Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2025.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2025 een vonnis gewezen in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagden]. [Eiser] verhuurde vanaf 1 mei 2023 een chalet aan [gedaagden], die volgens het bestemmingsplan van de gemeente Voorthuizen niet permanent mochten wonen in het chalet. De gemeente constateerde dat [gedaagden] dit verbod overtraden en legde [eiser] een last onder dwangsom op. Vanwege een huurachterstand heeft [eiser] de huurovereenkomst per 1 juni 2025 ontbonden en vorderde in kort geding ontruiming van het chalet.
Tijdens de procedure zijn [gedaagden] niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van [eiser] voldoende was aangetoond. De vorderingen van [eiser] werden toegewezen, waarbij [gedaagden] werden veroordeeld om het chalet binnen 48 uur na betekening van het vonnis te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 1.460,00 per maand te betalen tot aan de ontruiming. Daarnaast werden [gedaagden] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten, die in totaal € 1.368,47 bedroegen. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Peerdeman, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van huurovereenkomsten en bestemmingsplannen, evenals de gevolgen van het niet verschijnen in een rechtszaak.