ECLI:NL:RBGEL:2025:6801

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
452502
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over hypotheekrente en verhuisregeling tussen ex-partners

In een kort geding dat op 24 juli 2025 plaatsvond bij de Rechtbank Gelderland in Arnhem, diende een vrouw een vordering in tegen haar ex-partner met betrekking tot de overname van de hypotheekrente en de verhuisregeling van ASR. De vrouw, bijgestaan door advocaat mr. B. Anik, stelde dat zij voor 15 oktober 2025 gebruik moest maken van de verhuisregeling, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. E. Gubbens, niet had meegewerkt aan het verkrijgen van een overbruggingshypotheek. Tijdens de zitting werden aanvullende producties door de vrouw ingediend, waartegen de man bezwaar maakte, maar de voorzieningenrechter stond deze toe. De voorzieningenrechter, mr. S.J. Peerdeman, oordeelde dat de vrouw voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij op korte termijn andere woonruimte moest vinden, terwijl de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn vordering in reconventie. De voorzieningenrechter wees de vordering van de vrouw toe en legde de man op om binnen twee dagen de benodigde documenten te ondertekenen voor de overname van de hypotheekrente. Tevens werd een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het geval de man niet aan deze veroordeling voldeed, tot een maximum van € 10.000,00. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/452502 / KG ZA 25-182
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 24 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B. Anik,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E. Gubbens.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Arnhem.
De zaak wordt behandeld door mr. S.J. Peerdeman, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L.S. Joosten als griffier.
Aanwezig zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Anik voornoemd,
- de man, bijgestaan door mr. Gubbens voornoemd.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord.
Namens de vrouw zijn op 23 juli 2025 om 16.32 uur aanvullende producties 7 tot en met 14 ingediend. Daar is namens de man bezwaar tegen gemaakt omdat voornoemde producties niet minimaal 24 uur voor de zitting zijn ingediend. De voorzieningenrechter heeft voornoemde producties tijdens de mondelinge behandeling toegestaan.
Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de voorzieningenrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het spoedeisend belang is gegeven gelet op het feit dat de vrouw vóór 15 oktober 2025 gebruik moet maken van de verhuisregeling van ASR.
1.2.
Niet is komen vast te staan dat de vrouw zonder noodzaak heeft geweigerd mee te werken aan het verkrijgen van een overbruggingshypotheek door de man. Partijen hebben hierover verschillende verklaringen afgelegd en het kort geding leent zich niet voor nadere bewijslevering.
1.3.
De man heeft erkend dat hij ten tijde van de aankoop van zijn woning niet aan de vrouw kenbaar heeft gemaakt dat hij mogelijk gebruik zou willen maken van de verhuisregeling. Dat het geen zin had om dit aan de vrouw voor te leggen, omdat zij ook weigerde mee te werken aan de overbruggingshypotheek, is niet komen vast te staan nu partijen daarover verschillend hebben verklaard, zoals hiervoor al is overwogen.
1.4.
De man stelt dat hij nog een belang heeft om te onderzoeken of hij alsnog voor die verhuisregeling in aanmerking zou kunnen komen. Dat hij daarvoor nog in aanmerking zou kunnen komen heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt. In ieder geval dient dat belang, voor zover die mogelijkheid nog zou bestaan, te wijken voor het belang van de vrouw. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op korte termijn met de kinderen niet meer bij de opvang kan wonen en dat zij op korte termijn andere woonruimte dient te vinden. De vrouw stelt dat zij mogelijk een andere woning kan kopen gelet op de overwaarde van de woning en de lagere hypotheekrente bij de verhuisregeling. Die mogelijkheid moet haar worden geboden. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen partijen acht de voorzieningenrechter een prikkel tot nakoming noodzakelijk. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
1.5.
Nu de vordering van de vrouw wordt toegewezen, wordt toegekomen aan de reconventionele vordering.
1.6.
Dit betreft een geldvordering waarvoor in kort geding strenge eisen gelden. De man heeft onvoldoende gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij deze geldvordering. Bovendien is er over de financiële afwikkeling van de samenleving al een bodemprocedure aanhangig bij deze rechtbank en heeft de man deze vordering in die procedure ook al ingesteld. Nog daargelaten dat de hoogte van de vordering, zo die al zou bestaan, niet vaststaat. De vordering van de man wordt daarom afgewezen.
1.7.
Gelet op de relatie tussen partijen en het feit dat het geschil daaruit voortvloeit worden de kosten zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
1.8.
De beslissing wordt in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
2.1.
veroordeelt de man om alle medewerking te verlenen die nodig is om de vrouw in staat te stellen de bij de voormalige gezamenlijke woning behorende hypotheekrente/faciliteit over te nemen, door binnen twee dagen na het eerste verzoek van de vrouw daartoe de benodigde documenten c.q. de afstandsverklaring te ondertekenen en alles te doen wat volgens de bank nodig is,
2.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis nalaat te voldoen aan de veroordeling onder 2.1., totdat een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
2.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
2.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
2.6.
wijst de vorderingen af,
2.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de voorzieningenrechter.