In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Doen 4 All B.V. en Doen Ja Holding B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Doen c.s.) aan de ene kant, en [gedaagde], h.o.d.n. [naam eenmanszaak], aan de andere kant. De eisende partijen vorderden terugbetaling van een geldlening die zij zouden hebben verstrekt aan [gedaagde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat er daadwerkelijk een geldleningsovereenkomst bestond tussen hen en [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat de bedragen die door Doen c.s. aan [gedaagde] zijn overgemaakt, niet als leningen kunnen worden gekwalificeerd, maar eerder als investeringen in een gezamenlijk op te zetten outletwinkel. De rechtbank heeft de vorderingen van Doen c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft [gedaagde] de opheffing van conservatoire beslagen gevorderd, wat door de rechtbank is toegewezen, aangezien de vorderingen van Doen c.s. als ondeugdelijk werden beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het stellen van vorderingen in civiele procedures.