ECLI:NL:RBGEL:2025:6406

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/05/442703 / HA ZA 24-529
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad waterschap door storing aan gemaal niet eerder op te lossen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma, hierna te noemen [eiser], en het waterschap Rivierenland, hierna te noemen het waterschap. [Eiser] vorderde een schadevergoeding van € 45.000,00, stellende dat het waterschap onrechtmatig had gehandeld door een storing aan een gemaal niet tijdig op te lossen. De storing ontstond op 20 juli 2021, waardoor er water op het perceel van [eiser] stond, wat leidde tot verlies van zijn teelt van biologische sperziebonen. Het waterschap betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De rechtbank oordeelde dat het waterschap niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het niet wist of had moeten weten van de wateroverlast en dat het waterschap een inspanningsverplichting had, geen resultaatsverplichting. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eiser] moesten worden afgewezen en dat [eiser] de proceskosten moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/442703 / HA ZA 24-529
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiser],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] , gemeente West Maas en Waal,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.P.M. Riep,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP RIVIERENLAND,
zetelende te Tiel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het waterschap,
advocaat: mr. R.M. Pieterse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 januari 2025
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juni 2025.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat de rechtbank op 6 augustus 2025 vonnis wijst.

2.De zaak in het kort

2.1.
Op 20 juli 2021 is een storing ontstaan in een gemaal van het waterschap. Hierdoor werd geen kwelwater meer afgevoerd uit het oppervlaktewater naast het perceel ‘ [perceelnaam] ’. Op dit perceel teelt [eiser] biologische sperziebonen. Op 21 juli 2021 heeft [eiser] ’s middags vastgesteld dat er 30 cm water op het perceel stond. Na controle van het gemaal heeft zij vastgesteld dat de pomp niet werkte. Rond 15:00 uur heeft zij dit gemeld bij het waterschap. De storingsdienst van het waterschap is daarna ter plaatse gekomen en heeft de storing aan het gemaal rond 18:00 uur verholpen.
2.2.
In deze procedure vordert [eiser] een schadevergoeding van € 45.000,00. Volgens [eiser] heeft het waterschap onrechtmatig gehandeld. Het waterschap heeft namelijk op
20 juli 2021 een melding van een communicatiestoring ontvangen, en had direct daarna moeten controleren of het gemaal nog werkte. Doordat het waterschap dit niet heeft gedaan, is de volledige teelt van biologische sperziebonen verloren gegaan, aldus [eiser] . Het waterschap vindt dat de vorderingen om meerdere redenen niet toewijsbaar zijn.
2.3.
De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat geen sprake is van een onrechtmatige daad van het waterschap. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of het waterschap onrechtmatig heeft gehandeld door de storing aan het gemaal niet eerder – dat wil zeggen: vóór de melding van [eiser] – uit eigen beweging op te lossen. Dit kan alleen onrechtmatig zijn indien het waterschap wist of had moeten weten van (dreigende) wateroverlast op het perceel van [eiser] en verwijtbaar heeft nagelaten om daartegen maatregelen te treffen.
3.2.
Op het waterschap rust, zoals partijen ook onderkennen, een inspannings- en dus geen resultaatsverplichting. Dat het waterschap het uitvallen van het gemaal, de overschrijding van een (streef)peil in het oppervlaktewater en het ontstaan van wateroverlast niet heeft voorkomen, is daarom op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat het waterschap onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] .
Het uitvallen van de communicatie
3.3.
Volgens [eiser] volgt uit het logboek, waarin wordt bijgehouden met welke pompfrequentie het gemaal werkt, dat de communicatie op 20 juli 2021 vanaf 12:00 uur is weggevallen. De rechtbank zal hiervan uitgaan, omdat uit het logboek inderdaad blijkt dat de laatste registratie (van een pompfrequentie van 48 Hz) op 20 juli 2021 om 12:00 uur was en dat om 12:15 uur geen registratie heeft plaatsgevonden. Het waterschap voert onder verwijzing naar een grafiek van de waterstanden in de sloot nabij het perceel aan dat de communicatie rond 15:00 uur is weggevallen, maar dat kan de rechtbank zonder nadere toelichting, die het waterschap niet heeft gegeven, niet uit die grafiek afleiden.
3.4.
Het waterschap heeft aangevoerd dat de communicatiestoring om 15:12 uur is geconstateerd. Ter zitting is toegelicht dat op een digitale overzichtskaart een paars bolletje bij het gemaal stond. Dit betekent dat de telemetrie is weggevallen. Er was geen rood bolletje zichtbaar. Een rood bolletje betekent dat het gemaal niet meer functioneert en heeft daarom een hogere prioriteit dan een paars bolletje. Dat het gemaal was uitgevallen, was ook niet ‘live’ zichtbaar, omdat door de communicatiestoring geen gegevens (bijvoorbeeld over het waterpeil en de afvoer) meer binnenkwamen. Er was ook geen hoogwateralarm zichtbaar, aldus het waterschap. Dit alles heeft [eiser] niet weersproken.
3.5.
Volgens het waterschap komt een communicatiestoring wel vaker voor en kan zo’n storing allerlei oorzaken hebben, zoals werkzaamheden of een storing in de zendmast. Het komt voor dat de communicatie na enige tijd uit zichzelf weer wordt hersteld. Onder normale omstandigheden is een communicatiestoring alleen een communicatiestoring; zo’n storing gaat praktisch nooit samen met het uitvallen van het gemaal zelf. Het ging hier om een redelijk nieuw gemaal dat naar zijn aard niet storingsgevoelig is en er waren ook niet eerder storingen geweest. Het waterschap had dan ook geen aanleiding om te vermoeden dat het gemaal was uitgevallen, aldus het waterschap. Dit heeft [eiser] niet weersproken.
De kans op het uitvallen van het gemaal
3.6.
Tegen deze achtergrond kan niet worden vastgesteld dat het waterschap wist dat het gemaal niet meer functioneerde. Integendeel, nu het waterschap onweersproken heeft aangevoerd dat het ervan uitging dat alleen de communicatie was weggevallen. Zeker weten kon het waterschap dit echter niet. Door het wegvallen van de communicatie was immers niet meer ‘live’ op afstand te zien of het gemaal nog werkte.
3.7.
Volgens [eiser] kon het waterschap in het voornoemde logboek zien tot welk moment het gemaal water afvoerde en hoeveel. Hoewel het waterschap heeft erkend dat het logboek niet is geraadpleegd, gaat de rechtbank ervan uit dat daarin slechts te zien zou zijn geweest dat na 12:00 uur geen pompfrequentie is geregistreerd. Waarom het waterschap hieruit had moeten afleiden dat niet alleen de communicatie maar ook het gemaal was uitgevallen, heeft [eiser] niet toegelicht.
3.8.
Het waterschap wist op 20 juli 2021 niet wat de oorzaak van de communicatiestoring was (en heeft daar ook op de zitting niets over kunnen zeggen). In het licht daarvan kon het waterschap dus niet uitsluiten dat zowel de communicatie als het gemaal zelf was uitgevallen. Wat het waterschap over de kans hierop heeft aangevoerd (zie hiervoor in 3.4 en 3.5), heeft [eiser] echter niet weersproken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de kans dat het gemaal was uitgevallen klein was.
De kans op wateroverlast
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel ‘ [perceelnaam] ’ laaggelegen is op korte afstand van de Maas en de Waal. Partijen verschillen van mening over de exacte hoogteligging van het perceel ‘ [perceelnaam] ’ en over de vraag op basis van welke bronnen die ligging moet worden vastgesteld, maar ter zitting is gebleken dat zij het erover eens zijn dat het perceel een gemiddelde hoogte heeft van ongeveer +3,60m NAP. Door deze hoogteligging is het perceel gevoelig voor kwelwater.
3.10.
Op 20 juli 2021 was sprake van een hoogwatergolf op de Maas met een piek van +5,75m NAP bij Lith en op de Waal met een piek van +5,6m NAP bij Zaltbommel door de aanvoer van regenwater vanuit Duitsland en België. Hierdoor hadden het perceel en het gemaal te maken met de aanvoer van veel kwelwater. Op 20 juli 2021 voerde het gemaal, dat onbetwist mede aanwezig is om kwelwater tijdig af te voeren zodat landbouwgrond zoals die van [eiser] niet onder water komt te staan, maximaal af.
3.11.
Gelet op het voorgaande bestond op 20 juli 2021 een risico op ernstige wateroverlast bij uitval van het gemaal.
De maatregelen die het waterschap heeft genomen
3.12.
Zoals gezegd, bestond een kleine kans dat niet alleen de communicatie maar ook het gemaal zelf was uitgevallen en een risico op ernstige wateroverlast op het perceel ‘ [perceelnaam] ’ indien dat het geval was. Deze kans en dit risico brengen in dit geval niet mee dat het waterschap onrechtmatig heeft gehandeld. Beslissend is namelijk niet of het waterschap sneller
had kunnen handelen, maar of het waterschap sneller
had moeten handelen. De rechtbank is, gezien de omstandigheden van het geval, van oordeel dat het waterschap in dit geval niet sneller had hoeven handelen. De rechtbank legt dit hierna uit.
3.13.
Voorafgaand aan deze procedure en in de conclusie van antwoord heeft het waterschap het standpunt ingenomen dat de communicatiestoring om 15:12 uur is geconstateerd en de volgende ochtend is doorgegeven aan de buitendienst. Ter zitting heeft de operator van de Controle Regie Kamer van het waterschap verklaard dat hij de storing ‘binnen afzienbare tijd’ na 15:12 uur maar in elk geval dezelfde middag nog heeft doorgegeven aan de buitendienst. Volgens de operator heeft hij de volgende ochtend opnieuw contact gehad met de buitendienst en heeft hij toen besproken dat de communicatie was weggevallen en dat de buitendienst langs zou gaan. Deze standpunten zijn tegenstrijdig.
3.14.
Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat de melding pas de volgende ochtend is doorgegeven aan de buitendienst, leidt dat niet tot aansprakelijkheid van het waterschap. Vast staat namelijk dat de communicatiestoring in de middag van 20 juli 2021 is ontstaan en vastgesteld en ter zitting heeft het waterschap onweersproken toegelicht dat de buitendienst – behoudens calamiteiten, waarvan bij een communicatiestoring geen sprake is – tot 16:00 uur werkt. Zij begint de volgende ochtend weer met werken rond 07:00 uur. Onweersproken is dat die volgende ochtend contact heeft plaatsgevonden met de buitendienst en dat de buitendienst is verzocht om het gemaal te gaan controleren.
3.15.
Het waterschap heeft voldoende gemotiveerd dat het, in verband met hevige regenval op 13, 14 en 15 juli 2021 en de voornoemde hoogwatergolf op de Maas en de Waal in de dagen daarna, ging om een drukke periode. Er stonden veel watergangen (over)vol, veel landbouwgronden waren verzadigd en alle gemalen draaiden op volle capaciteit. Er was een calamiteit binnen de bebouwde kom op 21 juli 2021, in die zin dat het water woningen in dreigde te lopen. De buitendienst was daarmee bezig op 21 juli 2021. De communicatiestoring bij het gemaal had geen prioriteit en zou daarna worden geadresseerd, aldus het waterschap. Dit alles heeft [eiser] niet voldoende weersproken.
3.16.
In dit verband komt een zekere beleidsvrijheid toe aan het waterschap. [1] Door te handelen zoals hiervoor is omschreven, heeft het waterschap de grenzen van die vrijheid niet overschreden. In het licht van wat het waterschap wist en had kunnen weten over de storing, brengt de kleine kans dat zowel de communicatie als het gemaal zelf waren uitgevallen niet mee dat het waterschap prioriteit had moeten geven aan het fysiek controleren van het gemaal boven het voorkomen dat woningen onder water zouden lopen en het bewaken van de dijken, zoals hierna nog aan de orde komt, ook niet in verband met het risico op ernstige wateroverlast op het perceel van [eiser] .
3.17.
Dat, zoals [eiser] stelt, code rood en coördinatiefase 4 van toepassing waren als gevolg van de hoogwatersituatie op de Maas en de Waal en dat sprake was van dijkbewaking in de vorm van 24-uurbewaking in zes rondes, maakt dat niet anders. Het waterschap heeft onweersproken aangevoerd dat de dijkbewaking niet op gemalen ziet en plaatsvindt
opde dijken en dat de medewerkers die zich met de dijkbewaking bezighielden en zich in de omgeving van het perceel bevonden niet (eerder) inzetbaar waren voor een controle van het gemaal. Dat het waterschap gezien de situatie te weinig medewerkers heeft ingezet, heeft [eiser] in het licht daarvan niet voldoende gemotiveerd.
3.18.
Het beroep van [eiser] op het calamiteitenplan van het waterschap, tot slot, slaagt ook niet. In dit plan staat dat een teamleider moet worden geïnformeerd indien een storing van een technische installatie niet binnen de dagelijkse routine is af te handelen. Dit is, anders dan [eiser] stelt, niet hetzelfde als ‘dezelfde dag nog.’ Uit wat in 3.14 en 3.15 is overwogen, volgt dat de controle van het gemaal binnen de normale dagelijkse routine zou hebben plaatsgevonden indien de melding van [eiser] niet zou zijn binnengekomen. Hier komt bij dat [eiser] niet voldoende heeft toegelicht dat het volgen van de stappen uit het calamiteitenplan ertoe zou hebben geleid dat de storing eerder moest worden verholpen.
Slotsom: geen onrechtmatige daad
3.19.
De conclusie is dat het waterschap geen onrechtmatige daad heeft gepleegd. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.20.
[eiser] krijgt ongelijk. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van het waterschap worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.495,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op
6 augustus 2025.
1906

Voetnoten

1.Zie HR 9 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5302.