Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.HELISA HOLDING B.V.,
2.
[gedaagde 2 in conv],
3.
[gedaagde 3 in conv],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie na deskundigenbericht van Mecus van 7 mei 2025
- de conclusie naar aanleiding van deskundigenbericht van [gedaagden] van 7 mei 2025
3.De verdere beoordeling
5.BEANTWOORDING VRAGEN
Welke gedragingen van Mecus, haar bestuurder, Helisa, [gedaagde 3 in conv] en/of aan hen gelieerde vennootschappen zijn u ter kennis gebracht of gekomen die tot een vermindering van de waarde van de aandelen hebben geleid? Wat is het effect van die gedragingen op de waarde van de aandelen geweest?
Bent u bijvoorbeeld gestuit op situaties vanaf 10 september 2019 waarin [gedaagde 2 in conv] corporate opportunities zijn ontnomen of anderszins sprake is geweest van winstderving door (rechts)handelingen van of met Helisa, [gedaagde 3 in conv] of aan hen gelieerde vennootschappen? In hoeverre heeft dit een negatieve impact gehad op de waarde van de aandelen?
Bent u bijvoorbeeld van mening dat doordat Mecus haar bestuurstaak heeft neergelegd en doordat medewerkers van [gedaagde 2 in conv] uit dienst zijn gegaan, dat [gedaagde 2 in conv] daardoor extra kosten heeft moeten maken om het vertrek van Mecus en de medewerkers in te lopen en dat de waarde van de aandelen in [gedaagde 2 in conv] daardoor is afgenomen?
DOG heeft naar eigen goeddunken gefactureerd zonder akkoord of melding en veelal geruime tijd na oplevering van het project. Deze facturen zijn door Helisa als bestuurder van [gedaagde 2 in conv] klakkeloos geaccepteerd. Hiermee is het gros van het resultaat van de projecten bij [gedaagde 2 in conv] weggehaald en naar ander vennootschappen geschoven waar [gedaagde 3 in conv] 100% eigenaar is.
Voorts heeft het bestuur van [gedaagde 2 in conv] niet ingegrepen om de vaste kosten te reduceren, waardoor de vennootschap verliesgevend werd.
Ten aanzien van de doorbelasting van de kosten zijn in de vorige hoofdstukken en hierboven reeds opmerkingen gemaakt en is aangegeven hoe deze in de waardeberekeningen zijn meegenomen.
De kostenstructuur van [gedaagde 2 in conv] is na de afronding van de meeste projecten vanaf 2021 wel degelijk verlaagd. Zo zijn en geen huisvestingskosten, autokosten en zeer beperkte verkoopkosten meer. De nog aanwezige personeelskosten worden doorbelast, daar staan dus inkomsten tegenover van dezelfde omvang. Het lijkt logisch om de onderneming op een ‘laag pitje’ voort te zetten teneinde de kans te hebben de nog aanwezig zijnde projecten tot een afronding te brengen.
De activiteiten van [gedaagde 2 in conv] zijn na het opzeggen van de managementovereenkomst, het uitschrijven als bestuurder en het opzeggen van de project managementovereenkomst voor Mecus goeddeels buiten beeld gebleven. Ook bij de aandeelhoudersvergaderingen werd over de toekomstperspectieven aan Mecus geen duidelijkheid gegeven.
[gedaagde 2 in conv] heeft samen met een andere ontwikkelaar het project Thuvine in Duiven geacquireerd maar dit project naar een andere vennootschap doorgezet waarvan Mecus geen aandeelhouder is. Daarna zijn er (al dan niet in samenwerking) projecten in Overasselt, Boxmeer en Alverna geacquireerd waarvan Mecus alleen via social media heeft kunnen vernemen.
Mecus heeft geen zicht op hoe de projecten die nog in [gedaagde 2 in conv] zaten (Ledeacker en Herveld) er voorstaan.
Helisa heeft verzuimd om de vaste kostenstructuur van de vennootschap aan te passen aan de lopende werkzaamheden.
Partijen zijn overeengekomen dat er na het vertrek van Mecus geen nieuwe projecten binnen [gedaagde 2 in conv] zouden worden gestart en dat de werkzaamheden van [gedaagde 2 in conv] zich dus zouden richten op de afwikkeling van de projecten die in september 2019 aanwezig waren. Het project Thuvine in Duiven en de projecten in Overasselt, Boxmeer en Alverna staan in september 2019 niet op de projectenlijst en dienen dus niet in de waardeberekening te worden betrokken. Dat is in onderhavige berekeningen dan ook niet gebeurd.
Ten aanzien van de verlaging van de kostenstructuur van [gedaagde 2 in conv] is bij het vorige punt een opmerking gemaakt.
Partijen waren overeengekomen dat Mecus (en de projectontwikkelaars) op basis van inhuur bij de projecten betrokken zouden blijven om zo de verder ontwikkeling van de projecten doorgang te laten vinden. Door de verslechterende onderlinge verstandhouding is dit niet mogelijk gebleken. Partijen verschillen van mening over wat de exacte reden is dat deze afspraak strandde. Daarna is Mecus niet meer bij de projecten betrokken geweest en heeft [gedaagde 2 in conv] mensen ingehuurd om deze werkzaamheden uit te voeren. Bij de waardeberekening is het minder van belang wie er wordt ingehuurd om de werkzaamheden uit te voeren, als de kosten maar redelijk zijn en onderdeel zijn van de waardeberekening.
Partijen verschillen van mening over of het terecht is dat Mecus de projecten Maasbommel en Het wapen van Bemmel uiteindelijk buiten [gedaagde 2 in conv] heeft ontwikkeld. Mecus heeft verklaringen van de eigenaren van deze projecten overlegd waarin de eigenaren verklaren dat zij de ontwikkeling met Mecus wensten uit te voeren en na het vertrek van Mecus bij [gedaagde 2 in conv] deze projecten dus niet bij [gedaagde 2 in conv] zouden zijn uitgevoerd. De projecten hangen dus sterk aan Mecus In de waardeberekening van [gedaagde 2 in conv] hebben deze projecten geen rol gespeeld.
Daar staat tegenover dat uit het deskundigenrapport ook volgt dat Mecus twee projecten heeft meegenomen (Wapen van Bemmel en Maasbommel) en dat [gedaagden] gemotiveerd heeft betoogd dat ook gespecialiseerde werknemers met Mecus zijn vertrokken. Dit is ook van invloed geweest op de waardedaling van de onderneming. Al met al is er dan aanleiding om de billijke verhoging vast te stellen op 50% van de door de deskundige vastgestelde waardedaling, oftewel € 32.500,00.