ECLI:NL:RBGEL:2025:6992

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
297348-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed

Op 11 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een fataal verkeersongeval op de A12. De verdachte, geboren in 1993, reed op 8 november 2023 met een snelheid van minimaal 225 km/uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 90 km/uur was. Hij was onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,44 milligram per milliliter bloed. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte vrijgesproken van doodslag, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een verkeersongeval waarbij een inzittende van een andere auto, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een rijontzegging van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de nabestaanden en de noodzaak van reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/297348-23
Datum uitspraak : 11 augustus 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment uit andere hoofde gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 8 november 2023 te Ede [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op de A12 met de linkerwielen van zijn voertuig op rijstrook 2 te rijden en/of
met de rechterwielen van zijn voertuig op rijstrook 3 te rijden en/of te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 90 km/uur, namelijk met een snelheid van (ongeveer) minimaal 225 km/uur en/of (vervolgens) (met onverminderde snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een voor hem uit rijdend motorrijtuig (personenauto merk: Ford);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2023 te Ede als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk: Mercedes), daarmee rijdende op de weg, de A12, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de linkerwielen van zijn voertuig over rijstrook 2 reden en/of de rechterwielen van zijn voertuig over rijstrook 3 reden,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 225 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 90 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de A12) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( met onverminderde snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem uit rijdend motorrijtuig (personenauto merk: Ford) ten gevolge waarvan de inzittende van voornoemd motorrijtuig is overleden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer] ), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede
lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2023 te Ede als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A12, terwijl de linkerwielen van zijn voertuig over rijstrook 2 reden en/of de rechterwielen van zijn voertuig over rijstrook 3 reden,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 225 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 90 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de A12) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( met onverminderde snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem uit rijdend motorrijtuig (personenauto merk: Ford) ten gevolge waarvan de inzittende van voornoemd motorrijtuig is overleden, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
feit 2
hij op of omstreeks 8 november 2023 te Ede, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,44 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2023 te Ede als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair tenlastegelegde onder feit 1, nu niet bewezen kan worden dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2. Daarbij heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde gesteld dat verdachte schuld aan het verkeersongeval heeft, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994), in die zin dat sprake is van roekeloos rijgedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 1, nu niet kan worden bewezen dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet. De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op een verkeersongeval met dodelijke afloop, en als deze aanmerkelijke kans al aanwezig was, verdachte deze aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 november 2023 omstreeks 00:25 uur heeft er op de A12 in de gemeente Ede een verkeersongeval plaatsgevonden. Daarbij waren de bestuurder van een personenauto van het merk Ford met het kenteken [kenteken 1] en de bestuurder van een personenauto van het merk Mercedes met het kenteken [kenteken 2] betrokken. De bestuurder van de Ford is door het verkeersongeval overleden. [2] Blijkens het schouwverslag is [slachtoffer] ter plaatse overleden. [3]
Voorafgaand aan het verkeersongeval reed de Ford voor de Mercedes. Tijdens de aanrijding reed de Mercedes zeer waarschijnlijk met de rechterwielen op rijstrook 3 en met de linkerwielen op rijstrook 2. De bestuurder van de Mercedes is tegen de achter-/linkerzijde van de Ford gebotst.
Uit beide uitloopafstanden en voertuigschades bleek dat de Mercedes met een (zeer) hoge snelheid tegen de Ford was gebotst. De Ford was ongeveer 114 meter voorbij de plaats van de aanrijding tegen de vangrail tot stilstand gekomen. De voorzijde van de Ford stond in tegenovergestelde richting als zijn oorspronkelijke rijrichting. De Mercedes was ongeveer 359 meter voorbij de plaats van de aanrijding, op het dak, op de vluchtstrook tot stilstand gekomen. De linkerzijde van de Ford was bijna volledig opengescheurd door de aanrijding met de Mercedes.
De snelheid waarmee beide voertuigen reden, is op basis van de verschillende beschikbare data berekend. De snelheid van de Mercedes is allereerst berekend op basis van de data van de wegkantsystemen. Van 00:24:00:00 uur tot 00:25:00 uur waren er twee voertuigen rijdende op rijstrook 2 en passeerden daar het wegkantsysteem ter hoogte van 107,6. De gemiddelde snelheid van deze twee voertuigen was 165 km per uur. Van 00:24:00 uur tot 00:25:00 uur passeerden twee voertuigen het wegkantsysteem ter hoogte van hectometerpaal (hierna: hmp) 107,7. De gemiddelde snelheid van deze twee voertuigen was 173 km per uur. Het wegkantsysteem ter hoogte van hmp 107,7 registreerde ook de spreiding in snelheid. Op basis daarvan kon worden berekend dat het ene voertuig een snelheid had van 120,5 km per uur en het andere voertuig een snelheid had van 225,5 km per uur. De laatstgenoemde snelheid kan hierbij worden toegeschreven aan de Mercedes. Uit de GPS-data van het navigatiesysteem van de Ford bleek dat de Ford ter hoogte van hmp 107,7 met een snelheid reed van ongeveer 88 km per uur. Uit de GPS-data van het navigatiesysteem van de Ford bleek ook dat de Ford ter hoogte van hmp 107,7 op rijstrook 3 reed en niet op rijstrook 2 zoals de Mercedes en het andere voertuig.
Op basis van de verkregen videobeelden van het verkeersongeval is een indicatieve gemiddelde snelheid van de Mercedes bepaald. Uit de berekeningen bleek dat de bestuurder van de Mercedes reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 226 km per uur en maximaal 243 km per uur. Dit resultaat paste in voldoende mate bij de snelheid van de Mercedes van 225,5 km per uur die op basis van de data van het wegkantsysteem is bepaald. Op dezelfde manier is op basis van de verkregen videobeelden van het verkeersongeval een indicatieve gemiddelde snelheid van de Ford bepaald. Uit de berekeningen bleek dat de bestuurder van de Ford reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 88 km per uur en maximaal 95 km per uur. Dit resultaat past in voldoende mate bij de snelheid van de Ford zoals gelogd in de data van het SYNC3 infotainment- en navigatiesysteem van het voertuig.
Tijdens het verkeersongeval stonden er snelheidsverlagende maatregelen op de matrixsignaalgevers voor en na de plaats van het verkeersongeval. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 90 km per uur in verband met wegwerkzaamheden. De bestuurders van de voertuigen waren twee portalen met matrixsignaalgevers gepasseerd waarop deze maximumsnelheid werd weergegeven. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat zij voor het eerst contact maakte met verdachte op 8 november 2023 om 00:40 uur. Zij nam waar dat de adem van verdachte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook. De verbalisant zag dat verdachte bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Verdachte moest steeds een stapje zetten om niet te vallen.
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op 8 november 2023 omstreeks 00:25 uur. Om 04:00 uur is bloed afgenomen bij verdachte. [5] Het bloedalcoholgehalte was 1,44 milligram alcohol per milliliter bloed, terwijl 0,50 milligram alcohol per milliliter bloed de maximaal toegestane hoeveelheid is. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder van de Mercedes was. Verdachte was samen met een vriend, [naam] , op bezoek bij een andere vriend in Ede. Verdachte dronk een paar drankjes met zijn vrienden en is later onder invloed in de auto gestapt. Verdachte herinnert zich niets van het ongeval, enkel dat hij vonken zag. Het volgende moment lag de auto op zijn kop en klom hij uit de auto. [7]
feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de nacht van 8 november 2023 met een snelheid van minstens 225 km per uur reed op een snelweg waar op dat moment vanwege wegwerkzaamheden een maximumsnelheid gold van 90 km per uur. Deze maximumsnelheid was aangegeven op matrixborden naast de snelweg. Dit betekent dat verdachte de maximumsnelheid met minimaal 135 km per uur overschreed. Ook was verdachte onder invloed en had hij bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol gedronken. Verdachte reed ten tijde van het ongeval met twee wielen op rijstrook 2 en met twee wielen op rijstrook 3 en raakte op dat moment de auto van [slachtoffer] .
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd, met andere woorden: of, en zo ja, welk strafbaar feit verdachte heeft begaan.
Vrijspraak van de primair ten laste gelegde doodslag
Voor een bewezenverklaring van doodslag, zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat de dader opzet had op het intreden van de dood van het slachtoffer. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ‘vol’ opzet had en dus de intentie had om een dodelijk ongeval te veroorzaken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad om een dodelijk ongeval te veroorzaken. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat de kans dat verdachte door zijn rijgedrag een dodelijk verkeersongeval zou veroorzaken, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was. Immers reed verdachte onder invloed met zeer hoge snelheid op een snelweg waar de maximumsnelheid juist was verlaagd wegens wegwerkzaamheden. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de hiervoor genoemde aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding bewust heeft aanvaard. Uit de verklaringen van verdachte en de rest van het dossier kunnen te weinig concrete gedragingen worden afgeleid die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het fatale gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat van een dergelijke bewuste aanvaarding sprake was.
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag.
Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1
De rechtbank stelt allereerst vast dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Doordat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 90 km per uur, en hij met twee wielen op rijbaan 2 en met twee wielen op rijbaan 3 reed, is hij met het voertuig waar [slachtoffer] in reed in botsing gekomen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich bij dit ongeval zodanig heeft gedragen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bovendien verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloos geldt als de zwaarste vorm van schuld. De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW. Van roekeloosheid is sprake wanneer zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175, tweede lid WVW bepaald dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid WVW kan worden aangemerkt.
Om vast te kunnen stellen dat het verkeersgedrag van verdachte voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW, moet de rechtbank beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid met minimaal 135 km per uur heeft overschreden. Verdachte heeft daarbij kennelijk geen acht geslagen op de matrixborden, waarop werd aangegeven dat vanwege wegwerkzaamheden een maximumsnelheid van 90 km per uur gold. Hij heeft daardoor ook geen rekening gehouden met verkeersdeelnemers, zoals [slachtoffer] , die zich wel aan de maximumsnelheid hielden en dus veel langzamer reden dan verdachte deed. Daarbij komt dat verdachte onder invloed van bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol de auto bestuurde. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin hij onder invloed van alcohol de auto is gaan besturen. Verdachte heeft immers bewust de keuze gemaakt om een auto te besturen, wetende dat hij te veel alcohol had gedronken, en vervolgens heeft verdachte ook bewust de keuze gemaakt om de geconstateerde uitzonderlijk hoge snelheid te gaan rijden. De hiervoor genoemde gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een opzettelijke schending van de verkeersregels.
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder onder invloed van alcohol het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Bovendien heeft dit gevaar zich in dit geval verwezenlijkt. Verdachte heeft daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht daarom bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en het leven van anderen te duchten was.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid, zoals subsidiair ten laste is gelegd onder feit 1.
feit 2 (primair)
Vast staat dat verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed was van alcohol. Het bloedalcoholgehalte betrof na onderzoek 1,44 milligram alcohol per milliliter bloed. Verdachte heeft aldus gereden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde onder feit 2.
Eendaadse samenloop
De rechtbank neemt voor feit 1 (subsidiair) en feit 2 (primair) eendaadse samenloop aan. De in die feiten bewezenverklaarde handelingen en feitelijkheden die kort weergegeven zien op het onder invloed van alcohol op de weg veroorzaken van een verkeersongeval, leveren in die mate een zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte van die handelingen en feitelijkheden (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid. Bij de bepaling van de hoogte van de straf zal hiermee rekening worden gehouden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 (subsidiair) en feit 2 (primair) tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 (subsidiair)
hij op
of omstreeks8 november 2023 te Ede als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk: Mercedes), daarmee rijdende op de weg, de A12, roekeloos,
althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de linkerwielen van zijn voertuig over rijstrook 2 reden en
/ofde rechterwielen van zijn voertuig over rijstrook 3 reden,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 225 km/uur, althans met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 90 km/uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de A12) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- ( met onverminderde snelheid) is gebotst tegen,
althans in aanrijding gekomen meteen voor hem uit rijdend motorrijtuig (personenauto merk: Ford) ten gevolge waarvan de inzittende van voornoemd motorrijtuig is overleden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer] ), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede
lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2 (primair)
hij op
of omstreeks8 november 2023 te Ede, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,44 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet;
en
feit 2:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsadvies van 16 juli 2025 worden verbonden. Daarnaast dient aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren te worden opgelegd. Tot slot is gevorderd dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden wordt bevolen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte veel strafrechtelijke documentatie heeft, maar weinig daarvan ziet op verkeersfeiten. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte inziet dat hij hulp dient te krijgen. Verdachte is bereid om deze hulp aan te nemen en de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsadvies van 16 juli 2025 te ondergaan. De raadsvrouw heeft ten slotte betoogd om een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen, om meer body te kunnen geven aan de uitvoering van de bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in de nacht van 8 november 2023 als bestuurder van een personenauto met zijn roekeloos rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg daarvan is het slachtoffer, [slachtoffer] , op jonge leeftijd komen te overlijden. Verdachte heeft de maximumsnelheid fors overgeschreden en bleek daarnaast fors onder invloed van alcohol te zijn. Met zijn handelen heeft verdachte het leven van zijn medeweggebruikers, en dat van [slachtoffer] in het bijzonder, op een onacceptabele manier in de waagschaal gesteld, met fataal gevolg. Dit rijgedrag en de daaruit voortvloeiende gevolgen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft met zijn handelen groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht aan de familie en overige nabestaanden van [slachtoffer] . Het gemis van [slachtoffer] is ter zitting op indrukwekkende wijze door zijn moeder, opa en oma verwoord. Gelet op de ernst en de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten en de verwijtbare omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden, is een straf zonder meer gerechtvaardigd. De rechtbank realiseert zich evenwel dat geen enkele straf recht kan doen aan het gemis dat de nabestaanden van [slachtoffer] hun leven lang zullen ervaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 25 juni 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel heeft verdachte wegens snelheidsovertredingen tweemaal een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid van een aantal maanden opgelegd gekregen.
Uit het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 16 juli 2025 blijkt dat
verdachte een uitgebreid delictverleden kent waarbij de reclassering een delictpatroon van in ieder geval vermogensdelicten kan vaststellen. Daarnaast kwam verdachte de afgelopen periode ook vaker in beeld vanwege geweldsgerelateerde strafbare feiten. Dit duidt op een beginnend delictpatroon. Het alcoholgebruik tijdens de avond van onderhavige feiten is van directe invloed geweest op het delictgedrag. Indirect speelde hierbij een negatief sociaal netwerk en problemen in zijn familiesituatie een rol. Het reclasseringsonderzoek heeft uitgewezen dat er momenteel sprake is van een ‘multiproblem-casus’ waarbij alle onderzochte leefgebieden een risicofactor vormen voor toekomstig delictgedrag. De geconstateerde delictpatronen staan in verband met deze probleemgebieden, waarbij de reclassering ook verband ziet met de Roma-cultuur waarin verdachte zich bevindt. Dit maakt dat de reclassering justitieel ingrijpen noodzakelijk acht om tot een gedragsverandering te komen. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven graag hulp te willen en erkent de problemen in zijn leven. Dit maakt dat zijn meewerkende houding een potentieel beschermende factor kan vormen, mits hij zich na detentie blijft houden aan de afspraken. Verdachte dronk overmatig veel alcohol voor zijn detentie. Vanuit het uitgevoerde diagnostische onderzoek van Tactus d.d. 3 juli 2025 is er een alcoholverslaving in remissie (sinds maart 2025) vastgesteld. Het diagnostisch onderzoek vanuit Tactus heeft daarnaast vastgesteld dat er sprake is van PTSS als gevolg van de onderhavige feiten. Dit heeft een rol gespeeld in de teloorgang van verdachte in de afgelopen periode. Ondanks dat de reclassering niet alle problemen direct kan verbinden aan onderhavig delictgedrag, acht zij justitieel ingrijpen op vrijwel alle leefgebieden geïndiceerd. Rekening houdend met de geconstateerde delictpatronen en de ernst van onderhavige feiten, adviseert de reclassering een uitgebreid plan van aanpak. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden/ Leefstijltraining, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering adviseert tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. De rechtbank neemt dit advies over.
Alles overwegende acht de rechtbank dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar opleggen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank alle bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 16 juli 2025. De rechtbank is, gelet op het reclasseringsrapport, van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Tot slot legt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 5 jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren;
  • bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten één jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (088-8041401). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Indien dit lopende het reclasseringstoezicht noodzakelijk wordt geacht, verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa) en/of leefstijltraining te bepalen door de reclassering. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer of begeleider;
Verdachte zich laat behandelen door forensische polikliniek Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Verdachte zich laat behandelen door verslavingszorg Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Indien verdachte zijn huisvesting verliest en er – na beoordeling van de reclassering – geen alternatieve passende huisvesting beschikbaar is, dan verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, bij voorkeur een betaalde baan, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023517323, gesloten op 10 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal FO verkeer, p. 173.
3.Schouwverslag, p. 1-2.
4.Proces-verbaal FO verkeer, p. 173- 178 en 180.
5.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 44-45.
6.Rapport Alcohol en drugs in het verkeer, p. 50-51.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2025.