Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
- de betaling van een bedrag van € 25.000,00, aan restant zorgvergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot aan de dag van de volledige betaling,
- het geven van uitvoering aan de uitbetaling via de Sociale Verzekeringsbank van het PGB-budget overeenkomstig de zorgovereenkomst van 12 augustus 2024 onder bepaling dat [naam bewindvoerder] bij gebreke van nakoming een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag (of gedeelte daarvan) dat zij in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,-
- de betaling van de proceskosten.
De door hem verzonden nota’s ten bedrage van in totaal € 31.170,- zijn niet betaald.
Uit praktische en juridische overwegingen beperkt hij de vordering in deze procedure tot € 25.000,-. Hij heeft een spoedeisend belang omdat hij een jonge ondernemer is die voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van het ontvangen zorgbudget. Bovendien moet hij ingekochte zorg bij derden betalen.
4.De beoordeling
€ 1.500,- overhield. Los van het feit dat een en ander slechts stellingen van [eiser] betreffen die niet gestaafd zijn met bewijsstukken, blijkt er in ieder geval uit dat het bestaansrecht van zijn eenmanszaak al wankel was. Zijn stelling dat van enig restitutierisico geen sprake is, omdat hij een professionele zorgaanbieder is en er daarom geen aanwijzing is dat hij niet zou betalen, kan tegen de hiervoor door hem geschetste stand van zaken van de eenmanszaak die hij heeft moeten staken niet geplaatst worden. Van toegebrachte reputatieschade is verder niet gebleken. Een en ander vormt reden onderhavige vordering bij gebreke van een spoedeisend belang af te wijzen.
is alleszins begrijpelijk; sterker nog, een en ander behoort tot de taak van een bewindvoerder. [eiser] schiet dienaangaande vooralsnog duidelijk tekort.