ECLI:NL:RBGEL:2025:6041

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
190670-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld te Nijmegen

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, geboren in 2003, heeft de rechtbank Gelderland op 21 juli 2025 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 15 juli 2023 te Nijmegen, waarbij hij samen met anderen geweld zou hebben gebruikt tegen een persoon, aangeduid als [slachtoffer]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat er een geweldsincident had plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld vast te stellen. Getuigenverklaringen waren onbetrouwbaar en er was geen objectief bewijs dat de verdachte geweld had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, waardoor de verdachte werd vrijgesproken. Daarnaast had de benadeelde partij, [slachtoffer], een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/190670-23
Datum uitspraak : 21 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Nijmegen,
openlijk, te weten, op/aan Plein 1944 en/of aan de Bloemerstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd, de schouders, de torso en/of de benen, althans tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uit het dossier blijkt dat er op 15 juli 2023 in de Bloemerstraat in Nijmegen een geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door meerdere personen is mishandeld en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte betrokken is geweest bij het geweldsincident, en zo ja, welke rol hij daarin heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat hij het incident heeft gezien, maar dat hij op afstand stond en dat hij geen geweldshandelingen heeft gepleegd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier, meer in het bijzonder de getuigenverklaringen, niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] of dat hij het gepleegde geweld anderszins heeft ondersteund, zodanig dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen, maar zij zijn geen objectieve en, gezien hun aantoonbaar onware verklaringen, zelfs onbetrouwbare getuigen. Hun verklaringen worden ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Het (uitgewerkte) telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] biedt die ondersteuning niet, onder meer omdat [medeverdachte 3] in dat gesprek niet bevestigend antwoordt nadat [medeverdachte 1] zegt “jij en je broer -
rechtbank: [verdachte] -hebben veel te hard geslagen”. [medeverdachte 3] vraagt daarop slechts “en nu?” en geeft vervolgens aan dat hij gewoon is weggekomen. Verdachte behoort verder niet tot de groep van vier personen die kort na het incident op straat is aangehouden door de politie en over wie meerdere getuigen hebben verklaard dat deze vier personen geweldshandelingen hebben gepleegd.
De rechtbank concludeert dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert (na vermindering van eis ter terechtzitting) totaal € 34.162,96, bestaande uit € 24.161,96 aan materiële schade en € 10.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft verder verzocht om te bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Nu verdachte zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen en mr. G.C. van de Fliert, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2025.
Mr. Van der Meulen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.