ECLI:NL:RBGEL:2025:6913

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
05.122719.25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor huiselijk geweld en bedreiging van zijn (ex-)partner

Op 11 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 27-jarige militair veroordeeld voor huiselijk geweld en bedreiging van zijn (ex-)partner. De verdachte is schuldig bevonden aan meermalen mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats tussen 27 oktober 2024 en 9 februari 2025, waarbij de verdachte zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld en bedreigd met woorden die duiden op ernstige geweldsbedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een affectieve en duurzame relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de kwalificatie van de feiten als mishandeling en bedreiging tegen een levensgezel versterkt. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 60 dagen gekregen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uur. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit €1.050,00 aan materiële schade en €1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een meldplicht bij de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-122719-25
Datum uitspraak : 11 augustus 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1997 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat in Heerenveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2024 tot en met 9 februari 2025 te [plaats] en/of Emmen en/of Bakkeveen en/of Marum en/of elders in Nederland, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] (telkens) heeft mishandeld
door meermalen
  • met kracht tegen de neus en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de arm(en) en/of de ribben en/of in de zij, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
  • met kracht tegen de benen en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of
  • die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of
  • die [slachtoffer] te duwen en/of aan het lichaam van die [slachtoffer] te trekken en/of
  • de keel van die [slachtoffer] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of te houden en/of
  • in de wang en/of de lip, althans in het gezicht van die [slachtoffer] te bijten;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 27
december 2024 te [plaats] en/of Emmen en/of Marum en/of elders in Nederland, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ “ik sloop jou hartstikke erg” en/of
(via WhatsApp, althans via sociale media)
  • "kom nog 1 keer in mijn buurt en ik sloop jou” en/of “ik breek al jou ribben” en/of
  • “ik kom eraan en sloop jou auto” en/of “ik kom eraan om jou te slopen” en/of
  • “als je hier komt dan beuk ik je ook in elkaar” en/of
  • “ik trap je in elkaar” en/of “ik breek alles van jou lichaam” en/of “ik ga lachen en jij gaat janken” en/of “paar ribben gekneusd” en/of
  • "ik had je harder moeten slaan",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
T.a.v feit 1
De militaire kamer ziet in het procesdossier en het verhandelde ter zitting geen wettig bewijs dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Voor wat betreft hetgeen verdachte overigens ten laste is gelegd, is hij een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 maart 2025, p. 18-21;
- het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [slachtoffer] van 10 april 2025, p. 25-32;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 33-34;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 38-39;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 43-44 (met bijlagen, p. 108-117);
- het radiologiebericht van 16 april 2025, p. 46;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juli 2025.
Aanvullende overweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat aangeefster ‘zijn levensgezel’ was.
De militaire kamer overweegt daarover het volgende.
Bij de beoordeling of sprake is van een levensgezel zijn de volgende aspecten van belang:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Doorslaggevend in het begrip levensgezel is dat de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid is. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tijdens de relatie zo goed als bij haar heeft gewoond.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij aangeefster verbleef toen hij vanwege een knieblessure op krukken liep. Zij hielp hem met de dingen die hij niet zelf kon doen. Daarna is hij bij haar blijven wonen. Ze deden samen boodschappen en hadden op een gegeven moment een gezamenlijke bankrekening. Hij had een sleutel van haar woning en zijn spullen – waaronder kleding, schoenen en de PlayStation – stonden in haar woning. Ze woonden niet officieel samen, maar verdachte heeft verklaard dat hij alleen in zijn eigen huis was als hij en aangeefster gedonder met elkaar hadden.
Gelet op het voorgaande stelt de militaire kamer vast dat tussen verdachte en aangeefster sprake is geweest van een affectieve en duurzame relatie, waarbij zij hebben samengewoond en waarbij sprake was van een relatie die vergelijkbaar was met een relatie zoals die tussen echtgenoten of geregistreerd partners. Daarmee is de militaire kamer van oordeel dat aangeefster kan worden aangemerkt als levensgezel.
T.a.v. feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 maart 2025, p. 18-21;
- het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [slachtoffer] van 10 april 2025, p. 25-32;
- het proces-verbaal bevindingen van 16 april 2025, p. 41-42 (met bijlagen, p. 88-106);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juli 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 27 oktober 2024 tot en met 9 februari 2025 te [plaats] en
/ofEmmen en
/ofBakkeveen en
/ofMarum en
/ofelders in Nederland
, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] (telkens) heeft mishandeld
door meermalen
  • met kracht tegen de neus en
  • met kracht tegen de benen
  • die [slachtoffer] op de grond te gooien en
  • die [slachtoffer] te duwen en
  • de keel van die [slachtoffer] vast te pakken en
  • in de wang en
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 9 december 2024 tot en met 27
december 2024 te [plaats] en
/ofEmmen en
/ofMarum en
/ofelders in Nederland
, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling
en/of waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- “
“ik sloop jou hartstikke erg” en/of
(via WhatsApp, althans via sociale media)
  • "kom nog 1 keer in mijn buurt en ik sloop jou” en
  • “ik kom eraan en sloop jou auto” en
  • “als je hier komt dan beuk ik je ook in elkaar” en
  • “ik trap je in elkaar” en
  • "ik had je harder moeten slaan",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
feit 2:
bedreiging met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in het rapport van 18 juli 2025 zijn geadviseerd (met uitzondering van het contactverbod), met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Voorts vordert de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen gevangenisstraf op te leggen voor een langere duur dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman wijst er eveneens op dat het psychosociaal functioneren en het voortzetten van de behandeling van verdachte niet alleen in zijn belang is, maar ook in het algemeen maatschappelijk belang.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij haar ook ernstig heeft bedreigd. Gedurende ruim vier maanden heeft hij zijn (ex-)partner meermaals mishandeld en meermalen bedreigd. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. De mishandelingen hebben meer dan eens plaatsgevonden in de eigen woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dat de feiten veel impact op haar hebben gemaakt blijkt uit de onderbouwing van de ingediende vordering tot schadevergoeding en de schriftelijke slachtofferverklaring.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 juni 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De militaire kamer heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 juli 2025. Hieruit volgt dat het middelengebruik, het psychosociaal functioneren en de partnerrelatie direct delictgerelateerd zijn. Tijdens de schorsing in onderhavige zaak is verdachte aangemeld bij de forensische polikliniek van de ggz, waar gewerkt zal gaan worden aan een delictanalyse en verdachte gaat de training ‘Grip op jezelf’ volgen om agressieregulatie vaardigheden aan te leren. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en adviseert bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod en een contactverbod met aangeefster.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, acht de militaire kamer een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend en geboden. De militaire kamer zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 60 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het reclasseringsadvies. In afwijking van de eis van de officier van justitie, zal de militaire kamer wel een contact- en locatieverbod aan verdachte opleggen. Uit het dossier blijkt dat verdachte een eerdere ex-partner lijkt te hebben gestalkt, hetgeen hij ter zitting heeft beaamd. en anderszins vervelend gedrag te hebben vertoond. Verdachte houdt zich momenteel aan een contact- en locatieverbod op grond van de schorsingsvoorwaarden. Omdat niet met voldoende zekerheid valt te voorzien dat verdachte zonder een verplichtend kader zich van contact met het slachtoffer zal onthouden – ook omdat zijn zus vlakbij het slachtoffer woont – acht de militaire kamer wat dat betreft een stok achter de deur noodzakelijk. De militaire kamer ziet geen aanleiding om dat op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering te doen, zoals verzocht door de benadeelde partij. Het contactverbod met aangeefster en het locatieverbod voor de straat waarin zij woont zal worden opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Voorts zal de militaire kamer aan verdachte een taakstraf van 120 uur opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat het van belang is dat de huidige behandeling geborgd blijft in de bijzondere voorwaarden.
De militaire kamer ziet eveneens de noodzaak dat de huidige behandeling – die in het kader van de schorsingsvoorwaarden is opgestart – ononderbroken wordt voortgezet in de bijzondere voorwaarden. De militaire kamer zal de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.050,00 aan materiële schade, bestaande uit:
  • kosten psychotherapeut € 600,00
  • toekomstige kosten psychotherapeut € 450,00
en € 1.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet de geestelijke schade maar enkel het lichamelijke letsel van benadeelde leidend dient te zijn voor de begroting van de immateriële schadeverzoeking, nu het geestelijk letsel niet is vastgesteld door een ter zake bevoegde en bekwame deskundige. De verdediging verzoekt de militaire kamer het immateriële deel van de vordering met 50% te matigen. Tevens verzoekt de verdediging om verdachte de mogelijkheid te geven het toe te wijzen bedrag in termijnen te voldoen.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De klachten zijn vastgesteld door een erkende psycho(sociale)therapeut en de benadeelde partij heeft de kosten die zij tot heden heeft gemaakt en nog zal moeten maken voldoende onderbouwd. Dat de psycho(sociale)therapeut niet BIG-geregistreerd is doet daar naar het oordeel van de militaire kamer niet aan af. De behandelaar heeft tenslotte geen stoornis vastgesteld, maar slechts geconstateerd dat sprake is van bepaalde klachten waarvoor de benadeelde partij therapiesessies volgt en nog zal gaan volgen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 1.050,00 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandelingen en de bedreigingen heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is zij door verdachte op andere wijze in de persoon aangetast. Zij is in therapie bij een psycho(sociale)therapeut voor concentratieproblemen, slaapproblemen, angstklachten en wantrouwen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 9 februari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De militaire kamer wijst het verzoek van de raadsman af het toegewezen bedrag in termijnen te mogen betalen, omdat zij daartoe geen aanleiding ziet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur
van 60 (zestig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat behandelen door de polikliniek van de GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start per direct en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte gedurende de proeftijd geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gedurende de proeftijd geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1994, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de [locatie] te [plaats] ;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.050,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.550,00 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechter, en Kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2025.
mr. Y.H.M. Marijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/25-001502, gesloten op 23 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.