ECLI:NL:RBGEL:2025:5963

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
453147
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot opleggen van een gebiedsverbod en verwijdering van berichten op sociale media tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die op 18 juli 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, vorderde de eiseres, een ex-echtgenote, een gebiedsverbod tegen haar ex-echtgenoot, de gedaagde. De eiseres stelde dat de gedaagde psychische problemen had en haar en hun kinderen lastigviel. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims, en dat er geen sprake was van ernstig onrechtmatig handelen of een concreet gevaar voor herhaling. De vorderingen tot het opleggen van een straatverbod en het verbieden van berichten op sociale media werden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat een straatverbod een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de gedaagde vormt en dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld. Ook de vorderingen met betrekking tot sociale media werden afgewezen, omdat de eiseres niet voldoende had onderbouwd dat de berichten inbreuk maakten op haar privacy. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/453147 / KG ZA 25-201
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. I.P. Rietveld,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L.T.C.M. Geurts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling van 4 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn ex-echtgenoten van elkaar. Tijdens hun huwelijk hebben zij twee kinderen gekregen: [kind 1] en [kind 2] . Ten tijde van dit vonnis zijn beide kinderen nog minderjarig.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 8 december 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarin is voorts bepaald dat het daaraan aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.
2.3.
In het ouderschapsplan hebben partijen een omgangsregeling met betrekking tot de kinderen opgenomen. Daarin is bepaald op welke momenten de kinderen bij [gedaagde] zijn. Aan voornoemd ouderschapsplan is al een jaar geen uitvoering gegeven.
2.4.
[eiseres] heeft een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank voor het verkrijgen van het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen van partijen.
2.5.
In het verleden is [gedaagde] onder behandeling geweest bij onder andere IrisZorg voor psychische problematiek. Ten tijde van dit vonnis woont [gedaagde] begeleid via IrisZorg.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te verbieden zich te begeven in het gebied gelegen tussen [gebiedsaanduiding] ;
[gedaagde] te verbieden zich op minder dan 50 meter afstand van [eiseres] en hun kinderen te begeven;
[gedaagde] te verbieden berichten te plaatsen op sociale media, waaronder facebook over [eiseres] en hun kinderen;
[gedaagde] te gelasten reeds geplaatste berichten te verwijderen en verwijderd te houden;
het voorgaande op straffe van een dwangsom;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vorderingen en is door [eiseres] voldoende onderbouwd.
Straat- en gebiedsverbod
4.2.
Een straatverbod zoals [eiseres] vordert, is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een straat- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van concreet gevaar voor herhaling daarvan. De voorzieningenrechter moet vervolgens alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking nemen en de betrokken belangen van partijen afwegen om te beoordelen of dat verbod, zoals gevorderd, is gerechtvaardigd. Het is daarbij aan [eiseres] om dat gevaar voor herhaling aannemelijk te maken.
4.3.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar gevorderde straatverbod gesteld dat [gedaagde] aan psychische problematiek lijdt en sinds het krijgen van een brief van de rechtbank met betrekking tot de door [eiseres] gestarte procedure voor het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen onrustig is en als een gevolg daarvan haar en de kinderen van partijen herhaaldelijk lastig valt. Ook zouden de kinderen volgens [eiseres] veel last hebben van deze situatie. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij aan psychische problematiek lijdt en dat hij [eiseres] en hun kinderen zou hebben lastig gevallen.
De voorzieningenrechter overweegt dat [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] lijdt aan psychische problematiek stukken heeft overgelegd van enkele instanties. Hoewel daarin wel wordt genoemd dat [gedaagde] in het verleden onder behandeling is geweest, is onvoldoende komen vast te staan dat ten tijde van dit vonnis dit nog steeds het geval is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] .
Bovendien geldt dat als al zou worden aangenomen dat [gedaagde] lijdt aan psychische problematiek, daarmee niet is komen vast te staan dat [gedaagde] ernstig onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] , dan wel dat er een concreet gevaar voor herhaling hiervan bestaat. Ter onderbouwing van het standpunt dat zulks wel het geval is, heeft [eiseres] als productie 2 een tekstbestand in het geding gebracht waarvan zij stelt dat dit aangiftes/rapporten van Veilig Thuis behelzen. Dit document is echter slechts een eenvoudig tekstbestand die verder niet van een kop met gegevens of een handtekening van de schrijver is voorzien. Bovendien heeft [gedaagde] betwist dat dat document van de hand van de politie of Veilig Thuis is. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat als hij al aanneemt dat voornoemd document door Veilig Thuis is opgesteld, geldt dat daarin een interpretatie van [eiseres] over de gang van zaken tussen partijen staat opgenomen. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] , dan wel dat er een concreet gevaar hiertoe bestaat.
4.4.
Met betrekking tot het door [eiseres] overgelegde stuk van PMT over de behandeling van [kind 2] merkt de voorzieningenrechter nog op dat daaruit wel duidelijk wordt dat [kind 2] hulp krijgt van deze instantie voor zijn (psychische) klachten. Echter in het overgelegde stuk worden de klachten van [kind 2] geenszins gekoppeld aan [gedaagde] . Het belang van het stuk voor onderhavige procedure ontgaat de voorzieningenrechter daarom.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het door [eiseres] onder 1. en 2. gevorderd afwijzen.
Berichten op sociale media
4.6.
[eiseres] vordert voorts [gedaagde] te verbieden berichten op sociale media te plaatsen, waaronder Facebook, en dat reeds geplaatste berichten door [gedaagde] worden verwijderd. Toewijzing van deze vorderingen van [eiseres] leiden tot een vergaande beperking van het in artikel 10, lid 1, Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Tegenover dit recht staat het recht van [eiseres] op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Bij een botsing tussen deze rechten moet, om te bepalen welk recht zwaarder weegt, een belangenafweging plaatsvinden, waarbij alle van belang zijnde feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen. Daarvan uitgaande oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.7.
Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft [eiseres] slechts gesteld dat zij heeft begrepen dat [gedaagde] op sociale media berichten heeft geplaatst over [eiseres] en de kinderen van partijen. Ter zitting heeft [eiseres] nog nader toegelicht dat volgens vrienden en familie [gedaagde] voornoemde berichten zou hebben geplaatst op Facebook. Daarover overweegt de voorzieningenrechter dat het enkel vernemen dat er berichten zijn geplaatst op sociale media door [gedaagde] allerminst voldoende is om het gevorderde verbod toe te wijzen. Daarnaast geldt dat als de voorzieningenrechter al zou aannemen dat [gedaagde] berichten heeft geplaatst op sociale media, daarmee nog niet is komen vast te staan dat deze berichten ook inbreuk maken op het recht van [eiseres] op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy. Immers wordt door [eiseres] verder niet onderbouwd hoeveel berichten door [gedaagde] zijn geplaatst, van welke data deze berichten zijn, in hoeverre deze (indirect) aan [eiseres] en haar kinderen refereren, wat de specifieke inhoud van die berichten is en waarom deze inbreuk maken op haar recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy. Gelet daarop wordt de hoge lat voor het toewijzen van voornoemde vordering en daarmee een beperking in de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] geenszins gehaald. De voorzieningenrechter zal daarom het onder 3. en 4. gevorderde afwijzen.
Proceskosten
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.