ECLI:NL:RBGEL:2025:6893

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/05/444164 / HZ ZA 24-388
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude bij verzuimverzekering en registratie in incidentenregisters

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank Achmea Schadeverzekeringen N.V. zou veroordelen om hun persoonsgegevens te verwijderen uit het Extern Verwijzingsregister (EVR) en het Intern Verwijzingsregister (IVR). De eisers stelden dat Achmea onterecht had geconstateerd dat er fraude was gepleegd met betrekking tot de verzuimverzekering van [eiser 1]. De rechtbank oordeelde dat [eiser 2] opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt over de indiensttreding en ziekmelding van een werknemer, [betrokkene 1]. Dit leidde tot onterecht ontvangen vergoedingen. Achmea had de gegevens van eisers geregistreerd in het EVR en IVR, wat volgens de rechtbank proportioneel was gezien de omstandigheden. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van Achmea. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte informatieverstrekking bij verzekeringen en de gevolgen van fraude.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/444164 / HZ ZA 24-388
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. E.J. Eijsberg,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
(mede) handelend onder de naam Interpolis,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] had sinds 16 mei 2013 bij Achmea onder andere een verzuimverzekering. De verzuimverzekering dekte het risico van [eiser 1] dat zij bij ziekte van een werknemer het loon moet doorbetalen.
2.2.
In de toepasselijke polisvoorwaarden is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
Samengevat
(…)
Welke werknemers vallen onder uw Loondoorbetaling eigenrisico Tijd?U moet al uw werknemers aanmelden.
  • Dit is belangrijk voor uw recht op vergoedingen, diensten en betaling van kosten.
  • Werknemers die u niet of niet op tijd aanmeldt zijn niet verzekerd.
(…)
Verzuim door ziekte
(…)
Binnen welke tijd meldt u dat een werknemer zich ziek heeft gemeld?
U meldt dit binnen 2 werkdagen na ziekmelding via het meldloket (…).
 Dit is belangrijk voor uw recht op vergoeding.
(…)
Wanneer geen vergoeding
(…)
Wanneer heeft u (gedeeltelijk) geen recht op vergoedingen, diensten en betaling van kosten?
De werknemer verzuimde al door ziekte.
 De werknemer verzuimde al door ziekte voordat uw verzekering inging.
(…)
Veranderingen melden
(…)
Welke werknemersveranderingen meldt u?
 Werknemers die in dienst komen.
- U bent verplicht alle nieuwe werknemers aan te melden.
(…)
Overige
Wat kunnen wij doen als wij fraude aantonen?
(…)
 De fraude opnemen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR).
(…)
Begrippen
(…)
Fraude
Onjuiste of onvolledige informatie geven om een verzekering of vergoeding te krijgen of te houden.”
2.3.
De Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland en de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken hebben gezamenlijk een signaleringssysteem opgezet, dat regeling vindt in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (hierna: PIFI). In het PIFI is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“(…)
3.1.1
Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister (…)
3.1.3
Aan het Incidentenregister is het Extern Verwijzingsregister gekoppeld. Het Extern Verwijzingsregister bevat uitsluitend Verwijzingsgegevens die onder strikte voorwaarden conform artikel 5.2 Protocol door de Deelnemers mogen worden opgenomen.
(…)
5.2.1
De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en onder toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële Instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële Instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.
b In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte of klachte wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.
c Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen.”
2.4.
Op 3 juli 2023 is een medewerker van [eiser 1] , mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), betrokken geweest bij een auto-ongeval. Op 6 juli 2023 heeft [eiser 1] , in de persoon van haar bestuurder [eiser 2] , [betrokkene 1] aangemeld op de verzuimverzekering met als datum indiensttreding 1 juli 2023. [betrokkene 1] was bij [eiser 1] in dienst sinds 13 juni 2022. Op 13 juli 2023 heeft [eiser 2] [betrokkene 1] via het meldloket ziekgemeld met als eerste ziektedag 13 juli 2023.
2.5.
Met ingang van 13 juli 2023 ontving [eiser 1] een vergoeding van Achmea voor het verzuim van [betrokkene 1] .
2.6.
Bij brief van 30 oktober 2023 heeft Achmea [eiser 1] erop gewezen dat er aanleiding bestond om een extra controle te doen omdat zij heeft geconstateerd dat de datum van indiensttreding van [betrokkene 1] en de eerste ziektedag dicht bij elkaar lagen. Achmea heeft [eiser 1] verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over het dienstverband van [betrokkene 1] . [eiser 1] heeft de gevraagde stukken op 13 november 2023 aan Achmea toegestuurd.
2.7.
Op 12 oktober 2023 is een andere medewerkster van [eiser 1] , mevrouw [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), door [eiser 1] aangemeld op de verzuimverzekering met als datum indiensttreding 11 oktober 2023. [betrokkene 2] was bij [eiser 1] in dienst sinds 26 december 2019. Op 24 oktober 2024 is [betrokkene 2] door [eiser 1] ziekgemeld. Op 15 september 2023 is medewerkster mevrouw [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) door [eiser 1] aangemeld op de verzuimverzekering met als datum indiensttreding 1 september 2023. [betrokkene 3] was bij [eiser 1] in dienst sinds 6 april 2022. Op 23 oktober 2023 is [betrokkene 3] door [eiser 1] ziekgemeld.
2.8.
In haar brief van 12 december 2023 heeft Achmea [eiser 2] (onder meer) medegedeeld dat [eiser 2] opzettelijk onjuiste gegevens heeft doorgegeven ten aanzien van de indiensttreding en eerste ziektedag van [betrokkene 1] . Vanwege dit frauduleuze handelen heeft Achmea tevens maatregelen aangezegd, waaronder registratie in het interne informatiesysteem van Achmea (IVR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR), beide voor een periode van acht jaar. Achmea heeft [eiser 2] in de brief een termijn gegeven van een maand om te reageren op de door Achmea op te leggen maatregelen. [eiser 2] heeft niet (tijdig) op de brief gereageerd. Achmea heeft daarom per brief van 18 januari 2024 bevestigd dat de aangezegde maatregelen in gang treden.
2.9.
Bij brief van 25 januari 2024 heeft Achmea de verzuimverzekering van [eiser 1] per 13 april 2024 gestopt. Daarnaast zijn de gegevens van eisers geregistreerd in het IVR en EVR voor een periode van acht jaar. Achmea heeft samengevat aan deze beslissingen ten grondslag gelegd dat [eiser 2] fraude heeft gepleegd door [betrokkene 1] met onjuiste informatie aan te melden, waardoor dekking was verkregen die [eiser 2] bij het opgeven van de juiste informatie niet had gehad.
2.10.
Bij brief van 16 februari 2024 heeft Achmea, naar aanleiding van een brief van
1 februari 2024 van [eiser 2] , de periode van de EVR-registraties verkort van acht naar drie jaar.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zo ver mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Achmea veroordeelt om binnen vijf dagen na vonnisdatum de bedrijfs- en persoonsgegevens van eisers te verwijderen uit het IVR en EVR, zulks onder toezending van schriftelijke bewijsstukken hiervan aan eisers, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,00 per dag dat zij de veroordeling niet nakomt,
II Achmea veroordeelt de buitengerechtelijke kosten van eisers te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot aan de dag van algehele voldoening,
III Achmea te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
Achmea voert verweer. Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat Achmea ten onrechte de bedrijfs- en persoonsgegevens heeft opgenomen in het IVR en EVR. [eiser 2] heeft niet willens en wetens onjuiste mededelingen gedaan en zeker niet om Achmea te bewegen tot het doen van een uitkering waarop [eiser 1] geen recht had. Bovendien heeft Achmea het proportionaliteitsbeginsel niet toegepast. Als zij dat wel had gedaan, dan was zij in redelijkheid niet overgegaan tot het opnemen van de gegevens in de registers.
4.2.
Achmea betwist dat zij zonder deugdelijke grondslag is overgegaan tot registratie van de bedrijfs- en persoonsgegevens van eisers. [eiser 2] heeft zich schuldig gemaakt aan fraude, op grond waarvan Achmea volgens de polisbepalingen de fraude kan opnemen in het IVR en EVR. Achmea is bovendien als lid van het Verbond van Verzekeraars verplicht om van de fraude melding te maken in het EVR. Deze registratie is bovendien proportioneel, aldus Achmea.
[eiser 2] heeft fraude gepleegd op grond van de polisvoorwaarden en artikel 5.2.1 PIFI
4.3.
Op grond van de polisvoorwaarden van de verzuimverzekering is sprake van fraude indien onjuiste of onvolledige informatie is gegeven om een verzekering of vergoeding te krijgen of te houden. Tussen partijen staat op zichzelf niet ter discussie dat [eiser 2] onjuiste informatie heeft doorgegeven aan Achmea ten aanzien van [betrokkene 1] , op basis van welke informatie Achmea aan [eiser 1] een vergoeding heeft verstrekt op grond van de verzuimverzekering. Eveneens staat vast dat, indien [eiser 1] de juiste informatie had verstrekt, zij geen recht op vergoeding had gehad. Evenmin is tussen partijen in debat dat [eiser 1] een aantal medewerkers niet, dan wel met een onjuiste datum van in- of uitdiensttreding aan- of afmeldde bij de verzuimverzekering.
4.4.
Om te spreken van fraude in de zin van de polisvoorwaarden van de verzuimverzekering is tevens opzet vereist. Dit stemt overeen met de voor registratie op grond van artikel 5.2.1 onder a en b PIFI vereiste zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan fraude.
4.5.
Eisers stellen zich op het standpunt dat geen sprake is van opzet nu [eiser 2] niet willens en wetens onjuiste mededelingen heeft gedaan en zeker niet om Achmea te bewegen tot het doen van een uitkering waarop [eiser 1] geen recht had. [eiser 2] heeft in aanloop naar zijn vakantie gehaast en onachtzaam foutieve meldingen gedaan met betrekking tot [betrokkene 1] . Hij runde in zijn eentje een bedrijf met 44 werknemers en is geen deskundige op het gebied van verzekeringen. Hij had ook niet de polisvoorwaarden gelezen. Hij wist dan ook niet dat hij alle werknemers moest aanmelden op de verzuimverzekering en hij dacht ook dat hij zelf kon bepalen wanneer dekking inging, respectievelijk stopte. Dat het hem er niet om te doen was de verzekering te misleiden blijkt uit het feit dat hij ook werknemers die nooit ziek zijn geweest te laat in het portaal heeft aangemeld, aldus eisers.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 6 juli 2023 heeft [eiser 2] [betrokkene 1] aangemeld op de verzuimverzekering. [eiser 2] heeft [betrokkene 1] toen niet ziekgemeld, terwijl vaststaat dat [betrokkene 1] al vanaf 3 juli 2023 ziek was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 2] desgevraagd toegelicht dat hij op 6 juli 2023 de ziekmelding wilde doen bij Achmea, maar dat hij erachter kwam dat [betrokkene 1] nog niet aangemeld was op de verzekering. Dat heeft hij toen meteen gedaan. Op de vraag van de rechtbank waarom hij vervolgens niet meteen [betrokkene 1] heeft ziekgemeld – dat was immers volgens [eiser 2] de reden dat hij op 6 juli 2023 in het digitale systeem van Achmea ging – moest [eiser 2] het antwoord schuldig blijven. [eiser 2] merkte wel op dat hij gehaast was voor zijn vakantie en dat het in de hitte van de strijd moet zijn gebeurd. Vervolgens heeft [eiser 2] pas op 13 juli 2023 [betrokkene 1] ziekgemeld. Daarmee geconfronteerd tijdens de mondelinge behandeling gaf [eiser 2] te kennen dat hij toen op vakantie ging en daarvóór de melding deed. Voor het feit waarom hij daarbij als ziektedag 13 juli 2023 opgaf terwijl hij wist dat [betrokkene 1] al langer ziek was, had [eiser 2] geen verklaring. Evenmin kon [eiser 2] verklaren waarom hij op 6 juli 2023 zo gehaast was voor zijn vakantie, terwijl hij kennelijk pas een week erna op vakantie ging.
4.7.
Door de opeenstapeling van onjuistheden heeft [eiser 1] vergoeding op grond van de verzuimverzekering ontvangen, terwijl zij daar – wanneer de juiste informatie was doorgegeven – geen recht op had. Immers, uit de juiste informatie zou zijn gebleken dat [betrokkene 1] reeds ziek was toen de verzekering inging. Bovendien heeft [eiser 1] [betrokkene 1] veel te laat aangemeld bij de verzekering (zie polisvoorwaarden onder r.o. 2.2).
4.8.
Dat [eiser 2] met de onjuiste informatie niet de verzekering heeft willen misleiden, volgt de rechtbank niet. Afgezien van het feit dat het met betrekking tot de aan- en ziekmelding van [betrokkene 1] niet op een enkele fout ging maar om een opeenstapeling van foute meldingen, was dit geen op zichzelf staand incident. [eiser 1] heeft evenzeer foutieve informatie verstrekt ten aanzien van andere medewerkers van [eiser 1] . Zo is medewerkster [betrokkene 2] op 12 oktober 2023 in dienst gemeld bij Achmea per 11 oktober 2023, terwijl zij vanaf 26 december 2019 in dienst was bij [eiser 1] . Zij is vervolgens ziekgemeld per
24 oktober 2024. Medewerkster [betrokkene 3] is op 15 september 2023 door [eiser 1] in dienst gemeld bij Achmea per 1 september 2023 en ziekgemeld per 23 oktober 2023, terwijl zij vanaf 6 april 2022 in dienst was bij [eiser 1] . Ook voor [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is door [eiser 1] vergoeding ontvangen. Het betoog van [eiser 1] dat zij ook werknemers die nooit ziek zijn geweest te laat heeft aan- of afgemeld, waaruit zou blijken dat het haar niet om financiële bevoordeling te doen was, gaat niet op. Door medewerkers veel te laat aan te melden, ontloopt [eiser 1] de premiebetaling. In de polisvoorwaarden staat dan ook duidelijk dat alle werknemers moeten worden aangemeld op de verzuimverzekering om verzekerd te zijn. Dat [eiser 2] de polisvoorwaarden niet had gelezen, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Ten slotte kan ook de opmerking van [eiser 2] dat hij dacht dat hij alleen het kernteam hoefde aan te melden en dus niet het tijdelijk personeel, hem niet baten. Achmea heeft hiertegen terecht opgeworpen dat deze verklaring niet strookt met de feiten. [betrokkene 1] had sinds
13 juni 2022 immers een vast contract en behoorde daarom tot het kernteam.
4.9.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat is voldaan aan de definitie van fraude in de zin van de polisvoorwaarden van de verzuimverzekering waarmee tevens is voldaan aan het vereiste van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld, zoals bepaald in artikel 5.2.1 onder a en b PIFI.
De EVR-registraties
4.10.
Volgens eisers heeft Achmea met betrekking tot de opname van de gegevens in het EVR het proportionaliteitsbeginsel niet goed toegepast. Achmea voert daartegen aan dat zij een zorgvuldige afweging heeft gemaakt door middel van het invullen van haar proportionaliteitsmatrix. Deze matrix omvat een puntensysteem met verzwarende en verlichtende omstandigheden ten aanzien van de fraude ter beoordeling van op te leggen proportionele maatregelen.
4.11.
Eisers stellen in de eerste plaats dat Achmea het fraudebedrag als bedoeld onder 2.14 van de proportionaliteitsmatrix onjuist in de tweede categorie heeft geplaatst nu [eiser 1] slechts € 5.600,00 aan uitkeringen heeft ontvangen. Achmea is bij de berekening van het fraudebedrag ten onrechte uitgegaan van het reeds aan [eiser 1] betaalde bedrag plus reservering van twee jaar loon, aldus [eiser 1] .
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Onweersproken is komen vast te staan dat de bedrijfsarts op het moment van constatering van de fraude door Achmea heeft aangegeven dat geen zicht was op herstel van [betrokkene 1] . Derhalve is Achmea bij de berekening van het fraudebedrag uitgegaan van de op grond van de polis volledige verschuldigde volledige periode van uitkering door Achmea van twee jaar. Op de mondelinge behandeling hebben eisers gesteld dat [betrokkene 1] volledig hersteld was in april 2024. Nu dit haaks op het advies van de bedrijfsarts staat, had het op de weg van eisers gelegen om met stukken te onderbouwen dat [betrokkene 1] in april 2024 weer aan het werk was. Nu zij dit niet hebben gedaan, gaat de rechtbank voorbij aan de stelling dat Achmea een onjuist fraudebedrag heeft meegewogen als verzwarende omstandigheid.
4.13.
Verder stellen eisers dat [eiser 2] onmiddellijk inzage heeft gegeven in alle informatie en relevante stukken, hetgeen op grond van de proportionaliteitsmatrix in positieve zin dient mee te wegen bij de bepaling van de duur van de EVR-registratie.
4.14.
Ook deze stelling gaat niet op. De proportionaliteitsmatrix (nummer 3.1) vereist voor puntenmindering een spontane correctie van gegevens. Daarvan is in dit geval geen sprake. Vast staat immers dat eisers de juiste gegevens pas hebben aangeleverd na vragen van Achmea.
4.15.
Tot slot stellen eisers aan dat de EVR-registratie voor drie jaar niet proportioneel is omdat het daardoor voor eisers onmogelijk is om een nieuwe verzekering af te sluiten, terwijl het voor het voortbestaan van de bedrijfsfinanciering wel vereist is om zakelijke verzekeringen te hebben.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat eisers genoegzaam hebben onderbouwd dat de (financiële) gevolgen voor hen groot zijn. Eisers hebben echter zichzelf in deze positie gebracht door fraude te plegen jegens Achmea. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Achmea terecht heeft aangevoerd dat het belang van Achmea om zichzelf en andere verzekeraars te beschermen tegen frauduleus handelen zwaarder moet wegen dan het belang van eisers om zich te kunnen verzekeren bij een reguliere verzekeraar. Eisers voeren nog aan dat zij zich ook niet kunnen verzekeren bij De Vereende. Uit de overgelegde afwijzing van De Vereende blijkt echter niet dat de EVR-registratie de reden was voor de afwijzing van de verzekering. In de afwijzing staat slechts vermeld dat eisers niet kunnen worden verzekerd wegens een te hoog geldelijk belang.
4.17.
Met inachtneming van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de opname in het EVR proportioneel is. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten om de reeds door Achmea verkorte termijn van drie jaar verder in te korten. De rechtbank zal de vordering tot verwijdering van de bedrijfs- en persoonsgegevens van eisers uit het EVR dan ook afwijzen.
De IVR-registraties
4.18.
Eisers hebben naast verwijdering van de EVR-registraties tevens verwijdering van de registraties in het IVR van Achmea gevorderd. Voor opname in het EVR geldt een hogere drempel dan voor opname in het IVR: voor opname in het IVR is voldoende dat sprake is van een redelijk vermoeden van betrokkenheid bij een incident. Onder een incident wordt verstaan een gebeurtenis die als gevolg kan hebben/heeft of heeft gehad dat belangen, integriteit of veiligheid in het geding zijn van de verzekeraar. Het IVR bevat alleen bedrijfs- en persoonsgegevens zichtbaar voor de organisatie van de betreffende financiële instelling en heeft dus een beperkte externe werking. Nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering tot verwijdering van de EVR-registraties dient te worden afgewezen, geldt dit eveneens voor de registraties in het IVR.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
De door eisers gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu ook de hoofdvordering van eisers wordt afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van eisers af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op
23 juli 2025
JV/AW