ECLI:NL:RBGEL:2025:6057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
420851
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tekortkomingen in de uitvoering met ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2025, gaat het om een geschil tussen twee eisers en een gedaagde in het kader van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank heeft eerder vonnissen gewezen op 17 april 2024 en 14 augustus 2024, waarin werd vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De eisers hebben een deskundigenrapport laten opstellen, waaruit bleek dat de gedaagde op verschillende punten niet deugdelijk werk heeft geleverd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de gedaagde de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. De eisers hebben hun vordering vermeerderd, waarbij zij onder andere terugbetaling van facturen en schadevergoeding hebben gevorderd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en heeft de gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de ontvangen bedragen, vermeerderd met rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding voor de waterschade aan een keukenkastje en de buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/420851 / HA ZA 23-274
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser in conv 1],

2.
[eiser in conv 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde in conv],
handelend onder de naam
[bedrijf 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M.J. Jongste te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers in conv] en [gedaagde in conv] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024,
- het deskundigenbericht van 15 januari 2025,
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [eisers in conv],
- de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende akte vermeerdering van eis van de zijde van [gedaagde in conv],
- de akte uitlating vermeerdering van eis van de zijde van [gedaagde in conv].
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

De vonnissen van 17 april 2024 en 14 augustus 2024
2.1.
In het vonnis van 17 april 2024 heeft de rechtbank overwogen dat zij behoefte heeft aan voorlichting door een bouwkundige om te kunnen beoordelen of [gedaagde in conv] deugdelijk werk heeft geleverd. [1] In dat vonnis heeft de rechtbank bovendien voorshands geoordeeld dat [eisers in conv] als eerste rechtsgeldig de nakoming van hun verbintenissen hebben opgeschort en dat [gedaagde in conv] als eerste in verzuim is geraakt. Dat was een voorlopig oordeel, gebaseerd op het tot dan toe gevoerde partijdebat. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek door de deskundige zal moeten uitwijzen of het voorlopige oordeel over opschorting en verzuim juist is. [2]
2.2.
Bij vonnis van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank de heer L. Abelen benoemd tot deskundige en hem vijf vragen en een restvraag gesteld (a – f). De vragen gaan over de deugdelijkheid en de waarde van het werk van [gedaagde in conv].
Het deskundigenrapport
2.3.
De deskundige heeft rapport uitgebracht op 15 januari 2025. Daar staat in:

6.De beantwoording van de vragen

(...)
6.2.1
Vraag a
Heeft [gedaagde in conv] de werkzaamheden die betrekking hebben op de hiervoor in rechtsoverweging 2.89 genoemde punten 1 tot en met 11 uitgevoerd (doen uitvoeren) overeenkomstig de algemene norm van goed en deugdelijk werk? Zo nee, waarom en in welke mate kwalificeren deze werkzaamheden – op zichzelf en voor zover relevant, in onderlinge samenhang bezien – in bouwkundige zin als gebrek? Wilt u dit, indien en voor zover mogelijk per punt toelichten?
Antwoord a
[De deskundige constateert hier dat acht van de elf beoordeelde onderdelen van werk niet goed en deugdelijk zijn uitgevoerd; rechtbank]
6.2.2
Vraag b
Zijn de (eventuele) constateringen die u kwalificeert als een bouwkundig gebrek te herstellen? Zo nee, waarom niet en wat is naar uw deskundig oordeel de omvang van de schade? Zo ja welke werkzaamheden en materialen zijn voor een goed en deugdelijk herstel noodzakelijk en wat zijn de geschatte kosten daarvan? Wilt u dit, indien en voor zover mogelijk, per punt toelichten?
Antwoord b
(...)
Cumulatief overzicht schadebedragen inclusief toeslagen en btw.
1 Gevelbekleding voor- en achtergevel demonteren en hermonteren
ten behoeve van het aanbrengen van de ventilatieprofielen (...) € 1.400,00
Omdat alle kozijnen op de gevelbekleding zijn gemonteerd,
moeten deze met de rolluiken en kappen tijdelijk worden verwijderd
vóórdat de ventilatieprofielen kunnen worden aangebracht,
daarna alles weer monteren, de kosten hiervoor bedragen € 2.620,00
2 Maatvoering kozijnen:
Voordeurkozijn € 250,00
Pui woonkamer € 5.100,00
Schuifpui € 1.500,00
Ventilatie/glas € 3.000,00
Kozijn toilet € 650,00
Kozijn badkamer € 2.300,00
Beschermfolie € 75,00
3 Rolluiken € 1.800,00
4 Goten € 1.500,00
7 Kraan keuken € 70,00
9 Traphek € 70,00
10 Luifel € 800,00
Totaal schadebedrag € 21.135,00 inclusief toeslagen.
6.2.2
Vraag c
Wat is de waarde van het werk van [gedaagde in conv] (peilmoment maart 2023), niet alleen van het werk als geheel, maar ook van de afzonderlijke onderdelen? Wilt u dit, indien en voor zover mogelijk, per punt toelichten?
Antwoord c
(...)
Het totaal offertebedrag van [bedrijf 1] aan [eiser in conv 1] komt hiermee op € 43.789,41, inclusief 21% btw. Als bedrag verminderd wordt met het berekende schadebedrag van € 21.135,00 blijft over € 22.654,41 als zijnde de waarde van het werk van [gedaagde in conv].
(...)
6.3
Vraag f
Wat is naar uw oordeel voor een goed begrip van de zaak verder nog van belang?
Antwoord f
Alle aansluitingen aan muren en vloeren zijn dichtgewerkt en niet controleerbaar. Destructief onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Hierdoor is niet vast te stellen of deze werkzaamheden volgens wet- en regelgeving zijn uitgevoerd. Ook is niet bekend of de kozijnen in stelkozijnen gemonteerd zijn. Er is op gerekend dat de gevelbekleding gedemonteerd zou moeten worden. Dat geeft gelijktijdig de mogelijkheid om alle details omtrent de kozijnmontage en verdere aansluitingen te controleren als de gevelbekleding verwijderd is.
Eisvermeerdering in conventie
2.4.
[eisers in conv] hebben hun eis vermeerderd naar aanleiding van het deskundigenbericht. Ten eerste hebben zij hun vordering onder III vermeerderd in die zin dat zij de oorspronkelijke vordering om [gedaagde in conv] te veroordelen in de proceskosten subsidiair instellen en thans primair vorderen dat de rechtbank [gedaagde in conv] veroordeelt in de reële proceskosten, waaronder facturen die zij reeds aan hun advocaat hebben betaald, in totaal € 19.878,41, en de kosten van de deskundige van € 5.626,50, te vermeerderen met wettelijke rente. [3] Ten tweede hebben zij aan hun eis toegevoegd de vordering dat de rechtbank [gedaagde in conv] veroordeelt schade aan hen te vergoeden die niet is opgenomen in de oorspronkelijke vordering onder II, op te maken bij staat. [4]
2.5.
[gedaagde in conv] heeft bij akte inhoudelijk verweer gevoerd tegen de toegevoegde vorderingen, maar hij heeft er geen bezwaar tegen gemaakt dat [eisers in conv] hun eis hebben vermeerderd. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen grond om de vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten. Zij zal daarom de vermeerderde eis beoordelen (art. 130 lid 1 Rv).
De kwaliteit van het werk
2.6.
[eisers in conv] gaan in hun conclusie na deskundigenbericht uitvoerig in op de antwoorden die de deskundige heeft gegeven op vraag a over de kwaliteit van het werk. Zij menen dat de deskundige bevestigt dat het werk dat [gedaagde in conv] heeft geleverd, niet goed en deugdelijk is.
2.7.
[gedaagde in conv] gaat in zijn conclusie na deskundigenbericht niet in op de antwoorden van de deskundige op vraag a over de kwaliteit van het werk.
2.8.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het rapport van de deskundige is deugdelijk toegelicht. De antwoorden van de deskundige en de toelichtingen erop komen de rechtbank overtuigend voor. Zij zal daarom bij de beoordeling van de vorderingen op het rapport afgaan. Op die grond oordeelt zij dat het werk van [gedaagde in conv] niet goed en deugdelijk is en op veel onderdelen gebreken vertoont. Dat leidt tot de conclusie dat [gedaagde in conv] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst van aanneming van werk. De rechtbank zal dat verklaren voor recht.
Ontbinding
2.9.
[eisers in conv] menen dat zij de overeenkomst van aanneming terecht hebben ontbonden omdat het werk van [gedaagde in conv] niet goed is. [gedaagde in conv] is na het rapport van de deskundige niet meer ingegaan op de kwaliteit van zijn werk en het verband met de ontbinding van de overeenkomst.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de tekortkoming van [gedaagde in conv] de ontbinding van de overeenkomst. Het voorshandse oordeel in het tussenvonnis van 17 april 2024 dat [eisers in conv] als eerste rechtsgeldig de nakoming van hun verbintenissen hebben opgeschort en [gedaagde in conv] als eerste in verzuim is geraakt, wordt daarmee definitief. [5] [gedaagde in conv] is na het tussenvonnis opnieuw op het verzuim ingegaan, [6] maar de rechtbank ziet daarin geen grond om terug te komen van het gegeven oordeel, dat slechts voorlopig was voor zover het afhing van het oordeel over de kwaliteit van het werk. Daarom zal de rechtbank voor recht verklaren dat de overeenkomst van aanneming van werk rechtsgeldig is ontbonden (art. 6:265 BW) (vordering onder Ib).
Bevrijding van verbintenissen
2.11.
De ontbinding van de overeenkomst bevrijdt [eisers in conv] van de verbintenis om de openstaande factuur van 18 maart 2023 van € 18.791,24 te betalen (art. 6:271 BW). [7] Daarom zal de rechtbank de vordering van [gedaagde in conv] in reconventie tot betaling van die factuur afwijzen. Dat geldt ook voor de bijkomende vorderingen in reconventie (rente en kosten). Gegeven die afwijzing hebben [eisers in conv] er geen belang bij dat de rechtbank ook nog in conventie voor recht verklaart dat zij die factuur niet hoeven te betalen. De rechtbank zal die verklaring voor recht daarom niet geven.
Ongedaanmaking van reeds verrichte prestaties
2.12.
Omdat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, zijn [eisers in conv] en [gedaagde in conv] gehouden om de prestaties die zij reeds hebben ontvangen, ongedaan te maken (art. 6:271 BW).
2.13.
[gedaagde in conv] heeft € 28.999,65 van [eisers in conv] ontvangen. Dat is het totaal van de drie facturen die zij aan hem hebben betaald. [8] Het bedrag is een deel van het bedrag van € 39.183,52 dat [eisers in conv] hebben gevorderd onder II. De rechtbank zal [gedaagde in conv] ertoe veroordelen deze prestatie van [eisers in conv] ongedaan te maken door het bedrag aan hen terug te betalen.
2.14.
[eisers in conv] vorderen dat de rechtbank [gedaagde in conv] veroordeelt tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van € 28.999,65 vanaf de verschillende data van betaling van de facturen tot de dag van volledige terugbetaling. Zij berekenen deze rente tot en met 31 mei 2023 op € 312,88. [9] [gedaagde in conv] is niet op deze schadepost ingegaan.
2.15.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. [gedaagde in conv] was pas gehouden om de ontvangen bedragen terug te betalen toen de overeenkomst was ontbonden. Daarom is hij geen rente verschuldigd vanaf de datum van betaling, maar vanaf de datum van ontbinding. Op grond daarvan zal de rechtbank [gedaagde in conv] veroordelen wettelijke rente te vergoeden over € 28.999,65 vanaf 27 maart 2023 (de datum van ontbinding) tot de dag van volledige terugbetaling en de vordering voor het overige afwijzen.
2.16.
[eisers in conv] hebben van hun kant een prestatie van [gedaagde in conv] ontvangen, namelijk het werk dat [gedaagde in conv] heeft uitgevoerd. Omdat dit werk naar zijn aard niet ongedaan gemaakt kan worden, heeft de ontbinding tot gevolg dat [eisers in conv] de waarde ervan aan [gedaagde in conv] moeten vergoeden (art. 6:272 BW). [eisers in conv] menen dat de prestatie van [gedaagde in conv] niets waard is en vorderen dat de rechtbank dat voor recht verklaart. Volgens hen kan het werk niet worden hersteld en is de enige oplossing dat de kozijnen en de gevelbeplating opnieuw worden geleverd en geplaatst. [gedaagde in conv] vordert niet (subsidiair, voor het geval de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden) dat de rechtbank [eisers in conv] ertoe veroordeelt de waarde van het werk aan hem te vergoeden. Ook doet hij geen (subsidiair) beroep op verrekening van de vordering van [eisers in conv] met zijn eigen vordering uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van [eisers in conv] die door de ontbinding is ontstaan. Dat betekent dat de vraag of de waarde van het door [gedaagde in conv] geleverde werk door de deskundige op alle punten juist is vastgesteld niet hoeft te worden beantwoord, omdat dit voor de beoordeling van de vorderingen niet van belang is.
2.17.
De deskundige heeft de waarde van het werk van [gedaagde in conv] berekend op € 22.654,41, dat is het verschil tussen de aanneemsom (€ 43.789,41) en de schade (€ 21.135,00). Op die grond oordeelt de rechtbank dat het werk in elk geval enige waarde vertegenwoordigt. Dat wordt niet anders doordat partijen op onderdelen commentaar hebben op de bevindingen van de deskundige. De rechtbank zal daarom niet voor recht verklaren dat de als gevolg van de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverplichting van [eisers in conv] nihil bedraagt (vordering onder Ic).
Schadevergoeding: overzicht
2.18.
[eisers in conv] vorderen dat de rechtbank [gedaagde in conv] veroordeelt tot betaling aan hen van € 39.183,52. Dat bedrag is als volgt opgebouwd: [10]
terugbetaling van facturen € 28.999,65
rente € 312,88
kosten rapport ONE Expertise € 1.089,-
herstel vloer € 5.262,30
herstel airco € 1.028,50
keukenkastje € 1.202,54
buitengerechtelijke incassokosten
€ 1.288,65 +
totaal € 39.183,52
2.19.
De vordering tot terugbetaling van € 28.999,65 is in wezen geen vordering tot schadevergoeding maar een vordering tot ongedaanmaking van ontvangen prestaties na ontbinding van de overeenkomst (terugbetaling van facturen). Deze vordering is hierboven al beoordeeld en zal worden toegewezen, inclusief rente, zij het vanaf een latere datum dan gevorderd. De andere posten zijn wel vorderingen tot schadevergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde in conv] gehouden schade te vergoeden die [eisers in conv] lijden als gevolg van zijn tekortkoming (art. 6:74 BW). Hieronder zullen de opgevoerde schadeposten afzonderlijk worden beoordeeld.
Schadevergoeding: kosten van het rapport van [naam 1] (€ 1.089,-)
2.20.
[eisers in conv] stellen dat zij ing. [naam 1], werkzaam bij [bedrijf 2], hebben gevraagd om het werk van [gedaagde in conv] te beoordelen. Zij hebben [gedaagde in conv] daar niet bij betrokken omdat hij hen heeft bedreigd, omdat hij de werkzaamheden slecht heeft uitgevoerd en weigert dat in te zien, omdat [eisers in conv] vreesden voor escalatie en omdat de aanwezigheid van [gedaagde in conv] niets zou toevoegen. [naam 1] heeft gerapporteerd op 7 april 2023. Hij heeft diverse gebreken aan het werk geconstateerd. Voor zijn werkzaamheden heeft hij € 1.089,- in rekening gebracht. [eisers in conv] menen dat dit redelijke kosten zijn om schade en aansprakelijkheid vast te stellen en maken aanspraak op vergoeding daarvan (art. 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW). [11]
2.21.
[gedaagde in conv] meent dat het rapport geen waarde heeft, omdat hij niet is uitgenodigd om bij de bezichtiging aanwezig te zijn en er dus ook niet bij is geweest. Het rapport heeft volgens [gedaagde in conv] ook geen waarde omdat de deskundige niet vakkundig is en omdat de inhoud niet klopt doordat [eisers in conv] de deskundige onjuist hebben geïnformeerd.
2.22.
Naar het oordeel van de rechtbank had de door [eisers in conv] ingeschakelde deskundige [gedaagde in conv] bij het onderzoek moeten betrekken. Ook als [eisers in conv] [gedaagde in conv] terechte verwijten maken, had het op de weg van de deskundige gelegen om de opname van het werk in tegenwoordigheid van beide partijen in goede banen te leiden. Doordat hij dat niet heeft gedaan maar [gedaagde in conv] erbuiten heeft gehouden, heeft hij onderzoek gedaan waarvan de waarde zo gering is dat de kosten die ermee zijn gemoeid, niet in redelijkheid zijn gemaakt. Daarom komen zij niet voor vergoeding in aanmerking.
Schadevergoeding: kosten van het herstel van de vloer (€ 5.262,30)
2.23.
[eisers in conv] stellen op basis van het rapport van [naam 1] [12] dat [gedaagde in conv] schade heeft aangericht aan de vloer op de begane grond en aan het straatwerk. Zij hebben een offerte gevraagd voor het herstel van deze schade, die komt op € 5.262,30. Zij maken aanspraak op vergoeding van dat bedrag door [gedaagde in conv].
2.24.
[gedaagde in conv] betwist dat hij fouten heeft gemaakt bij het inmeten met schade aan het laminaat als gevolg. De werkzaamheden aan de bestrating zouden worden uitbesteed aan een derde.
2.25.
De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich toespitst op elf onderdelen van het werk, waarvan het eerste is: de maatvoering, levering en montage van de nieuwe voor- en achtergevel, inclusief isolatie en gevelbekleding (na het verwijderen van de oude gevels, kozijnen en radiatoren), een en ander ook ten opzichte van de vloeren en het straatwerk. Zij heeft de deskundige gevraagd of [gedaagde in conv] de werkzaamheden die betrekking hebben op onder meer dit onderdeel heeft uitgevoerd overeenkomstig de algemene norm van goed en deugdelijk werk (vraag a). [13] Voorts heeft zij de deskundige gevraagd of mogelijk aangetroffen gebreken zijn te herstellen, zo nee, wat de schade is, zo ja, wat de herstelkosten zijn (vraag b).
2.26.
De deskundige heeft geen schade of herstelkosten opgenomen voor het herstel van de vloer van de begane grond en voor het aanhelen van het straatwerk. De rechtbank leidt daaruit af, gezien de vragen die zij hem heeft gesteld, dat de deskundige geen schade aan de vloer van de begane grond en aan het straatwerk heeft geconstateerd. [eisers in conv] hebben hierop bij conclusie na deskundigenbericht geen commentaar geleverd. Op deze grond zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van schade aan de vloer van de begane grond en het straatwerk afwijzen.
Schadevergoeding: kosten van het herstel van de airco (€ 1.028,50)
2.27.
[eisers in conv] stellen op basis van het rapport van [naam 1] [14] dat [gedaagde in conv] schade heeft aangericht aan de isolatie van de aircoleidingen en dat door de manier waarop hij de leidingen heeft aangelegd, valt te betwijfelen of de koppelingen wel vloeistofdicht zijn. [eisers in conv] hebben een offerte gevraagd voor het verwijderen van de oude koelleiding en het monteren van een nieuwe. De kosten daarvan bedragen € 1.028,50. Zij maken aanspraak op vergoeding van dat bedrag door [gedaagde in conv].
2.28.
[gedaagde in conv] brengt hier het volgende tegen in. Hij heeft de aircoleidingen niet geïsoleerd omdat dit was overeengekomen maar omdat [eisers in conv] er geen tijd voor had. Toen hij de isolatie had aangebracht, was deze niet beschadigd. Er is geen grond voor herstel van schade door de oude koelleiding te verwijderen en een nieuwe te monteren.
2.29.
De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich toespitst op elf onderdelen van het werk, waarvan het achtste is: de werkzaamheden ter zake van de airco. Zij heeft de deskundige ook over dit onderdeel gevraagd of [gedaagde in conv] de werkzaamheden heeft uitgevoerd overeenkomstig de algemene norm van goed en deugdelijk werk (vraag a). [15] Voorts heeft zij de deskundige gevraagd of mogelijk aangetroffen gebreken zijn te herstellen, zo nee, wat de schade is, zo ja, wat de herstelkosten zijn (vraag b). Bovendien heeft de rechtbank de deskundige gevraagd of de airconditioningsbuizen tekenen vertonen van schade waardoor zij onbruikbaar zijn geworden (vraag e).
2.30.
De deskundige heeft op vraag a geantwoord:
De isolatie van de koelleidingen is niet geschikt om zonder mantel in de grond aan te brengen, zie foto 10. Ook moet de isolatie in een afdekkap tegen weersinvloeden worden beschermd, echter ook tegen vogels en ongedierte.
Wanneer de isolatie beschadigd is kan condensatie optreden wat op den duur leidt tot corrosie. Dit is een gebrek.
2.31.
Op vraag b heeft de deskundige geantwoord:
De leidingen in de grond moeten van een mantel worden voorzien. De leidingen zijn door [eiser in conv 1] aangeleverd. Deze moet de ommanteling eveneens aanleveren. De leidingen aanbrengen is door [gedaagde in conv] als meerwerk uitgevoerd. Het staat [eiser in conv 1] vrij de ommanteling door derden te laten aanbrengen.
De deskundige heeft in verband met de aircoinstallatie (in antwoord op vraag b) geen schade begroot.
2.32.
Op vraag e heeft de deskundige geantwoord:
Er zijn diverse beschadigingen aan de isolatie van de leidingen aangetroffen. De beschadigingen zijn echter niet van dien aard, dat deze de leidingen onbruikbaar maken. De beschadigingen aan de isolatie van de airconditioningsbuizen moeten voor ingebruikname van de installatie hersteld worden.
2.33.
[eisers in conv] brengen in reactie op het rapport van de deskundige naar voren dat de aircoinstallatie gebrekkig is aangelegd en dat deze moet worden vervangen. [16]
2.34.
[gedaagde in conv] is niet meer op dit onderdeel van het werk ingegaan.
2.35.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. [eisers in conv] maken [gedaagde in conv] in wezen twee verwijten over de airco. Het eerste verwijt houdt in dat de leidingen van de airco niet deugdelijk zijn geïnstalleerd, althans dat valt te betwijfelen of de koppelingen wel vloeistofdicht zijn. Het tweede verwijt houdt in dat de leidingen van de airco niet deugdelijk zijn geïsoleerd dan wel dat de isolatie is beschadigd. De vordering van [eisers in conv] is gebaseerd op het eerste verwijt. De schade die zij opvoeren, bestaat immers uit kosten van vervanging van de leidingen. Uit het rapport van de deskundige valt niet op te maken dat [gedaagde in conv] de leidingen van de airco niet deugdelijk heeft geïnstalleerd. De vordering tot vergoeding van de schade als gevorderd, is daarom niet toewijsbaar. Uit het rapport van de deskundige valt wel op te maken dat de leidingen niet deugdelijk zijn geïsoleerd dan wel dat de isolatie is beschadigd. [eisers in conv] vorderen echter niet als schade vergoeding van kosten om de leidingen alsnog deugdelijk te isoleren. De vordering ter zake van de airco zal daarom worden afgewezen.
Schadevergoeding: kosten van het keukenkastje (€ 1.202,54)
2.36.
[eisers in conv] stellen dat het keukenkastje onder water is gelopen doordat de buitenkraan onjuist is gemonteerd. Het kastje is daardoor volgens hen zo ernstig beschadigd geraakt dat het moet worden vervangen. [eisers in conv] hebben daarvoor een offerte gevraagd. De kosten van vervanging bedragen volgens die offerte € 1.202,54. [eisers in conv] maken aanspraak op vergoeding van dat bedrag door [gedaagde in conv].
2.37.
[gedaagde in conv] brengt hier het volgende tegen in. De keuken van [eisers in conv] is meer dan twintig jaar oud en zal allicht schade hebben, maar die schade is niet het gevolg van het plaatsen van de kraan. Er is overigens volgens [gedaagde in conv] geen schade aan het keukenkastje zichtbaar. De offerte is volgens [gedaagde in conv] een gratis offerte die iedereen kan aanvragen.
2.38.
De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich toespitst op elf onderdelen van het werk, waarvan het zevende is: de levering en montage van de buitenkraan. Zij heeft ook over dit onderdeel aan de deskundige gevraagd of [gedaagde in conv] de werkzaamheden heeft uitgevoerd overeenkomstig de algemene norm van goed en deugdelijk werk (vraag a). [17] Bovendien heeft de rechtbank de deskundige gevraagd of de waterschade aan het keukenkastje inderdaad is veroorzaakt door het plaatsen van een nieuwe buitenkraan, of juist door de oude kraan (vraag d).
2.39.
De deskundige heeft op vraag a geantwoord:
[eiser in conv 1] heeft laten zien dat, wanneer de buitenkraan opgedraaid wordt, de aansluiting in de keukenkast begint te lekken. Dit is een gebrek.
2.40.
Op vraag d heeft de deskundige geantwoord:
Als de nieuwe buitenkraan opengedraaid wordt, begint het binnen in de keukenkast te lekken. De waterschade is veroorzaakt door het plaatsen van de nieuwe buitenkraan.
2.41.
De deskundige heeft in verband hiermee geen schade begroot.
2.42.
[eisers in conv] concludeert uit de rapportage van de deskundige dat de kosten van vervanging van het keukenkastje voor rekening komen van [gedaagde in conv].
2.43.
[gedaagde in conv] is niet meer op dit onderdeel van het werk ingegaan.
2.44.
Afgaande op het rapport van de deskundige oordeelt de rechtbank dat de waterschade aan het keukenkastje is veroorzaakt door een gebrek in (de montage van) de buitenkraan. [gedaagde in conv] is niet ingegaan op de hoogte van de schade waarvan [eisers in conv] vergoeding vorderen. De vordering tot vergoeding van € 1.202,54 zal daarom worden toegewezen.
Eisermeerdering: schade op te maken bij staat
2.45.
[eisers in conv] wijst erop dat de deskundige rapporteert dat hij niet alles heeft kunnen onderzoeken. Om een goed beeld te krijgen van alle details, moet het werk van [gedaagde in conv] gedemonteerd worden. Gezien de gebreken die wel zichtbaar zijn, heeft het er volgens [eisers in conv] alles van weg dat er nog meer aan de hand is. Bovendien hebben [eisers in conv] niet van alle zichtbare schade vergoeding gevorderd. Als voorbeeld noemen zij metselwerk dat moet worden aangeheeld. [eisers in conv] voegen daarom aan hun eis een vordering toe tot vergoeding van de schade die zij hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde in conv] en die niet is opgenomen in de vordering onder II, nader op te maken bij staat, met wettelijke rente. [18]
2.46.
[gedaagde in conv] brengt hiertegen in dat hij niet in verzuim is en dat niet is gebleken dat [eisers in conv] schade hebben geleden en nog zullen lijden die [gedaagde in conv] zou moeten vergoeden. [19]
2.47.
Zoals hiervoor overwogen, is [gedaagde in conv] naar het oordeel van de rechtbank wel in verzuim. Uitgaande van het rapport van de deskundige oordeelt de rechtbank bovendien dat [eisers in conv] wel schade hebben geleden of kunnen hebben geleden. Deze verweren tegen de toegevoegde vordering van [eisers in conv] falen daarom.
2.48.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat bij de demontage van het werk kan blijken van schade die [eisers in conv] hebben geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde in conv]. Dat is voldoende voor toewijzing van de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat. [20] De vordering zal daarom worden toegewezen. Voor zover [eisers in conv] al bekend waren met bepaalde schade (zoals de door hen als voorbeeld genoemde kosten van het noodzakelijke herstel van het metselwerk), geldt dat zij hun vordering reeds in deze procedure hadden kunnen instellen zodat in zoverre geen grond is voor begroting van de schade bij staat. Dat deel van de vordering zal dus niet worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.288,65)
2.49.
[eisers in conv] vorderen € 1.288,65 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij stellen daartoe dat zij genoodzaakt waren om hun vordering uit handen te geven aan hun advocaat, die voorafgaande aan de dagvaarding heeft geprobeerd de kwestie buitengerechtelijk op te lossen. [21]
2.50.
[gedaagde in conv] heeft tegen deze vordering geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd. [22]
2.51.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers in conv] in redelijkheid incassokosten hebben kunnen maken. Het bedrag van € 1.288,65 dat zij als vergoeding daarvan vorderen, is in overeenstemming met het geldende tarief. De rechtbank zal [gedaagde in conv] daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag.
Proceskosten
2.52.
In conventie zal [gedaagde in conv] grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, waaronder de kosten van de deskundige, die zijn voorgeschoten door [eisers in conv]
2.53.
[eisers in conv] vorderen dat de rechtbank [gedaagde in conv] veroordeelt in de werkelijke proceskosten. Zij lichten die vordering als volgt toe. [gedaagde in conv] weet dat hij slecht werk heeft geleverd. Toch heeft hij verweer gevoerd tegen de vordering van [eisers in conv] Hij heeft geen gehoor gegeven aan een sommatie om gebreken te herstellen. Hierdoor heeft hij misbruik gemaakt van procesrecht. Bovendien zou het volgens [eisers in conv] niet redelijk en billijk zijn als zij slechts een reguliere proceskostenveroordeling zouden krijgen, omdat zij dan gezien de hoogte van de werkelijke kosten de procedure in wezen toch zouden verliezen. [23]
2.54.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het [gedaagde in conv] vrij om verweer te voeren tegen de vordering van [eisers in conv] Dat hij uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheden die [eisers in conv] aanvoert, kunnen niet leiden tot het oordeel dat [gedaagde in conv] misbruik heeft gemaakt van procesrecht. Dat de werkelijke proceskosten hoger zijn dan de geliquideerde kosten, kan geen reden zijn om [gedaagde in conv] te veroordelen in de werkelijke proceskosten.
2.55.
De vordering van [gedaagde in conv] in reconventie zal worden afgewezen. Daarom zal [gedaagde in conv] worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
Samenvatting van de beslissingen
2.56.
De overeenkomst van aanneming van werk is rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. Daarom zal [gedaagde in conv] worden veroordeeld om het bedrag van de reeds betaalde facturen terug te betalen, te vermeerderen met rente vanaf de ontbinding tot 31 mei 2023. [eisers in conv] hoeven de openstaande factuur van € 18.791,24 niet meer te betalen en [gedaagde in conv] zal worden veroordeeld tot vergoeding van € 1.202,54 schade aan het keukenkastje. Verder zal hij buitengerechtelijke incassokosten moeten vergoeden. [gedaagde in conv] zal in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de reguliere proceskosten. Hij zal dus ook de kosten van de deskundige moeten betalen. De overige vorderingen van [eisers in conv] en de vorderingen van [gedaagde in conv] in reconventie worden afgewezen.

3.De beslissing

in conventie
3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde in conv] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst,
3.2. verklaart voor recht dat de aannemingsovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden,
3.3. veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling aan [eisers in conv] van € 28.999,65, te vermeerderen met wettelijke daarover vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4. veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling aan [eisers in conv] van € 1.202,54,
3.5. veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling aan [eisers in conv] van schade die [eisers in conv] hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde in conv] voor zover die thans niet kan worden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 juni 2023 (de dag van dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening, op te maken bij staat,
3.6. veroordeelt [gedaagde in conv] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eisers in conv] begroot op € 133,76 aan explootkosten, € 1.301,- aan vast recht, € 1.965,- aan salaris voor de advocaat en € 5.626,50 aan salaris voor de deskundige,
3.7. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.9. wijst de vorderingen af,
3.10. veroordeelt [gedaagde in conv] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in conv] tot aan dit vonnis begroot op € 767,50 aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden,
in conventie en in reconventie voorts
3.11. veroordeelt [gedaagde in conv] in de nakosten, aan de zijde van [eisers in conv] bepaald op € 278,00, verhoogd met € 92,00 voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest,
3.12. verklaart deze veroordeling in de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
942 / 560

Voetnoten

1.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.9
2.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.7
3.Conclusie na deskundigenbericht tevens houdende akte vermeerdering van eis onder 104
4.Conclusie na deskundigenbericht tevens houdende akte vermeerdering van eis onder 108
5.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.3
6.Conclusie na deskundigenbericht onder 9
7.Vonnis van 17 april 2024, rov. 2.7
8.Vonnis van 17 april 2024, rov. 2.6
9.Dagvaarding onder 47
10.Vonnis van 17 april 2024, rov. 3.1, vordering II, en rov. 3.2
11.Dagvaarding onder 24 – 30
12.Productie 14 bij dagvaarding, laatste alinea op blz. 3
13.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.10; vonnis van 14 augustus 2024, rov. 3.1 onder a
14.Productie 14 bij dagvaarding, laatste alinea op blz. 3
15.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.10; vonnis van 14 augustus 2024, rov. 3.1 onder a
16.Conclusie na deskundigenbericht onder 37, 59 en 75
17.Vonnis van 17 april 2024, rov. 4.10; vonnis van 14 augustus 2024, rov. 3.1 onder a
18.Conclusie na deskundigenbericht onder 77, 106 – 108
19.Akte uitlating vermeerdering eis onder 6
20.Hoge Raad 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7435
21.Dagvaarding onder 46
22.Conclusie van antwoord onder 23
23.Conclusie na deskundigenbericht onder 95 – 105