ECLI:NL:RBGEL:2025:5960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24_4050
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik en de beoordeling van het CBR

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de ongeldigverklaring van haar rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiseres had haar rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van een diagnose van alcoholmisbruik, vastgesteld door een psychiater en een arts na een onderzoek naar haar rijgeschiktheid. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht heeft gehandeld door het rijbewijs ongeldig te verklaren, gezien de eerdere aanhoudingen van eiseres voor rijden onder invloed en de hoge ademalcoholgehaltes die bij deze aanhoudingen zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het CBR zich op de conclusies van het rapport van de psychiater en arts mocht baseren, en dat de diagnose alcoholmisbruik voldoende onderbouwd is. Eiseres had eerder een EMA-cursus gevolgd, maar ondanks deze cursus is zij opnieuw aangehouden met een hoog alcoholpromillage. De rechtbank oordeelt dat de diagnose van alcoholmisbruik niet alleen is gebaseerd op het hoge alcoholgehalte, maar ook op andere factoren zoals tolerantie en onderrapportage van alcoholgebruik. Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en blijft de ongeldigverklaring van haar rijbewijs in stand.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4050

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. M. Kleijbeuker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het ongeldig verklaren van haar rijbewijs vanaf 23 januari 2024.
1.1.
Het CBR heeft dit besluit genomen op 16 januari 2024. Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht het rijbewijs van eiseres vanaf 23 januari 2024 ongeldig heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanleiding voor het ongeldig verklaren van het rijbewijs van eiseres
4. Eiseres is op 24 juli 2023 als beginnend bestuurder door de politie aangetroffen in haar auto, waarna er een alcohollucht bij haar werd geroken. Getuigen hebben haar voorafgaand daaraan zien rijden en eiseres wilde niet meewerken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Uit een ademanalyse bleek een ademalcoholgehalte van 1185 µg/l. Vervolgens is eiseres aangehouden. Eiseres is eerder op 7 januari 2022 aangehouden waarbij een ademalcoholgehalte van 855 µg/l is geconstateerd, waarna zij verplicht een EMA-cursus [1] heeft gevolgd. Deze was net twee maanden voorafgaand aan de aanhouding van eiseres op 24 juli 2023, afgerond.
4.1.
Naar aanleiding van het voorval op 24 juli 2023 heeft het CBR bij besluit van 1 augustus 2023 aan eiseres een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, omdat jegens haar een vermoeden van ongeschiktheid is gerezen. Het bezwaar dat eiseres heeft gemaakt tegen dit besluit van 1 augustus 2023 is bij besluit op bezwaar van 15 september 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen is geen beroep ingesteld. Dit besluit staat dus in rechte vast.
4.2.
Het onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres is verricht op 25 november 2023 door een arts, [persoon A], en een psychiater, [persoon B] van Bureau Rijbewijskeuringen. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in een verslag van bevindingen (hierna: het rapport). In dit rapport is geconcludeerd dat bij eiseres de diagnose alcoholmisbruik gesteld kan worden. Dit is gebaseerd op de volgende bevindingen:
  • Eiseres is in de twee jaar voorafgaand aan de laatste aanhouding eerder aangehouden met een zeer hoog promillage in verband met het rijden onder invloed. Dat is een aanwijzing voor een stoornis in het alcoholgebruik;
  • Eiseres is eerder onderzocht in het kader van de vorderingsprocedure. Desondanks is eiseres wederom aangehouden wegens het rijden onder invloed. Dat is een aanwijzing voor een stoornis in het alcoholgebruik;
  • Eiseres heeft een EMA-cursus gevolgd. Ondanks het feit dat men tijdens zo’n cursus nadrukkelijk wordt gewezen op de effecten, gevolgen en risico’s van alcoholgebruik in het verkeer, is eiseres wederom onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorrijtuig aangehouden. Hiermee heeft eiseres wederom de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en daarmee de geldigheid van het rijbewijs op het spel gezet. Dat is passend bij een stoornis in het alcoholgebruik;
  • Het is niet aannemelijk dat eiseres, die al jaren een sociaal drinkpatroon heeft, één dag doorschiet en onder invloed gaat rijden. Hoewel dit in theorie kan, is het niet erg aannemelijk. Nu eiseres tweemaal is aangehouden met zeer hoge promillages in 2022 en 2023 kan gesteld worden dat deze incidenten, waarbij voorafgaand aan de aanhoudingen veel meer alcohol is gedronken dan passend is bij het opgegeven matige drinkpatroon, niet in overeenstemming zijn met dit drinkpatroon. Meer aannemelijk is een structureel patroon van overmatig alcoholgebruik. Daarmee is aannemelijk dat sprake is van onderrapportage van het alcoholgebruik;
  • Eiseres was in staat om in korte tijd een zodanige hoeveelheid alcohol te nuttigen dat dit resulteerde in een zeer hoog promillage van ruim 2,726 (1185 µg/l). Dit past niet bij recreatief gebruik. Eiseres vertoonde wel gevolgen hiervan maar behoudens duidelijke dronkenschap en geheugen hiaten geen duidelijke intoxicatieverschijnselen, welke wel te verwachten waren gezien het feit dat zij in het jaar voorafgaand aan de laatste aanhouding matig alcohol had gedronken. Dit is daarom een aanwijzing voor tolerantie en voor onderrapportage van het alcoholgebruik in het jaar voor de aanhouding;
  • Eiseres had een normale laboratoriumuitslag;
  • Bij het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden.
Verder is geconcludeerd dat het aannemelijk lijkt dat eiseres is gestopt met het alcoholgebruik sinds 26 juli 2023.
4.3.
Eiseres heeft geen tweede onderzoek (als second opinion) aangevraagd.
Het CBR heeft het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard omdat eiseres door de gestelde diagnose van het alcoholmisbruik niet geschikt is om te rijden. Hieraan liggen de bevindingen in het rapport ten grondslag.
Procesbelang
5. Na het verstrijken van de recidivevrije periode is eiseres inmiddels weer in het bezit van een geldig rijbewijs. Vanwege de diagnose van alcoholmisbruik is de geldigheid van het rijbewijs echter beperkt tot één jaar. Als haar rijbewijs niet ongeldig was verklaard, zou dat voor onbepaalde tijd zijn. Gelet daarop heeft eiseres procesbelang bij een beoordeling van het bestreden besluit.
Toetsingskader
6. Uit de wet- en regelgeving volgt dat het CBR een rijbewijs ongeldig verklaart als uit het onderzoek naar de rijgeschiktheid blijkt dat eiseres niet voldoet aan de eisen voor het besturen van een motorvoertuig. In dit geval is door de arts en psychiater in het rapport geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn om bij eiseres de diagnose alcoholmisbruik te stellen. Volgens de wet- en regelgeving is eiseres dan niet geschikt om te rijden en moet het rijbewijs ongeldig worden verklaard. [2]
6.1.
Het CBR baseert zich op de conclusies van de arts en psychiater in het rapport. Het is vaste rechtspraak dat het CBR mag afgaan op een dergelijk rapport, nadat is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren zijn gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig kan het CBR de adviseur een reactie vragen op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd. [3]
6.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft algemene uitgangspunten geformuleerd voor de beoordeling van een psychiatrisch rapport in het kader van CBR-keuringen. Het diagnosticeren van stoornissen in het gebruik van alcohol in het kader van CBR-keuringen is gericht op het algemene belang van de verkeersveiligheid. De diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ ten behoeve van CBR-zaken is een beschrijvende diagnose waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik, terwijl aanwijzingen dat het onwaarschijnlijk is dat bij betrokkene sprake is van met alcoholgebruik gerelateerde problemen niet aanwezig zijn. Om tot een diagnose te kunnen komen heeft de psychiater de anamnese, het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, en het laboratoriumonderzoek als instrumenten tot zijn beschikking.
De diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ kan in de praktijk niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Reden daarvoor is dat de betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is, omdat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden. Verder is het ademalcoholgehalte steeds een momentopname. Daarom kan de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ alleen worden verkregen met de hulp van meerdere aanwijzingen die deze diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor aanwezigheid van alcoholproblemen. Deze aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Daarnaast is het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol een aanwijzing voor alcoholtolerantie en daarmee voor de aanwezigheid van problemen met het gebruik van alcohol. In dat verband kan worden gedacht aan het kunnen besturen van een auto onder invloed van hoge promillages alcohol. [4]
Mocht het CBR zich baseren op het rapport?
7. Eiseres voert aan dat het rapport onvoldoende concludent is en niet aan het bestreden besluit ten grondslag mag worden gelegd. De gronden die aan de diagnose misbruik van alcohol ten grondslag zijn gelegd kunnen deze niet dragen. Kort samengevat bestrijdt eiseres de door de arts en psychiater vastgestelde tolerantie en onderrapportage van het alcoholgebruik door eiseres. De diagnose van alcoholmisbruik is dan louter gebaseerd op een hoog alcoholgehalte en het na het volgen van een EMA-cursus recidiveren en dat is onvoldoende voor de diagnose van alcoholmisbruik. Wat eiseres hiertoe verder heeft betoogd, komt hierna aan de orde.
7.1.
Voor de rechtbank staat vast dat de diagnose van alcoholmisbruik niet alleen gebaseerd is op het feit dat eiseres binnen twee jaar twee keer is aangehouden met een hoog ademalcoholgehalte, de tweede keer nadat de EMA-cursus was afgerond, maar ook, in onderling verband en samenhang bezien, op de conclusie dat sprake is van tolerantie en onderrapportage van het alcoholgebruik door eiseres. Anders dan eiseres stelt is de diagnose dus niet alleen gebaseerd op twee keer een hoog ademalcoholgehalte, de tweede keer na het volgen van een EMA-cursus. Daarbij is van belang geacht – waar het CBR terecht op heeft gewezen – dat eiseres
binnen twee jaartwee keer is aangehouden met een
zeer hoogademalcoholgehalte, de tweede keer niet lang nadat de EMA-cursus was afgerond. Voorgaande bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, kunnen de conclusie van alcoholmisbruik dragen. Wat eiseres naar voren heeft gebracht over de tolerantie en onderrapportage geeft geen aanleiding om aan de conclusies in het rapport dat hier sprake van is, te twijfelen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
7.2.
Ten aanzien van de tolerantie heeft eiseres er op gewezen dat uit de observaties van de verbalisanten en verklaringen van getuigen juist een contra-indicatie voor tolerantie volgt en dat dit ondersteund wordt door hetgeen eiseres bij het onderzoek door de psychiater en arts heeft verklaard. De verbalisanten hebben geverbaliseerd dat eiseres onvast ter been was, zij ondersteund moest worden tijdens het lopen en dat zij met dubbele tong sprak. Een omstander dacht dat eiseres onwel was geworden en getuigen hebben verklaard dat eiseres tegen een afvalcontainer botste en de koppeling niet goed bediende. Dit komt overeen met de verklaring van eiseres bij de psychiater en arts dat zij slingerend bij haar auto kwam, het starten/wegrijden moeizaam ging, zij black-outs had over de avond en zij zich niet goed tot rijden in staat voelde. Volgens eiseres passen deze effecten bij een niet-tolerant individu. Daartoe heeft zij gewezen op de reeds in bezwaar benoemde tabel van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de website van het Trimbos-instituut met betrekking tot de te verwachten effecten bij een bepaald ademalcoholgehalte. Hier is in het bestreden besluit onvoldoende op gereageerd volgens eiseres. Verder heeft eiseres zwaar onder invloed deelgenomen aan het verhoor bij de politie. Daarom kan aan die verklaring ook niet de waarde worden gehecht die daaraan in het bestreden besluit wordt gehecht waarin er op is gewezen dat eiseres bij de politie heeft verklaard dat zij uit de stad kwam. Bovendien heeft eiseres gezegd dat zij dàcht dat zij uit de stad kwam. De verklaring van eiseres bij de arts en psychiater dat zij slechts een zeer korte afstand heeft gereden en vrijwel meteen een ongeval veroorzaakte wordt niet uitgesloten door de gegevens in het procesdossier, aldus eiseres.
7.2.1.
Dit betoog slaagt niet. Het CBR heeft er terecht op gewezen dat de arts en psychiater er rekening mee hebben gehouden dat eiseres tekenen vertoonde van duidelijke dronkenschap en geheugenhiaten, maar geen duidelijke intoxicatieverschijnselen die wel te verwachten waren omdat eiseres in het jaar voorafgaand aan de laatste aanhouding matig alcohol had gedronken. Het CBR heeft er bovendien terecht op gewezen dat eiseres - ondanks wat de verbalisanten en getuigen hebben geconstateerd en dat eiseres zelf heeft aangegeven bij de arts en psychiater dat het starten en rijden moeizaam ging - nog wel in staat was om de sleutel in het contact te steken en de auto te besturen. Eiseres heeft betwist dat zij de auto heeft bestuurd over een afstand gelegen van in de stad naar buiten de stad. Uit de getuigenverklaringen volgt echter ook dat eiseres de auto in ieder geval over enige afstand heeft bestuurd. Bovendien blijkt uit het verhoor van de politie niet dat eiseres daar zwaar onder invloed aan deelnam zoals eiseres naar voren heeft gebracht. Uit dat verhoor blijkt dat zij antwoord heeft gegeven op de vragen van de politie. Er is door de politie niet gemeld dat eiseres niet in staat was om het verhoor af te leggen. Het in staat zijn tot het verrichten van de hiervoor genoemde handelingen bij een ademalcoholgehalte van 1185 µg/l is niet waarschijnlijk bij iemand zonder een alcoholtolerantie. Dat het verrichten van deze handelingen bij een wat hoger ademalcoholgehalte geen onderscheidend criterium is, zoals eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht, volgt de rechtbank niet omdat het gaat om de combinatie van een
zeer hoogademalcoholgehalte en het in staat zijn tot het verrichten van deze handelingen. Verder heeft het CBR ook gereageerd op de verwijzing van eiseres naar de tabel van het NFI en de website van het Trimbos door aan te geven dat de door eiseres genoemde verschijnselen ook volgens de tabel van het NFI en de website van het Trimbos al bij een lager ademalcoholgehalte verwacht worden. Dat op dit punt sprake zou zijn van een motiveringsgebrek volgt de rechtbank dan ook niet. Tot slot is er bij de conclusie van tolerantie ook rekening mee gehouden dat eiseres in staat was om in een korte tijd een zodanige hoeveelheid alcohol te drinken dat dit resulteerde in het zeer hoog ademalcoholgehalte van 1185 µg/l. Op grond van deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, kan de conclusie van tolerantie gevolgd worden.
7.3.
Ten aanzien van de onderrapportage heeft eiseres er op gewezen dat het aantal van 12 glazen wijn wat eiseres bij het onderzoek heeft gerapporteerd en waar de arts en psychiater vanuit zijn gegaan, niet kan kloppen. Gelet op het ademalcoholgehalte van 1185 µg/l (een promillage van 2,726) in een tijdsbestek van 2,5 uur en bij het lichaamsgewicht van eiseres (55 kilo) moet dit volgens de alcoholcalculator acht glazen zijn geweest. Gelet op haar normale alcoholgebruik in het jaar voorafgaand aan de aanhouding op 24 juli 2023 is dit twee keer zoveel. Dat verschil is niet dusdanig groot dat er geconcludeerd kan worden tot onderrapportage. Bovendien heeft eiseres aangegeven dat zij op de dag van de aanhouding een feestje had bij iemand thuis. Om in die setting meer alcohol te drinken dan in een normale week is niet opvallend. Het CBR heeft er op gewezen dat dit op een maandag was, maar dit was op een maandag in de zomervakantie toen eiseres, net als vriendinnen, vrij was. En als eiseres vaker fors alcohol zou hebben gedronken in het jaar voorafgaand aan de aanhouding, dan is het juist niet waarschijnlijk dat zij zo zwaar onder invloed was na acht glazen wijn als op de dag van de aanhouding is waargenomen door de politie en onafhankelijke getuigen. Op dit laatste heeft het CBR in het bestreden besluit ten onrechte niet gereageerd, aldus eiseres.
7.3.1.
Ook dit betoog slaagt niet. De stelling van eiseres dat haar verklaring bij de arts en psychiater over dat zij 12 glazen heeft gedronken, niet kan kloppen, heeft zij pas voor het eerst in beroep naar voren gebracht. Als dit niet juist was geweest had het voor de hand gelegen dat zij dit eerder naar voren had gebracht en dat zij had kunnen uitleggen waarom zij bij het onderzoek een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Deze uitleg is echter niet gekomen. Daar komt bij dat aannemelijk is dat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden wat reden zou kunnen zijn dat betrokkene bij onderzoek juist verklaart over een minder aantal alcoholische consumpties in plaats van over meer consumpties. Bovendien heeft eiseres ook niet duidelijk gemaakt van welke alcoholcalculator zij gebruik heeft gemaakt en heeft het CBR er terecht op gewezen dat daarbij ook een disclaimer geldt en dat in de berekening van eiseres geen rekening is gehouden met haar lengte of leeftijd. Het CBR heeft dan ook niet die waarde hoeven toekennen aan de berekening van eiseres die zij daaraan toegekend wil zien. Eiseres stelt ook dat het verschil tussen de hoeveelheid alcoholhoudende consumpties die zij die avond had gedronken en haar normale gebruik niet zo groot is. Ook daarvoor geldt dat als dit zo was geweest, het voor de hand had gelegen dat eiseres dit eerder naar voren had gebracht. Eiseres heeft immers bij de arts en psychiater gezegd - nadat haar was voorgehouden dat ze toen veel meer had gedronken dan wat ze normaal gesproken doet - dat het die avond erg gezellig was, iedereen doordronk en zij niet vaker dit soort uitschieters in haar alcoholgebruik had. Bovendien heeft het CBR er terecht op gewezen dat de arts en psychiater niet zijn uitgegaan van 12 glazen, maar van een ademalcoholgehalte van 1185 µg/l (een alcoholpromillage van 2,726). Dat dit veel meer is dan passend is bij het door eiseres opgegeven matige drinkpatroon (4-5 dagen per maand, in het weekend 1-2 dagen en gemiddeld 1-4 alcoholeenheden per dag) is een inzichtelijke conclusie. Dat eiseres heeft gedronken tijdens een feestje in de zomervakantie betekent niet dat de conclusie van onderrapportage niet gevolgd kan worden. In dat verband is van belang dat de arts en psychiater inzichtelijk hebben overwogen dat eiseres (binnen twee jaar) twee keer is aangehouden met een zeer hoog alcoholpromillage en dat dit niet passend is bij het door eiseres opgegeven matige drinkpatroon. Verder is aan de conclusie van onderrapportage ook inzichtelijk ten grondslag gelegd dat eiseres in staat was om in een korte tijd zoveel alcohol te drinken dat dit resulteerde in een alcoholpromillage van 2,726 en dat niet past bij recreatief gebruik. Net als dat bij een matig alcoholgebruik wel duidelijke intoxicatieverschijnselen te verwachten zouden zijn terwijl eiseres die bij haar aanhouding op 24 juli 2023 niet vertoonde. Op grond van deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, kan de conclusie van onderrapportage gevolgd worden.
8. Gelet op het voorgaande heeft het CBR zich mogen baseren op het rapport. De daarin vastgestelde diagnose van alcoholmisbruik kan gevolgd worden. Dat betekent dat eiseres niet geschikt was om een motorvoertuig te besturen en het CBR haar rijbewijs ongeldig moest verklaren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR terecht het rijbewijs van eiseres met ingang van 23 januari 2024 ongeldig heeft verklaard en eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.EMA = Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer.
2.Artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1201.
4.Zie ook de uitspraak genoemd in noot 2.