ECLI:NL:RBGEL:2025:6413

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
360057.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het produceren van MDMA en voorbereiding hiervan

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het produceren van MDMA en de voorbereiding hiervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, tussen 15 februari 2024 en 26 augustus 2024 opzettelijk een grote hoeveelheid MDMA heeft bereid en bewerkt in een drugslab in Lochem. De politie ontdekte het drugslab na meldingen van verdachte activiteiten in de omgeving. Tijdens het onderzoek zijn aanzienlijke hoeveelheden MDMA en de benodigde chemicaliën aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij in financiële nood verkeerde en betrokken raakte bij de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke rol heeft vervuld in de productie van MDMA en dat zijn bijdrage aan het proces van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is een maatregel tot kostenverhaal opgelegd voor een bedrag van ruim € 14.000,-, gerelateerd aan de ontmanteling van het drugslab.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.360057.24
Datum uitspraak : 24 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. M. Kuipers, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk
(in een pand/schuur gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , gemeente Lochem) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 185,76 kilo en/of 500 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2hij in of omstreeks de periode van 15 februari tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- (een) locatie('s) aan de [adres 2] te huren/betreden en/of (een of meer delen van een) pand en/of perceel gelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellen en/of
- het voorhanden hebben van (onder andere) een (grote) hoeveelheid grondstof(fen) (waaronder) een hoeveelheid/hoeveelheden preprecusor(en) en/of PMK en/of Caustic Soda en/of fosforzuur en/of aceton en/of platina oxide en/of ethylester van PMK-glycidezuur en/of methanol en/of methylamine en/of natriumzout van BMK-glycidezuur en/of mierenzuur en/of N-formylamfetamine en/of zoutzuur en/of
- een of meer jerrycan(s) en/of
- een of meer ventilator(en) en/of
- een of meer vriezer(s) en/of
- een of meer RVS- ketel(s) en/of
- een of meer gasfles(sen) en/of
- een of meer luchtafzuiging(en) en/of
- een RVS- drukreactieketel en/of
- een RVS- destillatieopstelling en/of
- een of meer IBC vat(en) en/of
- een of meer (dito) brander opstelling(en) en/of
- een of meer elektrische verwarmingsdeken(s) en/of
- een of meer vat(en) en/of
- een RVS-filtratie unit en/of
- een RVS-afscheider en/of
- een of meer kookopstelling(en) en/of
- een of meer pan(nen) en/of
- een of meer gascilinder(s)
ten behoeve van de productie van die MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2. Bij beide feiten is volgens de officier van justitie sprake van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van medeplegen, nu er geen sprake is van
een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht door verdachte. De raadsman heeft betoogd dat de rol van verdachte klein was, en dat hij slechts een zeer korte periode betrokken was. De raadsman heeft voorts betoogd dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte handelingen heeft verricht die essentieel zijn voor de productie, verwerking of verkoop van MDMA. Ten aanzien van het aanwezig hebben van MDMA heeft de raadsman primair betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat op 21 augustus 2024, de dag waarop verdachte voor het laatst aanwezig zou zijn geweest bij het drugslab, deze hoeveelheid MDMA reeds aanwezig was. Als de MDMA al aanwezig was, kan niet worden vastgesteld dat verdachte hierover beschikkingsmacht had. Verdachte dient daarom van het aanwezig hebben van (deze hoeveelheid) MDMA te worden vrijgesproken. De raadsman heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van feit 2, voor wat betreft het medeplegen, enkele gedragingen en voorwerpen, en slechts te komen tot een bewezenverklaring van ‘het behulpzaam zijn door voorwerpen, te weten ventilators en vriezers, voorhanden te hebben en deze af te leveren, waarvan verdachte reden had te vermoeden dat deze bestemd waren ten behoeve van de productie van MDMA’.
Beoordeling door de rechtbank
De dumpingen in [plaats 2]
Op 16 februari 2024 verschenen twee personen bij het politiebureau te Arnhem. Deze personen verklaarden dat er in het bedrijfspand waar zij werkzaam waren, een aantal vaten was neergezet waarvan zij de inhoud niet vertrouwden. Het bedrijfspand bevond zich aan de [adres 3] te [plaats 2] . Ter plaatse zag verbalisant [verbalisant 1] dat er vier IBC vaten, drie grote blauwe vaten en vier jerrycans in de loods stonden. De aanwezige getuige [getuige 1] verklaarde dat op 15 februari 2024 een man zich bij het pand meldde. De man vroeg of hij tijdelijk twee vaten in het bedrijfspand mocht stallen. Dit had [getuige 1] toegestaan, waarna er in de middag van 15 februari 2024 een wit busje was gekomen. In dit busje zaten twee mannen die twee vaten kwamen afleveren. Vervolgens waren deze twee mannen op 16 februari 2024 opnieuw verschenen en hadden nog meer vaten in het laaddok afgeleverd. [2]
Er is onderzoek gedaan naar de aangetroffen vaten en jerrycans. In het onderzoeksmateriaal zijn BMK (benzylmethylketon), N-formylamfetamine, formamide en fosforzuur aangetoond. BMK is een grondstof voor amfetamine en metamfetamine. Formamide is een grondstof voor de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode. N-formylamfetamine is het tussenproduct bij dit proces. [3]
Op camerabeelden van een pand aan de [adres 4] te [plaats 2] is gezien dat op 15 februari 2024 om 13:26 uur een bestelbus langsreed. De bus had een grote groene sticker met daarop de tekst: “Huren?”. [4] Het bedrijf dat deze bestelbus verhuurde betrof Garage [garage] . Uit informatie verkregen van Garage [garage] bleek dat de bus op onder andere 14 tot en met 16 februari 2024 gehuurd was door medeverdachte [medeverdachte 1] . Het kenteken van de bus, een Renault Master, was [kenteken 1] . [5]
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 1] ) zijn opgevraagd en vergeleken met de rittenstaat van de Renault Master met kenteken [kenteken 1] .
Uit de rittenstaat bleek dat de [adres 3] te [plaats 2] tweemaal door de Renault Master bezocht werd. Dit was op 15 februari 2024 van 12:53 uur tot 13:16 uur, en op 16 februari 2024 van 11: 10 uur tot 11:18 uur. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] bleek dat er op die momenten geen activiteit was op zijn telefoonnummer en dat er geen zendmasten werden aangestraald.
Uit de rittenstaat bleek ook dat de Renault Master viermaal naar de [adres 2] te [plaats 1] reed. Volgens de rittenstaat stond de Renault Master aan de [adres 2] op de volgende momenten:
  • 14 februari 2024 van 18:11 uur tot 20:28 uur;
  • 15 februari 2024 van 18:53 uur tot 21:43 uur;
  • 29 februari 2024 van 20:27 uur tot 20:40 uur;
  • 1 maart 2024 van 16:51 uur tot 17: 10 uur.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] op dezelfde momenten als de Renault Master reisbewegingen heeft gemaakt richting [plaats 1] . [6]
Het drugslab aan de [adres 2] in [plaats 1]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] gingen op 26 augustus 2024 ter plaatse op de [adres 2] te [plaats 1] . Ter hoogte van een loods op het perceel roken de verbalisanten een anijsachtige lucht, kenmerkend voor de bij een drugslab gebruikte stoffen. De deuren van de loods waren afgesloten met een groot hangslot. Men betrad het pand omstreeks 07:30 uur. [7] Bij het binnentreden van de loods werd gezien dat de ruimte was ingedeeld in meerdere afgetimmerde ruimten en een bouwkeet. [8]
De loods was opgedeeld in de volgende ruimten, die als volgt zijn aangeduid door de politie en het LFO:
  • Ruimte A: de productieruimte voor de verdovende middelen;
  • Ruimte B: de kristallisatieruimte;
  • Ruimte C: de opslagruimte (gevestigd in de bouwkeet);
  • Ruimte D: de ruimte waarin ruimte A, B en C waren gevestigd.
Er is door het LFO onderzoek in de loods gedaan. In de loods werd het volgende aangetroffen:
- Eén witte vriezer aangesloten op de netstroom, met daarin een blauw klemdekselvat met een donkere vloeistof met kristallen. De kristallen hadden een totaalgewicht van 12,04 kg. Van de kristallen is een monster genomen. Het monster is door het NFI onderzocht en bleek MDMA HCl, te weten het zout van MDMA en zoutzuur, te bevatten; [10]
- Twaalf klemdekselvaten gevuld met bruinige kristallen. De kristallen hadden een gewicht van 173,72 kg. Er zijn drie monsters genomen die zijn onderzocht door het NFI. De monsters bleken MDMA HCl te bevatten; [11]
- Een destillatieopstelling, bestaande uit een RVS-ketel met drie gasbranders. In de ketel zat circa 90 liter van een donkere vloeistof. Van deze vloeistof is een monster genomen. Het monster is door het NFI onderzocht en bleek MDMA te bevatten. [12]
- Een reactieopstelling bestaande uit één RVS-ketel. In de ketel zat circa 170 liter van een bruinachtige vloeistof. Van de vloeistof is een monster genomen. Het monster is onderzocht door het NFI en bleek MDMA en methylamine in methanol te bevatten; [13]
- Vier blauwe klemvaten van 60 liter, gevuld met een donkere vloeistof met kristallen. Aselect is van de vloeistof een monster genomen. Dit monster is getest en bleek lage concentraties MDMA en PMK in een zwak zuur mengsel van aceton en water te bevatten; [14]
- In twee jerrycans een hoeveelheid van in totaal 40 liter bruine olie. Van 27 liter vloeistof is een monster genomen. Uit onderzoek door het NFI bleek dit monster PMK te bevatten. [15] Er werd een IBC met ongeveer 200 liter sterk zure, bruinige vloeistof aangetroffen. Van de vloeistof is een monster genomen. Dit monster bleek PMK te bevatten
. [16] Er werden vier IBC’s, gevuld met in totaal 4000 liter sterk zure, olieachtige vloeistof aangetroffen. Aselect is van de vloeistof een monster genomen. Dit monster bleek een lage concentratie PMK in een zure waterige vloeistof te bevatten. [17] Ook werden er 23 jerrycans aangetroffen met restanten van vermoedelijk PMK;
  • In verschillende zakken een hoeveelheid van 425 kg aan caustic soda;
  • In verschillende jerrycans een hoeveelheid van 90 liter aan fosforzuur;
  • In verschillende jerrycans een hoeveelheid van 233 liter aceton;
  • In verschillende verpakkingen restanten van platina oxide;
  • In zes zwarte strijkzakken een hoeveelheid van in totaal 120 kg ethylester van PMK-glycidezuur.
  • In verschillende jerrycans een hoeveelheid van in totaal 340 liter aan methanol;
  • Eén bruin drumvat à 200 liter, volledig gevuld met methylamine;
  • Er werden restanten natriumzout van BMK-glycidezuur aangetroffen;
  • Eén oranje olijvenvat à 220 liter, gevuld met restanten van een olieachtige vloeistof en opschrift 'F.A. 6x60', wat kan duiden op formic acid en dus mierenzuur;
  • Drie blauwe dopvaten à 200 liter, waarvan twee volledig gevuld en één gevuld met 30 liter van een tweelaagse vloeistof met als bovenlaag een olieachtige vloeistof. Aselect is van de olielaag een monster genomen. Dit monster is getest door het NFI en bleek N-formylamfetamine en BMK op een zwak zure waterige vloeistof te bevatten;
- In verschillende jerrycans een hoeveelheid van in totaal 630 liter aan zoutzuur.
Ook werden de volgende goederen aangetroffen:
- Een ventilator [21] ;
  • Meerdere vriezers;
  • Diverse RVS-ketels van verschillende maten;
  • Meerdere waterstofgasflessen, waarvan er een was verbonden met een RVS-drukreactieketel;
  • Luchtafzuiging;
  • Een RVS-destillatieopstelling;
  • Twee IBC’s met een zelfgesneden vulgat;
  • Twee zwarte verwarmingsdekens;
  • Eén RVS-filtratie unit;
  • Een RVS-afscheider;
  • Vier kookopstellingen;
  • Diverse RVS-pannen van verschillende maten;
  • Meerdere gascilinders.
De loods was, op het moment van ontdekking, vrijwel volledig in gebruik voor het grootschalig omzetten van PMK-glycidezuur naar PMK en het vervaardigen van MDMA met de verhoogde druk methode. [22]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat in de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] de in de tenlastelegging genoemde goederen en stoffen zijn aangetroffen. Zowel de LFO als het NFI hebben gerapporteerd dat er MDMA of stoffen bevattende MDMA zijn aangetroffen en dat de overige aangetroffen stoffen worden gebruikt bij de productie van MDMA. Ook de (daadwerkelijk) aangetroffen goederen en materialen zijn hiervoor geschikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] fungeerde als drugslab en werd gebruikt voor de productie van MDMA.
Verder stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen goederen en materialen bestemd moeten zijn geweest ter voorbereiding van een of meer volgende productieronde(s) van MDMA.
Betreffende de rol van verdachte bij het drugslab overweegt de rechtbank als volgt.
Rol en betrokkenheid verdachte
Door de politie zijn camerabeelden uitgekeken, die heimelijk zijn opgenomen vanaf de poort en de voorgevel van het perceel [adres 5] te [plaats 1] in de periode van 26 juni 2024 tot en met 24 juli 2024. Op de camerabeelden was onder andere te zien dat een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , op 26 juni 2024, en op 4 en 5 juli 2024 in beeld kwam. Dit voertuig staat op naam van [getuige 2] . Op de camerabeelden van 4 en 5 juli 2024 werd gezien dat het voertuig in de richting van perceel [adres 2] , dan wel de aldaar gelegen loodsen reed. Ook werden op de camerabeelden op verschillende dagen de voertuigen op naam van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gezien, alsmede een voertuig waarvan bekend is dat medeverdachte [medeverdachte 4] hierin rijdt. [23] Verdachte heeft verklaard dat hij in de Mercedes Vito van [getuige 2] reed. [24]
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer van verdachte, zijn geanalyseerd. Verbalisant [verbalisant 4] zag dat op de volgende dagen door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruik werd gemaakt van mastlocaties met [plaats 1] in het theoretische dekkingsgebied, ofwel dat het telefoonnummer een verplaatsing maakte in de richting van [plaats 1] : 26 juni 2024, 4, 5, 29 en 30 juli 2024, en 2, 4, 7, 8, 9, 10 en 21 augustus 2024. Op 7 augustus 2024 vertrok verdachte blijkens de historische verkeersgegevens rond 17:33:22 uur uit Arnhem en kwam hij rond 18:59:45 uur aan in de omgeving van een mast in Zutphen. Vervolgens straalde de telefoon van verdachte enkele uren geen enkele mast aan. Op 8 augustus 2024 straalde de telefoon een mast aan in Warnsveld om 06:20:44 uur, waarna de telefoon weer aanstraalde in Arnhem tot 19:38 uur. Om 18:29:17 uur straalde de telefoon vervolgens weer aan op een mast in Almen. Daarna volgde een periode van enkele uren waarin de telefoon van verdachte geen enkele mast aanstraalde. Op 9 augustus 2024 om 05:27:40 uur straalde de telefoon weer aan in Brummen, om daarna aan te stralen in [plaats 2] om 06: 10 :29 uur. Om 17:50:47 uur straalde de telefoon aan in Arnhem, waarna de telefoon een mast in Almen aanstraalde om 17:54:27 uur. Vanaf 21:04:09 uur straalde de telefoon geen enkele mast aan. Op 10 augustus om 06:06:53 uur straalde de telefoon van verdachte een mast aan in Zutphen, waarna de telefoon vervolgens masten in Brummen en Arnhem aanstraalde. [25]
Er is forensisch onderzoek verricht in de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] . Er is een aantal sporen veiliggesteld en onderzocht. De volgende bevindingen kwamen uit het onderzoek naar voren:
  • Op een filterpeuk van het merk Marlboro, die is aangetroffen op de vloer tussen ruimte A en de schuifdeuren aan de achterzijde van de loods, is spoor [DNA-spoor 1] aangetroffen. Het spoor betrof een enkelvoudig DNA-profiel van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van het DNA-profiel is verdachte.
  • Op de dop van een blauwe jerrycan, aangetroffen in ruimte C, is spoor [DNA-spoor 2] aangetroffen. Dit betrof een onvolledig DNA-profiel van minimaal één persoon. De mogelijke donor van het DNA-profiel is verdachte.
Ook werd op verschillende goederen, onder andere in de productieruimte van het drugslab, het DNA-profiel aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte 5] . [26]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] is geweest. Verdachte bracht goederen daarheen, zoals dozen, vriezers, kratjes, scharen en tape. Hij heeft ook jerrycans verplaatst. De deuren van de unit waren afgesloten en er hing een chemische lucht in de loods. Verdachte wist dat het niet klopte, maar hij wist niet om welke drugs het ging. Verdachte zat in geldnood. Hij deed wat klusjes, omdat hij weer iets leuks wilde doen met zijn kinderen. Verdachte heeft in Gendt IBC’s opgehaald. [27]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij IBC’s verkocht. Evers verklaarde dat op 4 juli 2024 een lange Nederlander met een Mercedes bus twee IBC’s kocht. Op 18 juli 2024 vroeg de man weer om IBC’s, maar iemand anders kwam de IBC’s de volgende dag ophalen. Op 20 augustus 2024 werden er weer twee IBC’s meegenomen door de Nederlandse jongen. [28]
Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij twee betaalwateren heeft. De Mercedes bus had hij hoofdzakelijk voor de viswateren. [getuige 2] heeft één IBC-tank van 400 liter. Die staat nog steeds bij hem op het terrein in [plaats 3] . [29] [getuige 2] heeft verklaard dat hij en verdachte kennissen van elkaar zijn. [getuige 2] besloot op enig moment om de Mercedes bus te gaan verhuren. Verdachte gebruikte de bus van [getuige 2] , maar [getuige 2] wist niet waarvoor verdachte de bus gebruikte. [30]
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon van [naam 1] , de partner van verdachte.
De verbalisant zocht in de chat tussen [naam 1] en verdachte op berichten over vissen en trof een conversatie aan waaruit bleek dat verdachte van 17 tot 19 mei 2024 aan het vissen was. Verdachte stuurde in die periode een foto van zijn vangst en foto's waaruit bleek dat hij op de visstek sliep en kookte op een gaspitje. Dergelijke berichten waren niet aanwezig ten aanzien van de nachten in augustus 2024 toen de telefoon van verdachte, op basis van de historische verkeersgegevens, aanwezig was in de buurt van de productielocatie in [plaats 1] . Ook viel het op dat verdachte in de nachten in augustus 2024, waarin zijn telefoon aanstraalde op masten in de omgeving van [plaats 1] , rond 5 à 6 uur in de ochtend naar huis ging, terwijl hij bij het nachtvissen in mei 2024 meerdere dagen en de laatste dag tot het einde van de ochtend op de visstek aanwezig bleef.
Ook viel het volgende chatgesprek van 24 augustus 2024 tussen [naam 1] en verdachte op.
[naam 1] 16:27:16
Enige wat jij belangrijk vind zijn dat soort zaken altijd
[naam 1] 16:27:21
Daar ren je voor jonge
Verdachte 16:27:42
Ach kom is jonge rare gedrag van je steeds als keer niet thuis kom
Verdachte 16:27:56
Wees blij dat dat doe
Verdachte 16:28:07
Hoe hadden we er anders bij gezeten stumperd
Verdachte 16:28:15
Wel alles willen hebben steeds
[naam 1] 16:31:47
Hele dagen em nachten weg ben je sufferd
Verdachte 16:41:00
Raar wijf zo achterlijk doen terwijl alleen ma aan werk ben
[naam 1] 16:48:16
Dat werk van je is hoe dan ook altijd nummer 1
Verdachte 17:09:11
Ben alleen aan werk
Verdachte 17:09:36
Zodat we gewoon boodschappen kunnen doen [31]
Er is onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 5] , [telefoonnummer 3] en het telefoonnummer van zijn partner [naam 2] , [telefoonnummer 4] . Het telefoonnummer van [medeverdachte 5] maakte geen gebruik van masten in de buurt van de [adres 2] te [plaats 1] . Het telefoonnummer van [naam 2] ( [telefoonnummer 4] ) heeft wel van deze masten gebruik gemaakt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft op meerdere dagen gebruik gemaakt van deze telefoonmasten, namelijk op: 9, 11, 12, 13, 16 en 22 juli 2024, en 5, 9, [adres 5] en 12 augustus 2024. Er is ook gekeken naar de dagen waarop de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] in de buurt was van de verdere omgeving van [plaats 1] . Dit betrof de volgende dagen: 18 en 19 juli 2024 en 6, 11 en 14 augustus 2024. [32]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte vanaf 26 juni 2024 regelmatig bij de [adres 2] te [plaats 1] was en dat hij bij het drugslab klusjes deed. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij wist dat het niet klopte en dat het om drugs ging. Het DNA van verdachte is aangetroffen op een peuk die op de vloer lag tussen ruimte A, de productieruimte, en de schuifdeuren van de loods. Daarnaast is het DNA van verdachte aangetroffen op de dop van een jerrycan. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte bij de productieruimte is geweest en dat hij een jerrycan heeft gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat verdachte wist dat het om een drugslab ging en dat hij handelingen heeft verricht ten behoeve van de productie van MDMA. Blijkens de historische verkeersgegevens van 7 tot en met 9 augustus 2024 kwam verdachte in de vroege avond in de omgeving van [plaats 1] aan en vertrok hij uit deze omgeving in de vroege morgen. In de tussenliggende uren leek de telefoon van verdachte uit te staan, immers straalde het telefoonnummer van verdachte in deze periodes niet op masten aan. Uit de historische verkeersgegevens is daarnaast gebleken dat het telefoonnummer van de partner van [medeverdachte 5] op masten in de buurt van [plaats 1] aanstraalde. De rechtbank leidt hieruit af dat medeverdachte [medeverdachte 5] in dezelfde periode als verdachte in [plaats 1] aanwezig was. De vrouw van verdachte klaagde in een Whatsappgesprek van 24 augustus 2024 dat verdachte hele nachten weg was. Verdachte gaf in dit chatgesprek aan dat hij aan het werk was, zodat ze boodschappen konden doen. Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij tegen zijn vrouw heeft gelogen en dat hij in werkelijkheid aan het vissen was. De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Blijkens de chatberichten die verdachte naar zijn partner stuurde, stuurde verdachte als hij daadwerkelijk ging nachtvissen afbeeldingen van de vangst en van zijn slaapplek. Dit bleek in augustus 2024 in het geheel niet het geval. Ook heeft hij geen foto’s gemaakt. Bovendien was verdachte toen hij aan het nachtvissen was in mei 2024, drie aaneensluitende dagen op de visstek aanwezig. Dit was in augustus 2024 niet het geval, nu de historische verkeersgegevens laten zien dat verdachte in de periode van 7 tot en met 9 augustus 2024 elke dag reisde tussen de omgeving van [plaats 1] en Arnhem. De rechtbank merkt op dat verdachte in de periodes dat hij in de omgeving van [plaats 1] was, zijn telefoon leek uit te zetten en acht het niet waarschijnlijk dat verdachte dit deed omdat hij stiekem aan het vissen was. Voor de rechtbank duidt dit er juist op dat verdachte in die periode in [plaats 1] aanwezig was, maar dit wilde verbergen omdat hij aan het werk was in het drugslab.
Daarnaast leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de lange Nederlandse jongen was die meermalen IBC’s in Gendt heeft opgehaald en dat deze IBC’s bestemd waren voor de productie in het drugslab. Dat de IBC’s voor het drugslab aan de [adres 2] bestemd waren, leidt de rechtbank af uit het feit dat het telefoonnummer van verdachte op dezelfde dag of de dag na het ophalen van de IBC’s aanstraalde op masten in de buurt van [plaats 1] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de IBC’s ophaalde voor het overplaatsen van vissen uit de betaalwateren van [getuige 2] , niet aannemelijk. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat [getuige 2] reeds in bezit was van een IBC. Dat [getuige 2] meer IBC’s nodig had in een korte periode, is uit zijn verklaringen niet gebleken. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij goederen zoals dozen, vriezers, kratjes, scharen en tape naar de loods heeft gebracht. De rechtbank acht bewezen dat ook deze goederen bestemd waren voor de productie van MDMA. Enkele van deze goederen, zoals de vriezers, zijn later in het drugslab aangetroffen.
De rechtbank leidt ten slotte uit de bewijsmiddelen af dat er DNA van medeverdachte [medeverdachte 5] op verschillende voorwerpen in het drugslab is aangetroffen en dat er regelmatig voertuigen van medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op het perceel van de [adres 2] / [adres 5] te [plaats 1] werden waargenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat deze personen ook betrokkenheid hadden bij het drugslab.
Gelet op het vorenstaande heeft verdachte met zijn handelen een wezenlijke rol vervuld in de productie van MDMA en de voorbereiding hiervan. Het handelen van verdachte is onmiskenbaar ook onderdeel geweest van een groter proces. De bijdrage van verdachte aan dit proces is als onmisbaar onderdeel van de productie en de voorbereiding hiervan aan te merken en is daarmee een bijdrage van voldoende gewicht. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen, waaronder medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] , is komen vast te staan.
Periode
De rechtbank stelt vast dat het drugslab in ieder geval actief was vanaf 15 februari 2024 tot aan het moment van ontdekking op 26 augustus 2024. Immers bleek uit de rittenstaat dat de Renault Master op 14 februari 2024 bij de [adres 2] te [plaats 1] was geweest, waarna de Renault Master op 15 februari 2024 werd gezien bij de dumping van chemicaliën bij de [adres 3] te [plaats 2] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte en de camerabeelden volgt echter dat betrokkenheid van verdachte pas vanaf 26 juni 2024 kan worden aangetoond. Om die reden zal de rechtbank in de bewezenverklaring de pleegperiode voor verdachte inkorten.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA, ten laste gelegd onder feit 1, nu uit het dossier geen bewijs voor deze handelingen volgt. Om diezelfde reden zal verdachte worden vrijgesproken van de volgende gedachtestreepjes van feit 2:
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het

plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of.

De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling van feit 1 en feit 2, waarbij de voorbereiding en de productie van MDMA elkaar steeds opvolgden en parallel liepen vanaf in ieder geval 15 februari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij
op een of meer tijdstippen in ofomstreeks de periode van
26 juni2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,opzettelijk (in een pand/schuur gelegen aan de
[adres 2]te [plaats 1] , gemeente Lochem) heeft bereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/ofvervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 185,76 kilo en
/of500 liter,
in elk geval een (grote) hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA
,zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij
in ofomstreeks de periode van
26 juni 2024tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
/of- het opzettelijk vervaardigen van MDMA
en/of een of meer ander(e) stoffenvermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot hetplegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,
gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- (een) locatie('s) aan de
[adres 2]te huren/betreden
en/of (een of meer delen van een) pand en/of perceel gelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellenen
/of- het voorhanden hebben van (onder andere) een (grote) hoeveelheid grondstof
(fen
)(waaronder)
een hoeveelheid/hoeveelheden preprecusor(en) en
/ofPMK en
/ofCaustic Soda en
/offosforzuur en
/ofaceton en
/ofplatina oxide en
/ofethylester van PMK-glycidezuur en
/ofmethanol en
/ofmethylamine en/
ofnatriumzout van BMK-glycidezuur en
/ofmierenzuur en
/ofN-formylamfetamine en
/ofzoutzuur en
/of-
een of meerjerrycan(s) en
/of- een
of meerventilator
(en)en/
of-
een of meervriezer
(s
)en
/of-
een of meerRVS- ketel
(s
)en
/of-
een of meergasfles(sen) en
/of- een
of meerluchtafzuiging
(en)en
/of- een RVS- drukreactieketel en
/of- een RVS- destillatieopstelling en
/of-
een of meerIBC vat(en) en
/of- een
of meer(dito) brander opstelling
(en)en
/of-
een of meerelektrische verwarmingsdeken
(s
)en
/of-
een of meervat
(en
)en
/of- een RVS-filtratie unit en
/of- een RVS-afscheider en
/of-
een of meerkookopstelling
(en
)en
/of-
een of meerpan
(nen
)en
/of-
een of meergascilinder
(s
)ten behoeve van de productie van die MDMA
en/of een of meer ander(e) stoffenvermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2:
Medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet zal worden opgelegd. De totale kosten van € 102.327,19 dienen via een pondspondsregeling te worden verhaald op verdachte en de andere zes medeverdachten. Aan iedere (mede)verdachte dient een gelijk bedrag van € 14.618,17 te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk dat hij al lang niet in aanraking is gekomen met politie en justitie, dat hij handelde vanuit geldnood, dat hij inmiddels een goede baan heeft en dat hij een COVA-training afgerond heeft. De raadsman heeft de rechtbank verzocht te volstaan met oplegging van de maximale taakstraf en eventueel daarbij een flink voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsadvies van 13 januari 2025. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: het hebben van dagbesteding, een meldplicht bij de reclassering en eventueel schuldhulpverlening.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft over een periode van twee maanden samen met anderen een groot drugslab ingericht en draaiende gehouden. In het drugslab werd op grote schaal MDMA geproduceerd. Op de dag van de inval trof de politie grote hoeveelheden MDMA aan. Het is algemeen bekend dat synthetische drugs zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast veroorzaakt de productie van synthetische drugs vaak grote schade aan het milieu vanwege illegale afvaldumpingen. Ook zijn er grote risico’s verbonden aan het opslaan en bewerken van de chemicaliën in een illegaal drugslab, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige en bijtende dampen. Voorts bevordert de productie van synthetische drugs de georganiseerde criminaliteit. Verdachte is door zijn handelen mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de productie van synthetische drugs worden veroorzaakt.
Uit het reclasseringsadvies van 9 december 2024 van de Reclassering Nederland blijkt dat verdachte uit financiële nood verkeerde keuzes heeft gemaakt. De afgelopen drie jaren kon verdachte, gezien zijn slechte financiële situatie, zijn kinderen niets meer bieden, zoals een dagje weg of een vakantie. Dit vrat dermate aan hem waardoor hij overging tot het plegen van deze feiten. Psychosociaal functioneren, financiën en sociaal netwerk worden door de reclassering aangemerkt als criminogene factor. De ondoordachte, naïeve en impulsieve keuzes die verdachte hierin maakte, getuigen van onderontwikkelde copingvaardigheden. De reclassering sluit een recidivekans niet uit als verdachte nog eens in de problemen zou komen, aangezien de cognitieve vaardigheden van verdachte niet goed ontwikkeld zijn en hij al vaker met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is daarom gebaat bij een COVA-training, gericht op het maken van juiste keuzes, het beperken van impulsiviteit en naïviteit en het leren inzien van oorzaak en gevolg. Als beschermende factoren kunnen momenteel het gezin en de nieuwe baan van verdachte worden aangemerkt. Het hebben van werk en inkomen is tevens een recidiveverminderende factor. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. In het reclasseringsadvies van 13 januari 2025 wordt geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten. De rechtbank neemt dit advies over, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten nu de rechtbank dit niet noodzakelijk acht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de relatief korte duur van de pleegperiode, de rol van verdachte en de productiecapaciteit van het drugslab. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dient van deze gevangenisstraf te worden afgetrokken. Aan het voorwaardelijke strafdeel is een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 13 januari 2025 verbonden. De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat de door de raadsman voorgestelde bijzondere voorwaarden, zoals het volgen van dagbesteding en een schuldhulptraject, aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis na deze uitspraak laten voortduren voor onbepaalde tijd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2: 10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel Kostenverhaal
Op 1 juli 2022 is de Maatregel Kostenverhaal in werking getreden. De maatregel is van toepassing op strafbare feiten die na de inwerkingtredingsdatum worden opgespoord en vervolgd. Deze maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp. De Maatregel Kostenverhaal is opgenomen in artikel 13d van de Opiumwet.
In het dossier zit een rapport maatregel kostenverhaal en een factuur voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën, restafval en hardware ter vernietiging. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 102.327,19. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal is voldaan. In de loods waren namelijk gevaarlijke goederen aanwezig en er zijn kosten gemaakt om het drugslab te ontmantelen. De kosten zijn in de factuur behoorlijk onderbouwd en er is door de verdediging geen (inhoudelijk) verweer op dit punt gevoerd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen zoals door de officier van justitie gevorderd. De totale kosten zullen evenredig over de zeven medeverdachten worden verdeeld. De rechtbank legt dus aan alle zeven verdachten de maatregel kostenverhaal op voor een bedrag van
€ 14.618,17.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 108 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van verdachte vervalt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 , 10 a en 13d van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 6] , of zich telefonisch tussen 09:00 en 12:00 uur bij Reclassering Nederland meldt via telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tevens dient hij mee te werken aan huisbezoeken die afgelegd kunnen worden. Daarnaast dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 zal opleggen de maatregel kostenverhaal tot een bedrag van € 14.618,17;
 bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 108 dagen;
 schorst de voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juli 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL202408310930, gesloten op 15 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
3.NFI-rapportage, p. 586.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 566.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601-602.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 635-637 en 639.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 751.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 19.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 802-804.
10.NFI rapportage, p. 799.
11.NFI rapportage, p. 799-800.
12.NFI rapportage, p. 798.
13.NFI rapportage, p. 799.
14.NFI rapportage, p. 799.
15.NFI rapportage, p. 798.
16.NFI rapportage, p. 798.
17.NFI rapportage, p. 800.
18.NFI rapportage, p. 798.
19.NFI rapportage, p. 798.
20.NFI rapportage, p. 800.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 751.
22.Proces-verbaal van bevindingen, LFO, p. 768 en 770-780.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 618-627.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2025.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1194 en 1197-1199.
26.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 804-808, in samenhang met TMFI-rapportage d.d. 20 september 2024, p. 922-925.
27.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2025.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1224-1226.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1220.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1113-1119.