ECLI:NL:RBGEL:2025:6802

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
453404
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over medewerking aan levering van woningen na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtgenoten over de medewerking aan de levering van twee woningen na hun echtscheiding. De eisende partij, [eiser], heeft in een eerder vonnis de mogelijkheid gekregen om de woningen over te nemen, maar de notariële levering die op 26 mei 2025 gepland was, heeft geen doorgang gevonden. [eiser] stelt dat hij de financiering rond heeft, maar dat er vertraging is ontstaan door aanvullende eisen van de hypotheekverstrekker. De gedaagde partij, [gedaagde], betwist dit en stelt dat [eiser] zijn termijnen niet heeft gehaald en dat de woningen nu verkocht moeten worden volgens eerdere afspraken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2025 heeft [eiser] verklaard dat er een nieuwe afspraak bij de notaris is gepland voor 5 augustus 2025. Echter, [gedaagde] heeft geen medewerking verleend aan de benodigde documenten, waardoor de levering opnieuw in gevaar komt. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vertraging niet aan [eiser] kan worden toegerekend en dat hij voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet kan weigeren om mee te werken aan de levering, omdat zij geen recht heeft op aanvullende informatie over de financiering van [eiser].

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] toegewezen, waardoor [gedaagde] verplicht is om haar medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woningen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in dergelijke echtscheidingszaken.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/453404 / KG ZA 25-217
Vonnis in kort geding van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. F. van den Heuvel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. J.F.M. Hanus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met een productie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 juli 2025
- het bericht van mr. Van den Heuvel van 28 juli 2025, waarin vonnis wordt gevraagd.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Zij hebben twee woningen in eigendom, die na de echtscheiding niet zijn verdeeld. Het gaat om een benedenwoning en een bovenwoning aan de [adres 1] . Zij hebben over de financiële afwikkeling van de echtscheiding al eerder geprocedeerd. Dat heeft geresulteerd in een vonnis van 28 december 2022, waarin de rechtbank onder meer de wijze van verdeling van de woningen heeft gelast. [eiser] heeft toen een termijn gekregen om de woningen desgewenst over te nemen. Nadien is er nog een procedure in hoger beroep geweest en zijn de woningen in mei 2024 opnieuw getaxeerd.
2.2.
Op 26 februari 2025 is er een kort geding geweest. Partijen hebben toen op de zitting een schikking getroffen, die in een proces-verbaal is vastgelegd (zaak- en rolnummer C/05/446328 / KG ZA 25-9). Zij zijn overeengekomen dat [eiser] de woningen mag overnemen tegen betaling van de helft van de overwaarde (gebaseerd op de laatste taxatiewaarden van € 310.000,00 respectievelijk € 215.000,00) met bijbetaling van een bedrag van € 14.000,00 aan [gedaagde] , onder de voorwaarde dat [gedaagde] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker (punt 1). [eiser] krijgt drie maanden de tijd om dat te realiseren (punt 2). Indien hij niet binnen die termijn in staat zal blijken de woningen over te nemen, geven partijen uitvoering aan het bepaalde in het vonnis van 28 december 2022 onder h t/m l, waarin -kort gezegd- staat dat de woningen zullen worden verkocht (punt 3).
2.3.
De aanvankelijk op 26 mei 2025 geplande notariële levering van de woningen aan [eiser] heeft geen doorgang gevonden.
2.4.
[eiser] stelt dat er enige vertraging is ontstaan, die niet aan hem te wijten is, maar dat hij de financiering rond heeft en de woningen alsnog op korte termijn kan en wil overnemen. Hij vordert in conventie dat [gedaagde] wordt veroordeeld om daaraan haar medewerking te verlenen conform het proces-verbaal van 26 februari 2025.
2.5.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] twee keer een termijn heeft gekregen om de woningen over te nemen en dat hij ook de laatste termijn niet heeft gehaald, zodat nu uitvoering dient te worden gegeven aan punt 3 van het proces-verbaal van 26 februari 2025, waarin staat dat de woningen in dat geval conform het bepaalde in h t/m l van het vonnis van 28 december 2022 zullen worden verkocht. Zij vordert in reconventie dat [eiser] wordt veroordeeld om daaraan zijn medewerking te verlenen.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2025 heeft [eiser] verklaard dat er een afspraak bij de notaris is gepland op 5 augustus 2025 om 11.00 uur voor de notariële levering. Daarvoor was wel noodzakelijk dat [gedaagde] nog voor het einde van de week de benodigde stukken aan de notaris zou toesturen. Na afloop van de zitting is de zaak op verzoek van partijen aangehouden tot 5 augustus 2025. Bij bericht van 28 juli 2025 heeft de advocaat van [eiser] de voorzieningenrechter laten weten dat [gedaagde] voor het einde van de week geen informatie aan de notaris heeft toegestuurd en evenmin de afspraak voor de ondertekening van de akte van verdeling op 5 augustus 2025 aan de notaris heeft bevestigd. Onduidelijk is of die afspraak nu nog kan doorgaan. [eiser] acht het gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat [gedaagde] alsnog haar medewerking zal verlenen. Om die reden heeft [eiser] verzocht vonnis te wijzen.
3.2.
[eiser] heeft de financiering voor de twee woningen rond. Het financieringsaanbod loopt half augustus af. Daarmee is het spoedeisend belang van zijn vorderingen voldoende gegeven.
3.3.
[eiser] stelt dat hij direct na de kort gedingzitting op 26 februari 2025 met zijn hypotheekadviseur aan de slag is gegaan om de benodigde financiering te regelen. In verband met de beoogde financieringsconstructie (een beleggingshypotheek met huurovereenkomsten) bleken echter nadere eisen te gelden, die meer tijd vergden dan ten tijde van het kort geding in februari 2025 was voorzien. Datzelfde gold voor het zoeken van een notaris die op korte termijn de benodigde stukken kon opmaken voor de notariële levering. Nadat de financiële stukken gereed waren heeft de notaris de conceptakte van verdeling op 20 mei 2025 aan beide partijen toegezonden. [eiser] is daarmee akkoord gegaan, maar [gedaagde] niet. Verder heeft de bank een aantal dagen voor de notariële levering toch nog om aanvullende stukken verzocht, die opgevraagd moesten worden bij de gemeente. Dat was door de bank eerder over het hoofd gezien. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de geplande notariële levering op 26 mei 2025 geen doorgang heeft kunnen vinden. De bank liet weten dat de finale afronding van de financiering in verband met de feestdagen in de week van 10 juni 2025 kon worden verwacht, zodat daarna de notariële levering kon plaatsvinden. Naar aanleiding van vragen van (de advocaat van) [gedaagde] heeft de hypotheekadviseur van [eiser] een toelichting gegeven op de gang van zaken en de gekozen hypotheekvorm. Gelet op het feit dat het gaat om een volledige herfinanciering, is van hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] geen sprake meer. Dit alles blijkt ook uit het e-mailbericht van de hypotheekadviseur van [eiser] , waarin een en ander gedetailleerd is toegelicht (productie 4 bij dagvaarding).
3.4.
[gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat zij een melding heeft gedaan aan het BFT (autoriteit voor financieel-juridisch toezicht) over de werkwijze van de notaris en de financieel adviseur. Zij twijfelt over de gekozen hypotheekconstructie, weet niet wie de hypotheekverstrekker is en evenmin hoeveel de hypotheeklening bedraagt. Zij beschikte naar eigen zeggen over te weinig informatie en was daarom niet bereid akkoord te gaan met de conceptakte van verdeling, die bovendien pas kort voor de oorspronkelijk geplande overdrachtsdatum aan haar is toegestuurd. Zij wil dat de notaris onderzoek doet naar eventuele witwaspraktijken. Omdat [eiser] een hypotheek krijgt op grond van huurinkomsten, wat het onderpand minder waard maakt, twijfelt zij of de huurinkomsten de kosten dekken. Dit alles maakt dat zij niet bereid is om mee te werken aan de overname van de woningen door [eiser] . De termijn van drie maanden is verstreken en de woningen dienen te worden verkocht, aldus [gedaagde] .
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat [gedaagde] het door [eiser] geschetste verloop van de financieringsaanvraag en de door zijn hypotheekadviseur gegeven nadere toelichting daarop inhoudelijk niet heeft weersproken. Dat er enige vertraging is opgetreden doordat de hypotheekverstrekker een paar dagen voor de notariële levering toch nog aanvullende stukken nodig bleek te hebben, was niet voorzien en kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. Uit de toelichting van zijn hypotheekadviseur volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam dat [eiser] voldoende voortvarend heeft gehandeld om de financiering tijdig rond te krijgen.
3.6.
Daar komt bij dat ook als alle voor de financiering benodigde stukken op 26 mei 2025 wel voorhanden zouden zijn geweest, de notariële levering ook dan niet zou hebben plaatsgevonden, omdat [gedaagde] niet akkoord ging met de conceptakte van verdeling. Die akte bevatte volgens haar fouten en bovendien wenste [gedaagde] meer informatie te ontvangen over de (wijze van) financiering en onderliggende financiële gegevens, omdat zij twijfelde aan de hypotheekconstructie. Daarmee miskent [gedaagde] echter dat zij er geen recht op heeft om gegevens te ontvangen over de door [eiser] beoogde financiering en de hoogte daarvan. De financieringsconstructie valt onder de verantwoordelijkheid van de hypotheekverstrekker. Met de herfinanciering wordt de bestaande hypotheek afgelost en de notaris berekent aan de hand van de opgave van de bank het bedrag waar [gedaagde] aanspraak op kan maken overeenkomstig de daarover gemaakte afspraak (punt 1 van het proces-verbaal van 26 februari 2025). Dat [gedaagde] meer informatie wilde en om die reden heeft geweigerd om akkoord te gaan met de conceptakte van verdeling, waardoor ook om die reden de notariële levering niet kon plaatsvinden, is dus (mede) aan [gedaagde] zelf te wijten. Dat een en ander tot vertraging heeft geleid, waardoor de notariële overdracht op zijn vroegst medio juni 2025 zou hebben kunnen plaatsvinden, leidt er gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet toe dat [gedaagde] zich met recht kan beroepen op het overschrijden van de termijn van drie maanden, zoals vastgelegd in punt 2 van het proces-verbaal van 26 februari 2025, welke overschrijding bovendien maar een paar weken zou zijn geweest als de notariële levering medio juni 2025 zou hebben plaatsgevonden, zoals beoogd. De voorzieningenrechter is tegen de hiervoor geschetste achtergrond dan ook van oordeel dat [eiser] terecht nog altijd aanspraak kan maken op levering van de twee woningen.
3.7.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij de financiering rond heeft, dat hij inmiddels huurovereenkomsten heeft gesloten voor de woningen en alles klaar staat om de nodige werkzaamheden aan de woningen te verrichten om de woningen gereed te maken voor de verhuur. [gedaagde] heeft daar tegenover niets anders aangevoerd dat dat zij door het tijdsverloop wellicht aanspraak zou kunnen maken op een hoger bedrag. Daarmee gaat ze er echter aan voorbij dat partijen over de hoogte en wijze van berekening van het bedrag waarop zij aanspraak kan maken al een afspraak hebben gemaakt in het proces-verbaal van 26 februari 2025 en dat een nieuwe taxatie niet aan de orde is. Een ander belang dat zich zou verzetten tegen de overname van de woningen door [eiser] heeft [gedaagde] niet gesteld en is verder ook niet gebleken.
3.8.
Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat de vordering tot medewerking concreet ziet op het ondertekenen van de notariële akte van verdeling van de woningen. Die vordering zal dienovereenkomstig worden toegewezen. Dat volledige herfinanciering betekent dat [gedaagde] niet langer hoofdelijk aansprakelijk is, staat genoegzaam vast. [gedaagde] heeft tot nu toe geweigerd haar medewerking te verlenen aan de notariële levering en heeft, zoals hiervoor in rov. 3.1. weergegeven, ook na de zitting er geen blijk van gegeven dat zij bereid is daaraan vrijwillig te zullen meewerken, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. De vordering dat in dat geval het vonnis in de plaats treedt van haar toestemming voor de benodigde rechtshandelingen (handtekening) zal daarom ook worden toegewezen.
3.9.
Toewijzing van de vorderingen van [eiser] in conventie heeft tot gevolg dat de vorderingen van [gedaagde] in reconventie niet toewijsbaar zijn. Die vorderingen zullen worden afgewezen.
3.10.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn en dit geschil voortvloeit uit de afwikkeling van hun echtscheiding, zullen zoals gebruikelijk de kosten van de procedure in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken, die de voorzieningenrechter aanleiding geven om daar in dit geval van af te wijken.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
bepaalt dat [gedaagde] binnen één week na betekening van dit vonnis haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking moet verlenen aan de levering van de woningen aan de [adres 1] aan [eiser] , conform de afspraak zoals opgenomen onder punt 1 van het proces-verbaal van 26 februari 2025, ten overstaan van een notaris, verbonden aan notariskantoor Dirkzwager Legal & Tax te Arnhem, op een door de notaris te bepalen datum en tijdstip om alsdan en aldaar de akte van verdeling te ondertekenen,
4.2.
bepaalt dat dit vonnis, bij gebreke van de medewerking van [gedaagde] aan de notariële levering, in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] en de door haar te verrichten rechtshandelingen,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.4.
wijst de vorderingen af,
en voorts in conventie en in reconventie
4.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
1328