet doorgenummerd).
3.Proces-verbaal van eerste bevindingen ter plaatse, p. 29-30.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 9 juni 2024, p. 42-43.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 9 juni 2024, p. 41, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 3 juli 2024, p. 50.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 9 juni 2024, p. 412-413.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 9 juni 2024, p. 393-394.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45-46.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 8 oktober 2024, p. 4 en 5 van 10.
11.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 444-446; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , p. 459-461.
12.Kennisgeving van inbeslagname PLO600-2024264892-31 (niet doorgenummerd).
13.Kennisgeving van inbeslagname PL0600-2024264892-34 (niet doorgenummerd).
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93 en 98.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 363-365.
16.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Oost-Nederland d.d. 09-06-2024 , p. 61-71.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 304.
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 406.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 400.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109-110.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 131.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 236.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 119-120.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124-127; proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats 1] ), p. 315-332.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 369-370.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 236-237.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134-135.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134-135.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 252.