ECLI:NL:RBGEL:2025:6896

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/05/448645 / HZ ZA 25-59
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake inzageverzoek op basis van artikel 195 Rv in een civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 6 augustus 2025, hebben eisers een inzageverzoek ingediend op basis van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers, vertegenwoordigd door mr. J.H. Ringenaldus, vorderen inzage in de administratie van gedaagden, die hen in rekening gebrachte kosten van gas, elektriciteit en water betreft. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. A. Hofman, hebben verweer gevoerd en stellen dat eisers onvoldoende belang hebben bij hun verzoek. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eisers een voldoende belang hebben bij hun inzageverzoek, omdat zij in bewijsnood verkeren zonder de gevraagde informatie. De rechtbank oordeelt dat de gevraagde informatie voldoende bepaald is en dat gedaagden over de gevraagde informatie beschikken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eisers niet verplicht zijn om eerst een verzoek tot inzage bij gedaagden in te dienen voordat zij de rechtbank om inzage verzoeken. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor een akte van eisers over de noodzakelijkheid van de door gedaagden te maken kosten van € 847,00 voor het voldoen aan het inzageverzoek. De verdere beslissing in de hoofdzaak is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/448645 / HZ ZA 25-59
Vonnis in incident van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser in conv 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conv 2],
te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
eisers in het incident,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. J.H. Ringenaldus,
tegen

1.[gedaagde in conv 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde in conv 1] ,
2.
[gedaagde in conv 2],
te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verweerders in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. A. Hofman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens incidentele vordering tot overlegging stukken
- de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers] vorderen – samengevat – in incident dat [gedaagden] gehouden is inzage, afschrift of uittreksel te verstrekken van de administratie waaruit blijkt:
  • het totaalverbruik per jaar vanaf juni 2016 tot en met 2024 van gas, elektriciteit en water via de grootverbruikersaansluiting;
  • de totale inkoopkosten per jaar die door energieleveranciers, waterbedrijven en overige nutsbedrijven aan [gedaagden] in rekening zijn gebracht over dezelfde periode;
  • de gehanteerde berekeningswijze op basis waarvan deze kosten per gebruikseenheid zijn doorbelast aan de individuele kaveleigenaren, inclusief recreatiewoning van [eisers] ;
  • de wijze van toerekening en kostentoerekening van de vaste lasten, voor zover deze zijn omgeslagen over meerdere gebruikers;
  • de onderliggende facturen en overige administratieve bescheiden die ten grondslag liggen aan de bij [eisers] in rekening gebrachte bedragen.
Subsidiair vorderen [eisers] – samengevat – de rechtbank te bevelen dat [gedaagden] de stukken over legt die naar het oordeel van de rechtbank nodig zijn om te beoordelen of de doorberekende kosten zonder opslag zijn geweest.
2.2.
[eisers] voeren ter onderbouwing van hun incidentele vorderingen aan dat zij een rechtstreeks en concreet belang hebben bij inzage in de gevorderde gegevens, omdat deze gegevens uitsluitend in het domein van [gedaagden] aanwezig zijn. Zonder deze stukken verkeren [eisers] in bewijsnood.
2.3.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen in incident tot
niet-ontvankelijkheid van [eisers] omdat [eisers] onvoldoende belang hebben bij hun incidentele vorderingen. [eisers] vorderen stukken ter onderbouwing van facturen, maar zij stellen in de hoofdzaak dat zij de facturen niet verschuldigd zijn. Daarnaast hebben [eisers] nooit een verzoek om afgifte ingediend zodat hun incidentele vorderingen prematuur zijn. Subsidiair verzoeken [gedaagden] in geval van toewijzing van de incidentele vorderingen, de rechtbank te bepalen dat [eisers] gehouden zijn de voor [gedaagden] te maken kosten aan informatieverplichting van € 847,00 te bevoorschotten.
2.4.
De rechtbank oordeelt in incident als volgt. [eisers] baseren hun vorderingen op artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Voor toewijzing van een vordering tot recht op inzage in de zin van artikel 195 Rv moet aan de vereisten uit artikel 194 Rv worden voldaan. Degene die informatie van een ander verlangt moet (i) partij zijn bij een rechtsbetrekking en (ii) de verlangde informatie moet voldoende bepaald zijn. Verder moet (iii) een partij een voldoende belang hebben bij haar informatieverzoek en moet (iv) degene van wie inzage wordt verlangd over de gevraagde informatie beschikken.
2.5.
Het begrip partij bij een rechtsbetrekking (i) moet ruim worden opgevat. Onder een rechtsbetrekking worden alle burgerrechtelijke betrekkingen tussen twee of meer partijen verstaan. Hieronder vallen de rechten en plichten van partijen bij een tussen hen gesloten overeenkomst en bij verbintenissen uit de wet. [eisers] baseren hun vorderingen primair op onverschuldigde betaling. Nu onverschuldigde betaling een verbintenis uit de wet is, oordeelt de rechtbank dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen.
2.6.
Verder dient de gevorderde informatie voldoende bepaald te zijn (ii). Het informatieverzoek dient voldoende nauwkeurig te worden afgebakend onder aanduiding van het geschil of het feitencomplex met het oog waarop de informatie wordt opgevraagd. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] hieraan voldoen. [eisers] vorderen concrete stukken, zoals facturen en kostenspecificaties, waaruit de kosten van gas, elektriciteit en water voor [gedaagden] en de doorberekening aan [eisers] volgen. Daarbij vorderen [eisers] informatie over een afgebakend tijdvak, te weten de periode waarin zij eigenaar zijn van de recreatiewoning. [gedaagden] betwist niet dat zij over de gevorderde bescheiden beschikt (iv) en evenmin dat de bescheiden voldoende bepaald zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is aan het bepaaldheidsvereiste voldaan. Het betreft stukken die naar herkomst en aard voldoende zijn afgebakend.
2.7.
Ten aanzien van het vereiste voldoende belang bij het inzageverzoek (iii), stellen [eisers] dat zij in bewijsnood verkeren zonder de gevorderde informatie. Indien de rechtbank in de hoofdzaak zal oordelen dat er ondanks het ontbreken van een contractuele verhouding rechtsgrond bestaat voor betaling van water- en energiekosten aan [gedaagden] , zijn [eisers] uitsluitend de werkelijk door [gedaagden] gemaakte kosten verschuldigd, zonder opslag. Dit wordt door [gedaagden] niet betwist. [gedaagden] betwist wel dat [eisers] voldoende belang hebben bij hun informatieverzoek nu [eisers] stellen dat zij de betaling van de in reconventie door [gedaagden] gevorderde facturen niet verschuldigd zijn. De rechtbank oordeelt als volgt. Indien de rechtbank in de hoofdzaak zal oordelen dat [eisers] de door [gedaagden] gemaakte energie- en waterkosten dienen te betalen, kunnen [eisers] zonder de gevorderde inzage in gegevens niet beoordelen of [gedaagden] alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten van [eisers] vordert. Nu door [gedaagden] niet wordt weersproken dat [eisers] alleen de daadwerkelijk door [gedaagden] gemaakte kosten dienen te betalen en zij de gevorderde stukken in dienen te zien om te beoordelen dat alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten van [eisers] worden gevorderd, oordeelt de rechtbank dat [eisers] voldoende belang hebben bij hun vorderingen tot inzage van gegevens.
2.8.
[gedaagden] voert verder aan dat [eisers] nooit een verzoek tot inzage van gegevens hebben gedaan bij haar zodat de incidentele vorderingen van [eisers] als prematuur hebben te gelden. Artikel 194 en 195 Rv vereisen echter niet dat een inzageverzoek bij de wederpartij moet worden gedaan alvorens inzage bij de rechtbank kan worden verzocht, zodat de rechtbank aan dit standpunt voorbijgaat.
2.9.
Tot slot verzoekt [gedaagden] dat de rechtbank bij toewijzing van het verzoek van [eisers] , zal bepalen dat [eisers] de kosten van [gedaagden] die gepaard gaan met het voldoen aan het verzoek tot inzage, begroot op
€ 847,00 (20 administratie-uren tegen een uurtarief van € 35,00), bevoorschotten. Uit artikel 194 lid 1 Rv en de Memorie van Toelichting bij artikel 194 Rv volgt dat de kosten die voor het verstrekken van inzage worden gemaakt voor rekening komen van de partij die om gegevensverstrekking heeft gevraagd, tenzij het gaat om persoonsgegevens van de informatieverzoeker zelf (Kamerstukken 2019/20 35 498, nr.3, p. 50). Uit de incidentele vordering tot overlegging stukken blijkt niet dat [eisers] inzage vragen in hun persoonsgegevens zodat de rechtbank zal bepalen dat [eisers] een voorschot dienen te voldoen voor de kosten van het verstrekken van inzage. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 194 Rv volgt verder dat alleen de noodzakelijke kosten in aanmerking komen voor vergoeding. De rechtbank zal [eisers] in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de door [gedaagden] gestelde noodzakelijke kosten van € 847,00 om aan het inzageverzoek van [eisers] te voldoen.

3.De beoordeling in de hoofzaak

3.1.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 27 augustus 2025 voor het nemen van een akte door [eisers] over de noodzakelijkheid van de door [gedaagden] te maken kosten van € 847,00 om aan het inzageverzoek van [eisers] te voldoen,
in de hoofdzaak
4.2.
houdt iedere verdere beslissing verder aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op
6 augustus 2025.
JV/PB