ECLI:NL:RBGEL:2025:6212

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
96-168443-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond klaagschrift tegen inhouding rijbewijs op basis van artikel 164 Wegenverkeerswet 1994

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. M.G.M. Frerix, tegen de inhouding van zijn rijbewijs. Klager had op 30 mei 2025 geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een bloedproef, wat leidde tot de invordering van zijn rijbewijs door de politie. De officier van justitie had besloten het rijbewijs voor een periode van acht maanden onder zich te houden, tot uiterlijk 25 januari 2026. Klager voerde aan dat er geen redenen waren om hem te verdenken van een strafbaar feit en dat hij niet op de hoogte was van de consequenties van zijn weigering om mee te werken aan het bloedonderzoek. Hij stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn rol als mantelzorger en voor de zorg over zijn kinderen.

De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld en de gemachtigde advocaat van klager en de officier van justitie gehoord. Klager was niet verschenen omdat hij dacht dat de zaak in Zutphen behandeld zou worden. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de indicatie voor cannabisgebruik en de duidelijke communicatie van de politie over de gevolgen van de weigering. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, omdat klager geen onderbouwende stukken had overgelegd met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden en omdat er sprake was van recidive met betrekking tot Wegenverkeerswet-feiten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier R.M.J. van den Bogaart.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 96-168443-25
raadkamernummer : 25-015497
datum : 9 juli 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede,
hierna te noemen: klager.

Feiten

Tegen klager is een proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van artikel 163, zesde lid, van de WVW94 gepleegd te Ede op 30 mei 2025. Het proces-verbaal houdt in dat klager heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Op 30 mei 2025 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd. De officier van justitie heeft vervolgens binnen tien dagen beslist het rijbewijs onder zich te houden voor
een periode van acht maanden, uiterlijk tot 25 januari 2026.

Procedure

Het klaagschrift is op 13 juni 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 9 juli 2025 het beklag in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van klager, mr. M.G.M. Frerix en de officier van justitie in raadkamer gehoord. Klager is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen omdat hij ten onrechte dat dat de zaak in Zutphen zou worden behandeld. Uiteindelijk is, na overleg tussen de raadsvrouw en klager, geen aanhoudingsverzoek gedaan.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het rijbewijs van de klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Namens klager is aangevoerd dat er tijdens zijn aanhouding geen redenen waren om hem te verdenken van een strafbaar feit. Klager is van mening dat de politie fouten heeft gemaakt bij de uitgevoerde testen, waardoor klager er voor heeft gekozen om zijn medewerking niet te verlenen en het bloedonderzoek te weigeren. Hij realiseerde zich bovendien niet wat de consequenties zouden zijn van een weigering.
Klager heeft zijn rijbewijs nodig omdat hij mantelzorger is voor zijn moeder. Daarnaast heeft klager de zorg over zijn kinderen die hij alleen opvoedt. Klager wordt door de inhouding van het rijbewijs en het voortduren daarvan ernstig benadeeld en acht de huidige inhouding onevenredig belastend.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs. De officier van justitie heeft aangevoerd dat klager op de juiste wijze is opgeroepen en dat hij vandaag zijn verhaal kon vertellen. Klager had zijn medewerking moeten verlenen als hij door de politie daartoe wordt bevolen. Klager komt niet met onderbouwende stukken betreft zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor de officier van justitie is mening is dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs, op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig. De officier van justitie heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
De afgenomen speekseltest gaf een indicatie voor cannabisgebruik, hetgeen werd bevestigd door de waarneming van verbalisanten.
De rechtbank is van oordeel dat het beklag ongegrond moet worden verklaard op basis van de inhoudelijke gronden. De politie heeft aan klager heel duidelijk medegedeeld wat de consequenties zijn als je je medewerking niet verleent aan het bloedonderzoek. Het lijkt er eerder op dat klager iets te verbergen had.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het strafvorderlijk belang op dit moment nog prevaleert boven de persoonlijke omstandigheden van klager. Klager heeft in zijn klaagschrift geen onderbouwende stukken overlegd betreft de zorg die hij zou dragen over zijn moeder en gezin. Daarnaast kent klager recidive betreft Wegenverkeerswet-feiten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
R.M.J. van den Bogaart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.