ECLI:NL:RBGEL:2025:6891

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/05/448679 / HZ ZA 25-61
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijk vrijwaringsincident met Nederlandse rechterbevoegdheid

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, betreft het een vrijwaringsincident met een internationaal karakter. De eiseres, een rechtspersoon naar buitenlands recht, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, op basis van de EEX-Verordening en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiseres een internationaal karakter heeft, omdat zij gevestigd is in het buitenland. Dit leidt tot de vraag welk recht van toepassing is, waarbij het Nederlandse recht van toepassing is op de procedure voor de Nederlandse rechter.

De gedaagde 1 heeft een incidentele vordering ingediend tot oproeping van gedaagde 2 in vrijwaring, stellende dat gedaagde 2 wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde 1 voldoende heeft aangetoond dat zij, indien de hoofdzaak in haar nadeel wordt beslist, verhaal kan nemen op gedaagde 2. De vordering tot oproeping in vrijwaring is toegewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De rechtbank heeft de zaak voor de hoofdzaak opnieuw op de rol geplaatst voor 16 juli 2025, waar gedaagde 1 moet concluderen voor antwoord. De verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/448679 / HZ ZA 25-61
Vonnis in incident van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] , [land] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. C.W. Houtman te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. S.C. Kniestedt te Nijmegen,
2.
[gedaagde 2] , handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. F.W.H. Weelen te Eindhoven,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2]
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de zijde van [gedaagde 1]
- de akte tot referte in het incident van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling in het incident

Rechtsmacht Nederlandse rechter
2.1.
De rechtbank stelt voorop dat de vordering een internationaal karakter heeft omdat [eiseres] (eiseres in de hoofdzaak) een rechtspersoon is naar buitenlands recht die in het buitenland is gevestigd. Daarom dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Op grond van
artikel 6 lid 2 EEX-Verordening nr. 44/2001 en artikel 216 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechter bij wie de hoofdzaak aanhangig is, ook bevoegd kennis te nemen van de vrijwaringszaak. De Nederlandse rechter is derhalve bevoegd kennis te nemen van de incidentele vordering van [gedaagde 1] tot oproeping van [gedaagde 2] in vrijwaring.
Toepasselijk recht
2.2.
Nu de vordering een internationaal karakter heeft, dient tevens te worden beoordeeld welk recht van toepassing is. Wat betreft het procesrecht is in internationale gedingen uitgangspunt dat dit wordt beheerst door de wet van het land van de aangezochte rechter. In lijn hiermee is in artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlandse recht van toepassing is. Dit heeft tot gevolg dat de in onderhavige zaak aan de orde zijnde incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, beoordeeld dient te worden naar Nederlands procesrecht.
Vrijwaring
2.3.
[gedaagde 1] vordert dat haar wordt toegestaan [gedaagde 2] in vrijwaring op te roepen. [gedaagde 1] stelt daartoe, samengevat, dat [gedaagde 2] wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde 1] . Indien de vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde 1] in de hoofdzaak door de rechtbank zullen worden toegewezen, is [gedaagde 2] aansprakelijk voor de schade van [gedaagde 1] .
2.4.
[eiseres] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.5.
Voor toewijzing van de vordering van [gedaagde 1] tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde 2] is vereist dat zij zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met [gedaagde 2] , die meebrengt dat [gedaagde 2] verplicht is de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing in de hoofdzaak te dragen (artikel 210 Rv). [gedaagde 1] heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op [gedaagde 2] . De vordering tot oproeping in vrijwaring zal daarom worden toegewezen.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het vrijwaringsincident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beoordeling in de hoofzaak

3.1.
Door [gedaagde 1] is nog niet geconcludeerd voor antwoord in de hoofdzaak zodat de rechtbank de zaak weer op de rol zal plaatsen van 16 juli 2025 voor conclusie van antwoord door [gedaagde 1] .
3.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat [gedaagde 2] door [gedaagde 1] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 2 juli 2025,
4.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
compenseert de kosten van dit incident tussen partijen, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 16 juli 2025 voor conclusie van antwoord door [gedaagde 1] ,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing verder aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter mr. K.H.A. Heenk op 4 juni 2025.
JV/KH