ECLI:NL:RBGEL:2025:599

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/05/440020 / FZ RK 24-2000
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag ID-kaarten voor minderjarige kinderen in echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van ID-kaarten voor haar minderjarige kinderen. De ouders zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en er is geen contact tussen hen. De moeder heeft op 16 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend, en tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2025 is de moeder gehoord, terwijl de vader niet is verschenen. De minderjarige kinderen zijn [kind 1] en [kind 2], die bij de moeder wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zijn toestemming voor de aanvraag van de ID-kaarten niet heeft gegeven, en dat de moeder heeft geprobeerd om contact met de vader te krijgen, maar zonder succes. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om over een geldig identiteitsbewijs te beschikken, vooral voor identificatie bij instanties en inschrijving bij scholen of sportverenigingen. De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om binnen drie maanden na de beschikking de ID-kaarten aan te vragen en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/440020 / FZ RK 24-2000
Datum uitspraak: 24 januari 2025
beschikking vervangende toestemming aanvraag ID-kaarten
in de zaak van
[verzoekster](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
tegen
[verweerder](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats in het buitenland] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 16 augustus 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 16 januari 2025 zijn gehoord:
- de moeder;
- een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de vader niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn op [datum] in [woonplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] in [woonplaats] ;
[kind 2], geboren op [geboortedatum] in [woonplaats] .
2.3.
Beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een ID-kaart voor [kind 1] en [kind 2] .

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader heeft zijn standpunt niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad adviseert om het verzoek van de moeder toe te wijzen.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
6.2.
Voor het aanvragen van een reisdocument voor een minderjarig kind is op grond van artikel 34 lid 1 Paspoortwet een verklaring van toestemming nodig van iedere persoon die het gezag uitoefent. Als een persoon met gezag de toestemming weigert, kan de rechter op grond van artikel 34 lid 2 Paspoortwet op verzoek van de andere persoon met gezag vervangende toestemming verlenen. Voordat de rechter een beslissing neemt, bekijkt hij of partijen het samen eens kunnen worden. Op grond van lid 5 van dit artikel neemt de rechter een beslissing die hij in het belang van het kind acht. Daarbij kan de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument worden beperkt.
6.3.
De rechtbank is gebleken dat er al een aantal maanden – sinds september 2024, zo heeft de moeder aangegeven – geen contact is tussen de moeder enerzijds en de vader anderzijds. En als er al contact is tussen de ouders, verloopt dit via Whatsapp waarbij er volgens de moeder sprake is van boze en beschuldigende berichten vanuit de vader richting de moeder. De moeder heeft geprobeerd de vader te bereiken om zijn toestemming te krijgen voor de aanvraag voor ID-kaarten voor de kinderen, maar het is haar niet gelukt om die toestemming te verkrijgen. De ID-kaart van [kind 1] is inmiddels verlopen en [kind 2] heeft nog geen ID-kaart. De moeder heeft gesteld dat het in het belang van de kinderen is om over een ID-kaart te beschikken, onder meer ter identificatie bij instanties en voor de inschrijving bij scholen of sportverenigingen.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij beschikken over een (geldig) identiteitsbewijs. Omdat het de ouders niet lukt om dit samen te regelen door gebrek aan contact tussen hen, zal de rechtbank de moeder vervangende toestemming verlenen om dit aan te vragen, zoals is verzocht. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder de ID-kaarten voor [kind 1] en [kind 2] binnen drie maanden na de datum van deze beschikking aanvraagt.
6.5.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om binnen drie maanden na de datum van deze beschikking een identiteitskaart aan te vragen voor de kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ;
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ;
7.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Hermans, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. D.B.T. Koster als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!