ECLI:NL:RBGEL:2025:6315

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
439673
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling en gebruiksvergoeding van gemeenschappelijke woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het de afwikkeling van de huwelijkse gemeenschap tussen twee partijen na hun echtscheiding. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de verdeling van de gemeenschappelijke woningen en de toekenning van een gebruiksvergoeding aan de orde waren. De partijen, die in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, zijn sinds eind 2021 feitelijk gescheiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 4 augustus 2023 is uitgesproken en dat de beschikking op 5 april 2024 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De eiseres vorderde onder andere een gebruiksvergoeding van € 541,66 per maand van de gedaagde voor het gebruik van de woning die door de gedaagde werd bewoond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen grond is voor een gebruiksvergoeding, omdat beide partijen gebruik maken van een woning die zij gezamenlijk bezitten. De rechtbank heeft besloten dat de woningen verkocht moeten worden en dat de opbrengst gelijkelijk tussen de partijen verdeeld zal worden. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de verdeling van andere goederen, zoals voertuigen en inboedel. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/439673 / HZ ZA 24-267
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R.J. Laatsman,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J. Roossien.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024
- de mondelinge behandeling van 22 januari 2025 waarna de procedure is aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen de twee gemeenschappelijke woningen te laten taxeren en tot een minnelijke regeling te komen
- de akte uitlating van [eiseres] van 23 april 2025
- de akte uitlating van [gedaagde] van 23 april 2025
- de akte uitlating van [eiseres] van 21 mei 2025 waarin zij de rechtbank verzoekt om vonnis te wijzen
- de akte uitlating van [gedaagde] van 21 mei 2025 waarin hij bericht dat geen overeenstemming is bereikt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 4 augustus 2023 van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken (productie 1 van [eiseres] ). De beschikking is op 5 april 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen wonen feitelijk sinds eind 2021/begin 2022 gescheiden. [eiseres] woont in de gezamenlijk aan partijen toebehorende woning aan [adres woning 1] (hierna: [woning 1] ), [gedaagde] woont in de gezamenlijk aan partijen toebehorende woning aan de [adres woning 2] (hierna: [woning 2] ).
2.3.
Op [woning 2] rust een aflossingsvrije hypotheek in verband met een geldlening van Moneyou B.V. waarvoor partijen gezamenlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn. Het openstaande bedrag van de hypotheek bedraagt (afgerond) € 80.000,--.
2.4.
In de periode voor en na de echtscheiding heeft de advocaat van [eiseres] middels meerdere voorstellen geprobeerd om met [gedaagde] tot overeenstemming te komen over de afwikkeling en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap (productie 2 van [eiseres] ). Partijen zijn niet tot gezamenlijke afspraken gekomen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Bedrag aan gebruiksvergoeding
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 541,66 per maand aan [eiseres] , althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, met ingang van 4 april 2023, subsidiair 4 augustus 2023, meer subsidiair een door de rechtbank te bepalen datum, totdat de woning aan [gedaagde] of een derde kan worden geleverd, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Woning
Primair
a. a) te bepalen dat [woning 2] wordt toebedeeld aan [gedaagde] onder de verplichting dat hij wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de overwaarde (waarde woning minus saldo hypotheek) aan [eiseres] , waarbij [eiseres] wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid;
b) te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend voor het zetten van een handtekening in het kader van de eigendomsoverdracht (transport bij de notaris), indien [gedaagde] binnen een week na daartoe te zijn verzocht weigert zijn handtekening te zetten;
c) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan het hierboven genoemde voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
Subsidiair
a. a) [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het verstrekken van de overeenkomst van opdracht tot bemiddeling bij verkoop van de woning aan de [adres woning 2] aan de makelaar;
b) te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de vereiste medewerking en handtekening voor de verstrekking van de verkoopopdracht aan de makelaar indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder a genoemde te voldoen;
c) [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het maken van foto’s van het in- en exterieur van de woning, om deze foto’s te plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites en verkoopkrantjes;
d) [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het toelaten van de makelaar en potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen;
e) [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan het hierboven onder c en d genoemde voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
f) te bepalen dat de makelaar partijen zal adviseren over de minimumprijs en de vraag- en laatprijs van de woning;
g) [gedaagde] te veroordelen om, nadat een bod op de woning is uitgebracht dat boven de geadviseerde minimumprijs ligt en de makelaar adviseert dit bod te accepteren, binnen een week nadat [eiseres] dat heeft verzocht, over te gaan tot acceptatie van dat bod en ondertekening van de (ver)koopovereenkomst;
h) te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de acceptatie van het bod en de vereiste medewerking en handtekening van [gedaagde] voor het sluiten van de (ver)koopovereenkomst, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het hierboven onder g genoemde te voldoen;
i. i) [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken voorafgaand aan de overdrachtsdatum van de woning aan een derde, de woning te ontruimen en te verlaten;
j) [eiseres] te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het hierboven onder i genoemde te voldoen;
k) [gedaagde] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verdeling/uitkering via de notaris van de verkoopopbrengst van de woning na aftrek van het hypotheeksaldo, nadat die opbrengst is gestort op de derdenrekening van de notaris, en daarbij te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde] indien hij in gebreke blijft die medewerking te verlenen;
Meer subsidiair
te bepalen dat bij het te gelden maken van [woning 2] dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming van [gedaagde] op straffe van een dwangsom;
III. Verdeling ontbonden gemeenschap (overig)
de verdeling vast te stellen als omschreven onder randnummers 38 tot en met 89 van de dagvaarding;
IV. Bescheiden overleggen
a. [gedaagde] te gelasten om alle verificatoire bescheiden over te leggen over de aangekochte motor, waaruit blijkt wat de waarde is, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat hij daarmee in gebreke blijft vanaf de datum waarop hij deze stukken had dienen over te leggen.
b. [gedaagde] te gelasten om alle verificatoire bescheiden over te leggen waaruit blijkt wat de waarde is van de wapenverzameling (waaronder gegevens over de jaren 2020 tot en met heden), op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat hij daarmee in gebreke blijft vanaf de datum waarop hij deze stukken had dienen over te leggen;
V. Proceskosten
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien hij daaraan niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis voldoet.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert bij vonnis de (wijze van) verdeling als volgt te gelasten:
1. dat [woning 1] aan [eiseres] wordt toebedeeld en [woning 2] aan hem, waarbij hij draagplichtig is voor de hypothecaire geldlening bij Moneyou B.V., die is verbonden aan [woning 2] en waarbij [eiseres] wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid van de verplichtingen die voortvloeien uit die hypothecaire geldlening, subsidiair dat [woning 2] wordt verkocht en [woning 1] aan [gedaagde] wordt toebedeeld, meer subsidiair dat beide woningen worden verkocht;
2. dat de Volvo met kenteken [kenteken] tegen een waarde van € 1.500,00 aan [gedaagde] wordt toebedeeld tegen betaling aan [eiseres] van de helft van dat bedrag en subsidiair: indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de auto tegen een waarde van € 8.000,00 aan [eiseres] wordt toebedeeld tegen betaling door haar van € 4.000,00 aan [gedaagde] , meer subsidiair: indien de subsidiaire vordering niet wordt toegewezen, dat de auto zal worden verkocht en de opbrengst ervan gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
3. dat de aanhanger voor een waarde van € 150,00 aan [gedaagde] wordt toebedeeld, tegen vergoeding aan [eiseres] van € 75,00, subsidiair: indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de aanhanger tegen een waarde van € 2.000,00 aan [eiseres] wordt toebedeeld tegen vergoeding door haar van € 1.000,00 aan [gedaagde] en meer subsidiair: dat de aanhanger zal worden verkocht en de opbrengst ervan gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
4. dat de motor, Yamaha XJ 750 Maxim met kenteken [kenteken] aan [gedaagde] wordt toebedeeld tegen een waarde van € 500, zodat hij daarvoor € 250,00 aan [eiseres] verschuldigd is, subsidiair: indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de motor tegen een waarde van € 10.000,00 aan [eiseres] wordt toebedeeld, zodat [eiseres] een bedrag van
€ 5.000,00 aan [gedaagde] verschuldigd is en meer subsidiair: indien de subsidiaire vordering niet wordt toegewezen, dat de motor zal worden verkocht en de opbrengst ervan gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
5. dat de wapens voor een bedrag van € 5.000,00 aan [gedaagde] worden toebedeeld zodat hij daarvoor € 2.500,00 aan [eiseres] verschuldigd is, subsidiair: indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de wapens tegen een waarde van € 100.000,00 aan [eiseres] worden toebedeeld, zodat [eiseres] een bedrag van € 50.000,00 aan [gedaagde] verschuldigd is en
meer subsidiair: indien de subsidiaire vordering niet wordt toegewezen, dat de wapens worden verkocht en de opbrengst ervan gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
6. dat de nog aanwezige gereedschappen voor een waarde van € 4.500,00 aan [gedaagde] worden toebedeeld zodat hij daarvoor € 2.250,00 aan [eiseres] verschuldigd is, subsidiair: indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de gereedschappen tegen een waarde van € 8.000,00 aan [eiseres] worden toebedeeld, zodat zij een bedrag van € 4.000,00 aan [gedaagde] verschuldigd is en meer subsidiair: indien de subsidiaire vordering niet wordt toegewezen, dat de aanwezige gereedschappen worden verkocht en de opbrengst ervan gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
7. dat de overige inboedelgoederen worden verdeeld als volgt: ieder behoudt de inboedelgoederen die hij of zij onder zich heeft, onder verrekening van de waarde en
subsidiair, indien deze vordering niet wordt toegewezen, dat de overige inboedelgoederen aan [eiseres] worden toebedeeld tegen een waarde van € 10.000,00, zodat [eiseres] een bedrag van € 5.000,00 aan [gedaagde] verschuldigd is.
3.5.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Het geschil tussen partijen betreft de afwikkeling van hun huwelijkse gemeenschap in het kader van hun echtscheiding. Hoewel [eiseres] in haar vordering niet [woning 1] heeft betrokken, is niet in debat dat deze woning tot de gemeenschap behoort en verdeeld moet worden. Ook overigens is niet in geschil welke goederen tot de gemeenschap behoren. Partijen verschillen evenwel van mening over de (wijze van) verdeling van de gemeenschappelijke goederen en vorderen op grond van artikel 3:185 lid 1 BW de verdeling vast te stellen ( [eiseres] ) respectievelijk te gelasten ( [gedaagde] ). Daarnaast vordert [eiseres] een gebruiksvergoeding van [gedaagde] voor het gebruik van [woning 2] . Ten slotte vordert zij [gedaagde] te gelasten de verificatoire bescheiden over te leggen met betrekking tot de aangekochte motor en de wapenverzameling. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Verdeling
Peildatum
4.2.
De huwelijksgemeenschap wordt van rechtswege ontbonden op de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, zijnde in dit geval 4 april 2023. De omvang van de ontbonden gemeenschap zal daarom per die datum worden vastgesteld. De rechtbank volgt [eiseres] niet in haar standpunt dat voor [woning 2] de peildatum van het feitelijk uit elkaar gaan van partijen moet worden gehanteerd, subsidiair de datum waarop [eiseres] zich formeel heeft ingeschreven in [plaats] . De reden die [eiseres] geeft voor de afwijkende peildatum is dat zij na het feitelijk uit elkaar gaan de hypotheekrente voor [woning 2] is blijven betalen, terwijl zij daar niet meer woonde. [gedaagde] heeft hiertegen evenwel onweersproken aangevoerd dat partijen uitdrukkelijk hadden afgesproken dat [eiseres] de hypotheekrente van € 216,-- per maand op zich zou nemen omdat zij een hoger inkomen had dan [gedaagde] en de energiekosten van [woning 2] € 180,-- per maand meer bedroegen dan van [woning 1] . Toen [eiseres] inkomen achteruitging heeft [gedaagde] de hypotheeklasten weer voor de helft op zich genomen, sinds april 2024, en eenmaal in zijn geheel. In het licht van deze feiten en omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om met betrekking tot de woning en de hypotheek in [plaats] uit te gaan van een andere peildatum dan de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, derhalve 4 april 2023.
Woningen en hypotheek
4.3.
[eiseres] kan er in beginsel mee instemmen dat [woning 2] aan [gedaagde] wordt toebedeeld en [woning 1] aan [eiseres] , zoals [gedaagde] in reconventie heeft gevorderd. Zij betwist echter dat de woningen evenveel waard zijn. Volgens [gedaagde] ontlopen de woningen elkaar nauwelijks in waarde, zodat de woningen aan partijen dienen te worden toebedeeld zonder verdere verrekening. De rechtbank begrijpt de vordering van [gedaagde] zo dat indien de toedeling niet zonder verdere verrekening wordt toegewezen, hij subsidiair vordert dat [woning 2] wordt verkocht en [woning 1] aan hem wordt toegewezen tegen de door [eiseres] geschatte waarde van € 210.000,--. [eiseres] kan ook met dit subsidiaire standpunt instemmen, mits de woning door een makelaar wordt getaxeerd. Ingeval ook deze vordering niet wordt toegewezen vordert [gedaagde] dat beide woningen worden verkocht en de opbrengst daarvan gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld. Ook met deze vordering kan [eiseres] instemmen.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat zij beide woningen laten taxeren. Vervolgens heeft [eiseres] [woning 1] laten taxeren en [gedaagde] [woning 2] .
In het door [gedaagde] overgelegde taxatierapport is de martkwaarde van [woning 2] per 6 maart 2025 getaxeerd op € 615.000,--. In het door [eiseres] overgelegde taxatierapport is de marktwaarde van [woning 1] per 24 februari 2025 getaxeerd op
€ 340.000,--. Partijen hebben over en weer geen inhoudelijke opmerkingen over de taxatierapporten gemaakt, zodat de rechtbank van de uit de taxatierapporten genoemde waardes van de woningen zal uitgaan.
4.5.
Tussen partijen is op zichzelf niet in debat dat zij bij toedeling van de woningen zoals primair door [gedaagde] is gevorderd, over en weer de helft van de waarde aan elkaar verschuldigd zijn. Dat betekent dat [eiseres] bij toedeling van [woning 1] aan haar € 170.000,00 (de helft van € 340.000,00) aan [gedaagde] zou dienen te vergoeden. Voor toedeling van [woning 2] aan [gedaagde] geldt dat [gedaagde] aan [eiseres] € 307.500,-- (de helft van € 615.000,00) verschuldigd zou zijn, zodat [gedaagde] per saldo € 137.500,-- aan [eiseres] zou moeten vergoeden. Ook indien hierop de helft van de nog op [woning 2] rustende hypotheekschuld bij Moneyou B.V. in mindering wordt gebracht, resteert nog een bedrag van € 97.500,-- dat [gedaagde] aan [eiseres] verschuldigd zou zijn.
4.6.
Nu [gedaagde] in zijn primaire vordering uitdrukkelijk is uitgegaan van het gelasten van een toedeling zonder verdere verrekening, betekent het voorgaande dat deze vordering niet toewijsbaar is. [gedaagde] ’ subsidiaire vordering treft eenzelfde lot, aangezien [gedaagde] [woning 1] toegedeeld wil krijgen tegen een waarde van € 210.000,--, terwijl deze woning inmiddels is getaxeerd op een waarde van € 340.000,--. Voor zover [gedaagde] zijn standpunt handhaaft, dat een belangenafweging met betrekking tot de verdeling ten gunste van hem moet uitvallen, ontbreekt hiervoor de juridische grondslag. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een getaxeerde waarde van € 340.000,-- voor [woning 1] . Dit betekent dat de rechtbank zal beslissen dat de beide woningen worden verkocht en de opbrengst daarvan (minus de hypotheek) gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld, zoals [gedaagde] meer subsidiair heeft gevorderd en waar [eiseres] , blijkens haar conclusie van antwoord in reconventie, mee kan instemmen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van de (meer) subsidiaire vorderingen van [eiseres] over de wijze van verkoop van [woning 2] . Nog daargelaten dat zij in haar vordering niet [woning 1] heeft betrokken, heeft [gedaagde] meer subsidiair zelf ook de verkoop van [woning 2] (alsmede van [woning 1] ) gevorderd, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat beide partijen hieraan hun medewerking zullen verlenen.
Volvo, motor, aanhanger
4.7.
Op de zitting hebben partijen verklaard er de voorkeur aan te geven om de Volvo, de oude motor en de aanhanger te verdelen door deze gezamenlijk te verkopen aan een derde en de opbrengst ervan bij helfte te verdelen. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdeling van deze zaken op die manier zal worden bewerkstelligd, zoals door [gedaagde] meer subsidiair gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] naar voren gebracht dat [gedaagde] nog een nieuwe motor heeft aangeschaft. [gedaagde] heeft dit erkend, maar voert aan dat hij deze motor na datum indiening verzoek echtscheiding heeft ingediend en dat deze dus niet in de gemeenschap valt. [eiseres] heeft hiervan bewijs aan [gedaagde] gevraagd, waarop [gedaagde] heeft aangegeven dat hij dit kan aanleveren. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de vordering van [eiseres] om [gedaagde] te gelasten de verificatoire bescheiden met betrekking tot de aangekochte motor over te leggen, toe te wijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding hier een dwangsom aan te koppelen, nu [gedaagde] ter zitting zijn medewerking heeft toegezegd.
Wapenverzameling
4.8.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de wapenverzameling toegedeeld wenst te krijgen. [eiseres] heeft daar op zichzelf geen bezwaar tegen. Wel stelt zij dat de wapens een veel hogere waarde vertegenwoordigen dan [gedaagde] doet geloven. Zij wenst dat [gedaagde] bescheiden overlegt waaruit de waarde blijkt. De rechtbank zal beslissen dat alle wapens dienen te worden getaxeerd, waarna zij kunnen worden toegedeeld aan [gedaagde] tegen vergoeding van de helft van de taxatiewaarde aan [eiseres] .
Gereedschap en overige inboedel
4.9.
Op de zitting hebben partijen over de vordering met betrekking tot de inboedel en het gereedschap ieder toegelicht wat zij graag toegedeeld willen krijgen. [eiseres] heeft verklaard dat zij interesse heeft in een rek in de keuken dat zij van haar moeder heeft gekregen en een beeld MIA. [gedaagde] heeft op de zitting gezegd dat hij de gereedschappen wil. De rechtbank zal over deze verdeling beslissen dat aan [eiseres] het rek in de keuken en het beeld MIA worden toegedeeld en aan [gedaagde] de verzameling gereedschappen zonder dat zij daarvoor een vergoeding aan elkaar verschuldigd zijn. Omdat partijen geen bijzondere interesse hebben getoond in toedeling over de overige inboedelzaken en zij sinds begin 2022 ieder beschikken over een woning met inboedel, zal de rechtbank die overige inboedel toedelen zoals die feitelijk al is verdeeld.
Avero Beleggingsplan
4.10.
[eiseres] stelt verder dat partijen twee beleggingsverzekeringen hadden bij Avero en dat zij hebben afgesproken dat ieder de verzekering houdt die op zijn/haar naam staat. Zij vordert op grond daarvan vastlegging bij vonnis van toedeling zonder nadere verrekening van de verzekering die op haar naam staat (Avero polisnummer [nummer] ). [gedaagde] betwist dat sprake was van twee verzekeringen maar voert geen verweer tegen de door [eiseres] gevorderde toedeling van genoemde verzekering aan haar.
4.11.
Nu [gedaagde] geen verweer voert tegen de door [eiseres] gevorderde toedeling van de verzekering aan haar en partijen daar kennelijk in 2024 al afspraken over hebben gemaakt (zo blijkt uit het door [eiseres] als productie 6 overgelegde keuzeformulier toewijzing van Avero dat zij beiden hebben ondertekend), is deze vordering van [eiseres] toewijsbaar.
Gebruiksvergoeding en terugbetaling maandelijkse hypoheeklasten [woning 2]
4.12.
[eiseres] stelt recht te hebben op een gebruiksvergoeding van [gedaagde] voor [woning 2] omdat partijen gezamenlijk eigenaar van deze woning zijn maar alleen [gedaagde] deze gebruikt. Volgens [eiseres] is het redelijk dat [gedaagde] haar een gebruiksvergoeding betaalt gelet op het langdurige gebruik door [gedaagde] , de omstandigheid dat zij de hypotheek betaalt en [gedaagde] geen (kinder)alimentatie betaalt en de tegenwerking van [gedaagde] die [eiseres] ervaart. Hoewel [eiseres] zelf in de (eveneens aan partijen gezamenlijk toebehorende) [woning 1] woont, vindt zij dat [gedaagde] een gebruiksvergoeding aan haar verschuldigd is omdat [woning 2] een grote vrijstaande woning met aanhorigheden is, terwijl [woning 1] een chalet is.
4.13.
[gedaagde] betwist dat er een grond is voor een gebruiksvergoeding. Hij stelt dat partijen destijds hebben afgesproken dat [eiseres] de hypotheek zou betalen omdat zij een hoger inkomen had. Omdat het inkomen van [eiseres] lager is geworden, betaalt [gedaagde] sinds april 2024 de helft van de hypotheeklasten. In juli 2024 heeft hij de kosten geheel betaald. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] bij de vergoeding ten onrechte slechts rekening houdt met het gebruik van [woning 2] , terwijl zij het uitsluitend gebruik heeft van [woning 1] , een woning met aanzienlijk lagere energiekosten en zonder hypotheek en waarvan [eiseres] de waarde bovendien te laag inschat.
4.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toekenning van een gebruiksvergoeding aan [eiseres] . Zij overweegt daartoe als volgt. De grondslag van een gebruiksvergoeding is erin gelegen dat de ene partij het gebruik heeft van een in gezamenlijk eigendom behorend goed, terwijl de andere partij dat gebruik niet heeft. In onderhavige zaak maken echter beide partijen gebruik van een woning waarvan zij het gezamenlijk eigendom hebben. Daarbij staat weliswaar – na de door partijen uitgevoerde taxatie – vast dat de waarde van de woning die door [gedaagde] wordt bewoond aanmerkelijk hoger is dan de woning die [eiseres] in gebruik heeft, maar daar staat onbetwist tegenover dat [eiseres] [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat hij [woning 1] moest verlaten. Daarmee heeft [eiseres] feitelijk bewerkstelligd dat [gedaagde] in de duurdere [woning 2] ging wonen en zij zelf in [woning 1] , die vrij van hypotheek is en veel goedkoper qua energiekosten. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om een gebruiksvergoeding toe te kennen vanwege gederfd gebruiksgenot van de grotere woning. Het enkele feit dat [eiseres] tot april 2024 de hypotheeklasten van [woning 2] heeft voldaan, maakt dit niet anders. Deze lasten bedroegen € 216,-- per maand, maar daartegenover heeft [gedaagde] onbetwist aangevoerd dat hij maandelijks € 180,-- meer aan energiekosten betaalde, hij sinds april 2024 maandelijks de helft van de hypotheeklasten voor zijn rekening neemt en in juli 2024 het hele bedrag heeft voldaan.
4.15.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling aan [eiseres] van de maandelijkse hypotheeklasten. Ook hier heeft te gelden dat [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat partijen hadden afgesproken dat [eiseres] de hypotheek voor haar rekening zou nemen omdat haar inkomen hoger was dan dat van [gedaagde] en [gedaagde] voor [woning 2] maandelijks € 180,-- meer aan energiekosten betaalde. Vanaf het moment dat [eiseres] ’ inkomen daalde heeft [gedaagde] maandelijks de helft van de hypotheeklasten voor zijn rekening genomen en in juli 2024 het hele bedrag.
4.16.
Gelet op de aard van de zaak en de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie:
5.1.
Gelast dat de woningen, staande en gelegen te [adres woning 2] , respectievelijk [adres woning 1] zullen worden verkocht en dat met de opbrengst daarvan de openstaande hypotheekschuld wordt afgelost (en de verkoopkosten zullen worden betaald) en dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld,
5.2.
gelast dat [gedaagde] de verificatoire bescheiden met betrekking tot de nieuw aangekochte motor overlegt,
5.3.
bepaalt dat de wapenverzameling moet worden getaxeerd door een taxateur,
5.4.
deelt toe aan [gedaagde] de wapenverzameling, tegen betaling van de helft van de getaxeerde waarde daarvan aan [eiseres] ,
5.5.
gelast dat wordt verkocht de Volvo met kenteken [kenteken] , de aanhanger, de motor (Yamaha XJ 750 Maxim) met kenteken [kenteken] en dat de opbrengst daarvan gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld,
5.6.
deelt toe aan [eiseres] het rek in de keuken en het beeld MIA en aan [gedaagde] de verzameling gereedschappen en bepaalt dat de overige inboedel wordt toegedeeld zoals feitelijk reeds is verdeeld, zonder verdere verrekening,
5.7.
deelt toe aan [eiseres] de op haar naam staande beleggingsverzekering bij Avero (polisnummer [nummer] ), zonder verdere verrekening,
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
verklaart dit vonnis voor zover het 5.1 tot en met 5.7 betreft uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op
30 juli 2025.
JO/AW/FB