ECLI:NL:RBGEL:2025:6163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
154738-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inhouding rijbewijs ongegrond; weigering medewerking aan bloedproef

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van een klager wiens rijbewijs was ingevorderd na een weigering om medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek. De klager, geboren in 1989 en vertegenwoordigd door mr. S. Striekwold, had op 15 mei 2025 in Nijmegen geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een bloedproef, wat leidde tot de invordering van zijn rijbewijs. De officier van justitie had besloten het rijbewijs voor een periode van zes maanden onder zich te houden. In zijn beklag voerde de klager aan dat de speekseltest onzorgvuldig was uitgevoerd en dat hij onbehoorlijk was behandeld. Hij stelde ook dat hij mantelzorger was voor zijn moeder en dat hij het rijbewijs nodig had voor zijn sollicitaties.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in openbare raadkamer en zowel de klager als de officier van justitie gehoord. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, omdat er voldoende verdenking bestond van rijden onder invloed van drugs. De rechtbank wees de argumenten van de klager af, waaronder zijn persoonlijke omstandigheden, en concludeerde dat hij bewust had gekozen om niet mee te werken aan het bloedonderzoek. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, wat betekent dat de klager zijn rijbewijs niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05-154738-25
raadkamernummer : 25-014077
datum : 9 juli 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
mr. S. Striekwold, advocaat te Doetinchem,
hierna te noemen: klager.

Feiten

Tegen klager is een proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van artikel 163, zesde lid, van de WVW94 gepleegd te Nijmegen op 15 mei 2025. Het proces-verbaal houdt in dat klager heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Op 15 mei 2025 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd. De officier van justitie heeft vervolgens binnen tien dagen beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van zes maanden, uiterlijk tot 11 november 2025.

Procedure

Het klaagschrift is op 30 mei 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 9 juli 2025 het beklag in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager, de advocaat, mr. S. Striekwold en de officier van justitie op in raadkamer gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt. De speekseltest op straat was zijns inziens onzorgvuldig en onbetrouwbaar; hij is onbehoorlijk behandeld en kreeg geen informatie. Hij vertrouwde de gang van zaken niet meer. Zijn broer is iets dergelijks ook overkomen en die is ook ‘weggekomen’ met een weigering. Het is daarom terecht dat hij het bloedonderzoek heeft geweigerd.
Door klager is daarnaast aangevoerd dat hij mantelzorger is voor zijn moeder. Klager is verantwoordelijk om zijn moeder naar haar medische afspraken te brengen. Daarnaast zorgt hij ook voor de boodschappen. Hij is recent een schuldhulpverleningstraject gestart waarbij hij moet gaan solliciteren waarvoor hij ook het rijbewijs nodig heeft.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs. De officier van justitie heeft geen onderbouwende stukken van klager ontvangen waarom het rijbewijs weer retour moet. Bij een verdenking van rijden onder invloed moet je meewerken aan het bloedonderzoek, als daar naar wordt gevraagd. De politie rook bij de staande houding een hennep lucht en klager had bloeddoorlopen. Er bestond voldoende verdenking dat klager daadwerkelijk onder invloed zou hebben gereden. De officier van justitie heeft ook aangevoerd dat het algemeen belang en de verkeersveiligheid nog prevaleert boven het persoonlijk belang van klager

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs, op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig. De officier van justitie heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Door verbalisanten is uitgelegd dat de eerste speekseltest ongeldig was omdat er iets was mis gegaan bij de uitvoering; de verpakking was stuk gegaan waardoor allerlei poeder vrij kwam. De tweede speekseltest gaf een indicatie voor cannabisgebruik. Dat vermoeden werd bevestigd door hun waarnemingen van klager en diens verklaring ter plaatse dat hij dagelijks blowt. Daaruit volgt zonder meer een redelijk vermoeden van rijden onder invloed van drugs.
Klagers verklaring ter zitting dat hij weet dat THC nog enkele dagen na het laatste gebruik traceerbaar is in het lichaam en dat hij daarom zei tegen de verbalisanten dat er altijd wel iets gevonden gaat worden en dat in die omstandigheden iedereen die wel eens cannabis rookt automatisch strafbaar is in het verkeer, is geen reden om medewerking aan het bloedonderzoek te weigeren. De wetgever heeft gekozen voor strafbaarstelling van rijden na gebruik van verdovende middelen en voor de wijze waarop dit verbod wordt gecontroleerd en gehandhaafd.
Er was dus alle reden voor de politie om zijn medewerking aan een bloedonderzoek te vorderen. Het is niet aan klager om de opportuniteit daarvan te beoordelen. Klager had gewoon zijn medewerking aan het bloedonderzoek moeten verlenen. De politie heeft aan klager duidelijk gemaakt wat de consequenties zijn bij het weigeren van een bloedproef. Dat, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, klager in de war was en het allemaal niet begreep, is ongeloofwaardig gezien klagers uitlatingen; hij heeft een bewuste keus gemaakt en het risico genomen. Zijn broer was er immers ook mee ‘weggekomen’.
De rechtbank is niet onder indruk van het geschetste beeld van klagers persoonlijke omstandigheden. Dat zijn moeder hulpbehoevend is en hij haar naar het ziekenhuis moet brengen en boodschappen moet doen, wist hij al toen hij de keuze maakte niet mee te werken. Dat hij nu ineens wil of moet gaan solliciteren en daarbij een rijbewijs nodig heeft? Tsja. Dat komt wel erg goed uit in het licht van deze procedure. Niets van dit alles is onderbouwd met objectieve stukken.
Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
R.M.J. van den Bogaart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.