In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een minderjarige, geboren in 2001 in Eritrea. De rechtbank heeft eerder, op 21 januari 2020, de PIJ-maatregel opgelegd, welke door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2020 is bevestigd. De termijn van de maatregel is ingegaan op 4 november 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder adviezen van de verblijfplaats van de betrokkene en de standpunten van de officier van justitie en de raadsman. De officier van justitie heeft op 13 mei 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met vijf maanden, maar heeft deze later gewijzigd naar zes maanden. De rechtbank heeft de betrokkene en zijn raadsman gehoord, evenals een deskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich positief heeft ontwikkeld, ondanks eerdere tegenslagen, en dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor zijn verdere ontwikkeling en de veiligheid van de maatschappij. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel verlengd met vijf maanden, met de opmerking dat de maatregel voorwaardelijk eindigt op 11 juli 2025 en onvoorwaardelijk op 12 juli 2025. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen en de beoordeling van de situatie van de betrokkene.