ECLI:NL:RBGEL:2025:6548

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
138063-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak, vrijspraak van twee andere diefstallen met braak

Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal van een bromfiets, gepleegd op 29 januari 2024, waarbij de verdachte samen met een ander de toegang tot de schuur heeft verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bloedsporen van de verdachte zijn aangetroffen op de plaats delict, wat leidde tot een bewezenverklaring van dit feit.

Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van twee andere tenlastegelegde feiten. Ten eerste, de diefstal met braak op 2 februari 2023, waarbij de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen, ondanks het aantreffen van DNA op handschoenen. Ten tweede, de diefstal van een motorfiets op 22 februari 2024, waarbij de rechtbank twijfels had over de identificatie van de verdachte op camerabeelden en de herkomst van een jas die aan hem werd toegeschreven.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De benadeelde partijen in de vrijgesproken feiten zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/138063-24
Datum uitspraak : 4 augustus 2025
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten, aan de [adres 1] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, te weten 50.000 euro aan geldbiljetten en/of een kruisboog en/of een of meerdere luchtbuksen en/of een gasbuks en/of een gereedschapskoffer en/of wiet en/of een of meerdere sleutels en/of een compressor en/of een bouwlamp en/of een CV en/of een TV/DVD-speler en/of een speakerset en/of een laptop en/of een tablet en/of een drone (en toebehoren) en/of sportschoenen en/of een emmer met kleingeld en/of sieraden en/of een hoverboard en/of een zakmes en/of een modelauto en/of een of meerdere goederen ten behoeve van het vissen en/of een leren jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten, (in/uit een schuur) aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, te weten een bromfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten, aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, te weten een motorfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 1:
Op 2 februari 2023 doet [slachtoffer 1] (hierna: aangever) aangifte van diefstal met braak uit zijn woning. Aangever heeft verklaard dat zijn hele woning overhoop is gehaald en dat er veel spullen waren weggenomen, waaronder een contant geldbedrag van € 50.000,- , een kruisboog, wiet, meerdere luchtbuksen en een laptop.
In de woning is forensisch onderzoek gedaan. Bij dit onderzoek zijn twee handschoenen (1 paar) veiliggesteld voor onderzoek. Deze handschoenen lagen op de vloer van de zolder waar een aantal wietplanten te drogen hingen. Er zijn twee sporen veiliggesteld op de binnenzijde van de aangetroffen handschoenen van het merk Kimberly Clark Jackson. Deze twee bemonsteringen zijn onderzocht. Uit de deskundigenrapportage volgt dat op beide bemonsteringen een DNA-hoofdprofiel is aangetroffen met verdachte als mogelijke donor. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is hierbij kleiner dan één op één miljard.
De rechtbank is van oordeel dat de handschoenen, met daarop DNA dat matcht met het DNA van verdachte, en de plek waar deze handschoenen zijn aangetroffen niet per definitie wijzen op betrokkenheid bij de diefstal met braak. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het eerste feit, nu enig ander bewijs dat duidt op betrokkenheid van verdachte ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Vrijspraak feit 3:
Op 22 februari 2024 doet [slachtoffer 3] (hierna: aangever) aangifte van diefstal van zijn motorfiets. Aangever heeft verklaard dat hij gebeld werd door een vriend waar zijn motorfiets bij in de garage stond met de mededeling dat zijn motorfiets weg was en dat zijn vriend er camerabeelden van had. Via de AirTag op de motorfiets kon de locatie van de motorfiets worden achterhaald, aldus aangever. Aangever heeft verklaard dat de motorfiets beschadigd werd aangetroffen in een woning in [plaats] .
De camerabeelden zijn door de politie uitgekeken. Verbalisanten zien dat een manspersoon met een strak geschoren baardje en een kaal hoofd de garage in gaat, bij de motor gaat kijken en vervolgens de garagedeur openmaakt. Direct daarna loopt de man naar de camera en draait hij deze weg.
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de politie de motorfiets heeft aangetroffen in een woning aan de [adres 4] in [plaats] . De bewoner van deze woning, [naam] , vertelde de politie dat de motorfiets gestolen was door verdachte. Het paspoort van verdachte en de jas waarvan in het proces-verbaal staat dat die van verdachte is, werd door de verbalisant die [naam] aanhield aan de verbalisant die het proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt getoond. De verbalisant die het proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt, merkt op dat de foto op het paspoort een sterke gelijkenis had met de verdachte op de foto (de rechtbank begrijpt: een still van de camerabeelden) van de diefstal en herkent de getoonde jas als de jas van de verdachte op de beelden van de diefstal.
De rechtbank constateert dat verdachte in beeld komt als verdachte op grond van de mededeling van [naam] , nadat de motorfiets bij [naam] is aangetroffen. Uit het dossier blijkt echter niet dat [naam] is gehoord. De politie heeft de foto op het paspoort van verdachte vergeleken met de camerabeelden in de garage. In het proces-verbaal van bevindingen heeft de verbalisant het vervolgens enkel over een sterke gelijkenis. Er is geen proces-verbaal van herkenning opgemaakt. De rechtbank stelt vast dat de foto op het identiteitsbewijs van [naam] en de foto op het identiteitsbewijs van verdachte op bepaalde punten sterk op elkaar lijken. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is die op de camerabeelden van de garage te zien is. De rechtbank kan op grond van het voorstaande ook niet vaststellen dat de jas waarover in het proces-verbaal van bevindingen gesproken wordt, van verdachte is. Onduidelijk is namelijk waarop is gebaseerd dat de jas van verdachte is en of dat klopt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Op 29 januari 2024 doet [slachtoffer 2] (hierna: aangever) aangifte van diefstal met braak. Aangever heeft verklaard dat zijn bromfiets in de gezamenlijke schuur voor het flatgebouw aan de [adres 2] stond. Toen hij naar de schuur liep zag hij dat zijn scooter niet meer op zijn plek stond. Aangever zag dat de cilinder van de schuur was vernield. Ook zag hij bloedsporen op de deur van de schuur rondom de cilinder. Aangever heeft verklaard dat er aan de achterzijde van de schuur meerdere stoeptegels uit de stoep waren gehaald en dat er een gat was gegraven onder de schuur door. [2] Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij rond 04:50 uur lawaai hoorde buiten. Hij is gaan kijken en zag daarna twee scooters wegrijden ter hoogte van de stalling op de parkeerplaats. [3]
De politie heeft camerabeelden uitgekeken. Op de beelden zien de verbalisanten dat er omstreeks 29 januari 2024 twee personen komen aanrijden met een scooter en naar de achterzijde van het schuurtje aan de [adres 2] lopen. De verbalisanten constateren dat één van de personen bezig is met het forceren van de schuurdeur en dat beide personen vervolgens de schuur in lopen. Vervolgens zien de verbalisanten op de beelden dat beide personen met een scooter uit de schuur komen lopen en deze aan de zijkant van de schuur, uit het zicht, neerzetten. De scooter werd even later gestart en beide personen rijden op een afzonderlijke scooter weg. [4]
In de schuur aan de [adres 2] is forensisch onderzoek gedaan. In de schuur werden in totaal drie bloedsporen veiliggesteld. Onder de cilinder van de deur werden twee bloedsporen veiliggesteld onder de SIN-nummers [SIN-nummer 1] en [SIN-nummer 2] . Daarnaast werd op de plek waar aangever zijn scooter had achtergelaten een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld met SIN-nummer [SIN-nummer 3] . [5] Deze bloedsporen zijn door het NFI onderzocht. Uit het NFI-rapport volgt dat alle drie de bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte met daarbij een matchkans van kleiner dan één op één miljard. [6] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de aangetroffen bloedsporen van verdachte afkomstig zijn.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat op 29 januari 2024 de bromfiets van aangever [slachtoffer 2] , door middel van braak, verbreking en inklimming is weggenomen uit de gezamenlijke schuur bij het flatgebouw aan de [adres 2] te [plaats] . Op de camerabeelden zijn twee personen te zien die de schuur forceren en betreden. Later is te zien dat deze personen met de scooter uit de schuur komen lopen en hierop wegrijden. In de schuur zijn drie bloedsporen aangetroffen die afkomstig zijn van verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich, samen met een ander persoon, schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks29 januari 2024 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meeranderen,
althans alleen,
in/uit een woning en/ofop een besloten erf waarop een woning stond, te weten, (
in/uit een schuur) aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van rechthebbende bevond, een
of meerderegoed
eren, te weten een bromfiets,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/of dat/die weg te nemen goederen, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en
/of inklimming;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal waarbij midden in de nacht, door middel van braak, de scooter van het slachtoffer uit de gezamenlijke schuur van het flatgebouw is meegenomen. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, maar ook hinder en vooral aanzienlijke schade bij gedupeerden. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 10 juli 2025, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Daarnaast is verdachte na het bewezenverklaarde feit meermalen veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder op 9 april 2025 tot een gevangenisstraf van 64 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, voor diefstal van een bromfiets. De rechtbank constateert dan ook dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren en op de straffen die voor soortgelijke feiten in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat enkel kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 weken passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, maar acht dit passend gelet op de vrijspraken voor feit 1 en 3.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 61.207,89 aan materiële schade en € 700,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van feit 1. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 677,80 aan materiële schade en € 875,00 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van feit 3. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft aangegeven dat aan hem door een verzekeraar een schade-uitkering is gedaan van € 1.100,82. Overigens zijn geen bedragen ingevuld..
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van feit 3. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 weken;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade.
Benadeelde partij [benadeelde]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.T.G. van Wandelen rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024142136, gesloten op 15 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 73.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 77.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88 en 89.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, p. 79 t/m 81.
6.NFI-rapport, p. 84.