ECLI:NL:RBGEL:2025:6267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
015928-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van het negeren van verkeerslichten

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 oktober 2024 in Apeldoorn een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnende bestuurder, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een fietser, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat leidde tot de veroordeling tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat zij spijt had betuigd. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/015928-25
Datum uitspraak : 28 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] (Roemenië),
wonende aan [adres] [postcode] [woonplaats] (Duitsland).
Raadsvrouw: mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder
van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van het centrum van Apeldoorn, gaande in de richting van de A1, daarmede heeft gereden over de Kayersdijk, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij ter plaatse slecht/niet goed bekend was en/of
terwijl een overstekende fietser reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven op de (verkeers)situatie ter plaatse en/of de voor haar, verdachte, gelegen weggedeelten en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een driekleurig verkeerslicht dat (reeds (ongeveer) 16,5 seconden) rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die overstekende fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van het centrum van Apeldoorn, gaande in de richting van de A1, daarmede heeft gereden over de Kayersdijk,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij ter plaatse slecht/niet goed bekend was en/of
terwijl een overstekende fietser reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven op de (verkeers)situatie ter plaatse en/of de voor haar, verdachte, gelegen weggedeelten en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of in strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een driekleurig verkeerslicht dat (reeds (ongeveer) 16,5 seconden) rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die overstekende fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kayersdijk, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan
personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 oktober 2024 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de Kayersdijk in Apeldoorn, in de richting van de A1. [2] Ter hoogte van het kruispunt met de Lange Amerikaweg bevonden zich verkeerslichten die minimaal 16,5 seconden rood licht uitstraalden op het moment dat verdachte de verkeerslichten passeerde. [3]
[slachtoffer] fietste over het fietspad van de Lange Amerikaweg en stak het voornoemde kruispunt over. [4] Op het moment dat [slachtoffer] de stopstreep passeerde straalde de voor haar geldende verkeerslichten ongeveer 1,8 seconden groen licht uit. [5] Verdachte is met haar auto tegen [slachtoffer] gebotst. [6] Ten gevolge van het verkeersongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden en is het verkeersongeval aan haar schuld te wijten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging zal zich refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte door rood licht is gereden en dat zij geen voorrang heeft verleend aan de met de fiets overstekende [slachtoffer] . Hierdoor heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), zoals primair ten laste gelegd.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft onvoldoende opgelet en is ook onvoldoende blijven opletten op het andere verkeer toen zij richting het kruispunt reed. Zij heeft de verkeerslichten en de fietser in het geheel niet opgemerkt, terwijl zij reed op een rechte weg en de verkeerslichten al 16,5 seconden rood licht uitstraalden toen zij de stopstreep passeerde. Verdachte heeft verklaard dat zij pas vlak voor het ongeval de fietser heeft gezien. [8] De rechtbank stelt vast dat verdachte als verkeersdeelnemer langere tijd tekort is geschoten in het naleven van de geldende verkeersregels en de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer altijd voorzichtig en oplettend te zijn.
Aangezien het verkeerslicht al langere tijd op rood stond op het moment van passeren van de stopstreep was sprake van meer dan een momentane onoplettendheid door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarom aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam is geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het feit dat verdachte een beginnende bestuurder is en ter plaatse niet goed bekend was, zijn naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die maken dat verdachte onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden waardoor het verkeersongeval aan haar schuld te wijten is geweest. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen partieel vrijspreken.
Het lichamelijk letsel van het slachtoffer
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] een gescheurde linkerschouderblad, een gebroken rechter bovenste rib, een hersenschudding en beschadigde halswervels heeft opgelopen. Daarnaast had ze een diepe wond van 5 centimeter op het rechterachterhoofd, een hoofdwond aan de linker voorzijde en een klein wondje boven de lip. [9] Op 24 december 2024 is contact opgenomen met [slachtoffer] en heeft zij verklaard dat ze vaak duizelig is en dat haar zicht nog niet goed is. De verwachting is dat het in ieder geval tot 9 maanden kan duren tot mogelijk volledig herstel van het zicht. [10] Tijdens de zitting van 14 juli 2025 is gebleken dat het beter gaat, maar dat [slachtoffer] nog steeds duizelig is met bepaalde handelingen en dat haar zicht bij inspanningen troebel is. Het is onzeker of volledig herstel zal optreden.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks9 oktober 2024 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder
van een
voertuig (personenauto
), komende uit de richting van het centrum van Apeldoorn, gaande in de richting van de A1, daarmede heeft gereden over de Kayersdijk,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij ter plaatse slecht/niet goed bekend was en/of
terwijl een overstekende fietser reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven
lettenop de (verkeers)situatie ter plaatse en
/ofde voor haar, verdachte, gelegen weggedeelten en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/of
in strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een driekleurig verkeerslicht dat
(reeds (ongeveer) 16,5 seconden
)rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met, die overstekende fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een voorwaardelijke rijontzegging en een geldboete. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zij is niet gestopt voor het rode verkeerslicht en is tegen de fietsende [slachtoffer] aangereden. Verdachte had beter op de verkeerssituatie ter plaatse moeten letten en blijven letten. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zelf ook enorm is geschrokken van de aanrijding, dat zij spijt heeft betuigd en dat zij contact heeft gezocht met [slachtoffer] om het met de verzekering te regelen. Verdachte heeft verklaard dat zij niet weet waarom zij het rode verkeerslicht en [slachtoffer] niet heeft gezien en niet op tijd is gestopt, ze heeft nooit gewild dat dit ongeluk gebeurde.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 16 juni 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De LOVS-oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en waarbij sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld en zij tijdens de zitting schuldbesef heeft getoond. Vanwege de ernst van het feit vindt de rechtbank een geldboete zoals gevraagd door de raadsvrouw niet passend.
Nu verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk, ziet de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging reden om de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in geval verdachte zich vóór het einde van de
proeftijd van 2 jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024474177, gesloten op 24 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 3.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 30.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
6.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 3.
7.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 30.
8.Verklaring afgelegd ter terechtzitting, d.d. 14 juli 2025.
9.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 30.
10.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 33.