ECLI:NL:RBGEL:2025:7010

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11450868 \ CV EXPL 24-10143
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil tussen autobedrijven over garantie en betaling factuur voor herstelwerkzaamheden aan auto

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee autobedrijven over herstelwerkzaamheden aan een auto. Eiser, een eenmanszaak die zich bezighoudt met de verkoop en reparatie van auto’s, heeft in opdracht van gedaagde, die gebruikte auto’s verkoopt, een gereviseerde motor in een BMW geplaatst. Na enkele maanden vertoonde de auto motorproblemen, waarna eiser een garantieclaim indiende bij de leverancier van de motor, die deze afwees. Eiser en gedaagde hebben vervolgens contact gehad over de kosten van een expertise-onderzoek, waarbij gedaagde heeft aangegeven de helft van de kosten te willen betalen. Eiser heeft uiteindelijk een factuur gestuurd voor de herstelwerkzaamheden, maar gedaagde heeft deze niet betaald. Eiser vordert nu betaling van het openstaande bedrag, terwijl gedaagde betwist dat er een nieuwe overeenkomst is gesloten en stelt dat eiser tekortgeschoten is in de nakoming van de eerdere overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er bewijs geleverd moet worden over de vraag of er een garantie is overeengekomen en welke voorwaarden daarbij gelden. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11450868 \ CV EXPL 24-10143
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] , HODN [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.C.J. Jacobs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 februari 2025
- de akte na conclusie van antwoord, tevens houdende een nadere productie, namens [eiser]
- de antwoordakte namens [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert de eenmanszaak ‘ [bedrijf 1] ’. Hij handelt in en repareert personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
De activiteiten van [gedaagde] bestaan met name uit de verkoop van gebruikte auto’s.
2.3.
In september 2022 heeft [eiser] in opdracht van [gedaagde] in verband met motorproblematiek aan een auto (een BMW 535i met [kenteken] , hierna: de auto) een gereviseerde motor in de auto geplaatst. [gedaagde] heeft de auto daarna verkocht aan een klant. Leverancier van de gereviseerde motor was [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). De factuur voor de werkzaamheden van [eiser] bedroeg € 9.189,07.
2.4.
In augustus 2023 is de auto met motorproblemen gestrand en hebben [eiser] en [gedaagde] daarover contact gehad. De auto is weggesleept naar [eiser] , die vervolgens contact heeft opgenomen met [bedrijf 2] en een garantieclaim heeft ingediend.
2.5.
In haar rapport d.d. 18 september 2023 heeft [bedrijf 2] geconcludeerd dat de motorschade niet veroorzaakt is door een mechanisch gebrek van de motor, maar door een extern probleem. Daarom heeft zij de garantieclaim van [eiser] afgewezen.
2.6.
[eiser] heeft daarna - in overleg met [gedaagde] - contact opgenomen met [bedrijf 3] voor een expertise-onderzoek. Hij heeft hiervoor op 9 oktober 2023 een offerte van [bedrijf 3] ontvangen voor een bedrag van € 695,00 exclusief btw. Nadat [eiser] deze e-mail had doorgestuurd naar [gedaagde] heeft [naam 1] (directeur-eigenaar van [gedaagde] , hierna: [naam 1] ) daarop gereageerd met “Regel maar gauw. Allebei de helft?”. De reactie van [eiser] hierop was: “Ja goed.”
2.7.
[eiser] heeft vervolgens de opdracht voor een expertise-onderzoek aan [bedrijf 3] gegeven. De opdracht luidde als volgt:
“(…) Zoals in het eerdere bericht hebben wij bij [bedrijf 2] een gereviseerde motor aangeschaft ter waarde van 4750,- euro met een garantieperiode van 12 maanden. Nu is deze motor helaas weer stuk gegaan binnen 12 maanden en 20.000 kilometer verder. Toen wij de motor kregen aangeleverd stond de distributieketting al niet op tijd waardoor de motor niet wou aanslaan, we hebben dat aangegeven bij [naam 2] (medewerker van [bedrijf 2] ) en die heeft ons de opdracht gegeven om de distributieketting goed te zetten. Wij konden hier ook een factuur sturen voor onze gewerkte uren. We moesten echter wel wat zegelingen verbreken om dit probleem op te lossen. [naam 2] gaf aan dat dit geen probleem was en dat de garantievoorwaarden van kracht bleven. Nu zijn we helaas 11 maanden verder en is de motor kapot gelopen door een verkeerde verbranding van de motor. [bedrijf 2] heeft zelf een expertise gedaan op de motor en gaf aan dat de garantieclaim wordt afgewezen ivm slechte verbranding waarschijnlijk door een aanbouwdeel van de motor. Echter geloven wij dit niet aangezien de motor destijds al niet goed op tijd stond. We zouden graag door jullie een expertise willen laten uitvoeren of dit echt het geval is. We zouden daarvoor ook graag een offerte willen ontvangen. Het gaat om een BMW 5-Series uit het bouwjaar 2010. [kenteken] .”
2.8.
[bedrijf 3] heeft de motor op 19 oktober 2023 onderzocht. In haar rapport d.d.
7 november 2023 heeft zij geconcludeerd:
“(…) De door ons geconstateerde beschadigingen aan de motor zijn ontstaan door een smeergebrek. Als gevolg hiervan kon onvoldoende smering en koeling worden gerealiseerd. Hierdoor is er vervolgens metallisch contact opgetreden tussen de draaiende delen, met de door ons geconstateerde motorschade als gevolg.
Tijdens ons onderzoek constateerden wij geen technische gebreken aan het smeersysteem van de motor. Het smeergebrek is het gevolg van een kwaliteitsafname en veroudering van de motorolie. Het verversingstermijn van de motorolie bedraagt 2 jaar of 30.000 kilometer. Hieruit concluderen wij dat de motorolie vroegtijdig vervuild is geraakt door een externe factor, dit verklaart ook de vervuiling van het overmatige aangetroffen roet in de verbrandingsruimtes. Door de kwaliteitsafname van de motorolie zijn de smerende eigenschappen dermate afgenomen dat de koelende en smerende werking ontoereikend is geweest.”
2.9.
Op 9 november 2023 hebben partijen, tijdens een feestje/barbecue, met elkaar overleg gevoerd over de auto. [eiser] heeft vervolgens herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de auto.
2.10.
Op 20 december 2023 heeft [naam 1] het volgende WhatsApp-spraakbericht aan [eiser] gestuurd: [1]
“(…) Ik begrijp anderzijds ook wel dat dit, eh, dat deze kwestie opgelost moet worden en dat we dit niet moeten blijven uitstellen.
Eh, alleen om nu nog die kant uit te komen zie ik ook nog slecht zitten.
Dus mijn vraag aan jou is of je even de factuur, ehm, en jouw, en die helft dan, wat jij dan bedoelt, even naar eh mij wil WhatsAppen en dan, eh, bel ik jou morgenochtend op.
Uurtje of elf, want ik heb eerst een afspraak, en dan proberen we het af te kaarten.
Dus het is echt niet dat ik het voor me uit probeer te schuiven, want eh, wat eh, wat moet dat moet.
Maar stuur het eventjes, dan eh, kijk ik ernaar en dan proberen we het morgen af te kaarten.
Dus dan moet je mij even een opzet sturen.
Mag ook morgen als je er nu geen zin meer an hebt, weet ik veel.
Maar in ieder geval wel dat we dat eh dat het morgen wel gelukt is.
Dat we dat in ieder geval proberen.
En dan, eh, dat we er dan van af zijn.(…)”
2.11.
[eiser] heeft op 15 december 2023 een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 5.055,83. Op deze factuur is een minbedrag opgenomen van € 4.178,38 met als omschrijving ‘volgens afspraak 50/50’.
2.12.
[naam 1] heeft op 21 december 2023 het volgende WhatsApp-bericht aan [eiser] gestuurd:
“Dank voor je bericht en het sturen van de factuur.
We hebben al reeds een gesprek gehad over deze kwestie waarin we van gedachten hebben gewisseld. Hierin heb ik aangegeven dat ik 2500,- mee wilde betalen gezien het feit dat we een prima verstandhouding hebben. Ik heb er tevens bij verteld dat het me eigenlijk totaal tegen de borst stuit en tegen alle logica in gaat. We hebben een klein jaar geleden ruim 11.000,- in deze auto gestoken en expliciet gekozen op jouw advies voor een nieuwe motor. Nog geen jaar later en een geringe kilometerstand verder loopt de motor weer kapot. Je geeft aan dat dit pech is en kan gebeuren en waarschijnlijk het gevolg is van een effect van buitenaf. Hier zijn we het totaal niet mee eens, althans dat de verantwoordelijkheid weer voor een gedeelte bij ons komt liggen. Als wij een defecte auto brengen en deze pittige kosten ermee gemoeid gaan mogen we verwachten dat de oorzaak ook aangepakt wordt. Anders heeft het hele herstel weinig zin natuurlijk. Het probleem wat de motor nu had, was weer dezelfde als waar wij hem een jaar geleden voor bij je gebracht hebben. De realiteit is dat eenieder waarvoor je deze herstelling had uitgevoerd nimmer nogmaals meebetaald zou hebben om binnen een geringe tijd wederom de motor te vervangen. Dit neemt niet weg dat ik wel begrijp dat dit een hele vervelende kwestie is voor jullie! Ik baal daar ook enorm van want dat gunnen we niemand. Echter kan het niet zo zijn dat wij als klant weer de dupe zouden moeten zijn van iets waar we niets aan kunnen doen. Gezien het feit dat we zoals eerder genoemd een prima verstandhouding hebben en het menselijke in me toch ook aangeeft wat mee te willen doen heb ik 2500,- aangeboden. Nadat ik dit aanbod meer overdenk kom ik steeds tot de conclusie dat dit een heel fair aanbod is! Gezien de situatie is ons aanbod iets uit vrije wil en uit fatsoen en niet uit een plicht of verantwoordelijkheid. Nogmaals vermoed ik dat ieder ander de grote verwachting had gehad op kosteloos herstel wat ook op zijn plaats is.
Met klem wil ik benadrukken dat bovenstaande niet is om je dwars te liggen of iets in die richting. Dat blijkt denk ik ook uit mijn aanbod van 2500,- waartoe we nogmaals niet verplicht zijn. Deze staat overigens nog wel, ik wil dit zoals besproken betalen. Wel onder voorwaarde dat je er ook het voordeel of de schappelijkheid van in ziet. Indien je dat niet ziet en er per definitie niet blij mee bent trek ik het in, dat zou namelijk voor ons gevoel dan erg weggegooid geld zijn. Als je je er namelijk niet mee gesteund voelt heeft het voor ons ook geen zin om die bijdrage te leveren.
Ik hoor je graag, mocht je erin mee kunnen gaan ontvang ik graag een factuur van bovengenoemd bedrag welke we dan op zeer korte termijn overmaken zullen.(…)”
2.13.
In opdracht van de verzekeraar van [eiser] heeft [bedrijf 3] een (aanvullende) rapportage opgesteld met betrekking tot de auto. In deze rapportage d.d. 21 december 2023 staat:
“(…)
6.CONCLUSIE / RESUMÉ
De door ons geconstateerde beschadigingen aan de motor zijn ontstaan door een smeergebrek. Als gevolg hiervan kon onvoldoende smering en koeling worden gerealiseerd. Hierdoor is er vervolgens metallisch contact opgetreden tussen de draaiende delen, met de door ons geconstateerde motorschade als gevolg.
Tijdens ons onderzoek constateerden wij geen technische gebreken aan het smeersysteem van de motor. Het smeergebrek is het gevolg van een kwaliteitsafname en veroudering van de motorolie. Het verversingstermijn van de motorolie bedraagt 2 jaar of 30.000 kilometer. Hieruit concluderen wij dat de motorolie vroegtijdig vervuild is geraakt door een externe factor. Dit verklaart ook de vervuiling van het overmatige aangetroffen roet in de verbrandingsruimtes. Door de kwaliteitsafname van de motorolie zijn de smerende eigenschappen dermate afgenomen, dat de koelende en smerende werking ontoereikend is geweest. Tevens sluiten wij het presteren van de motor met een te kort aan motorolie niet uit. Het schadebeeld duidt op een gebrekkige smering, waarbij wij geen feiten aantroffen, welke duiden op een montage en/of revisie fout.
Wij hebben geen feitelijk aantoonbare sleutel en/of handelingsfout van uw verzekerde vastgesteld. Het voertuig heft na het eerste herstel circa 11 maanden gereden, waarbij 19.461 kilometer werd afgelegd. Er zijn door uw verzekerde na ons bezoek diverse controles aan verschillende onderdelen uitgevoerd.
Geen van de controles hebben geleid tot het inzichtelijk krijgen van een exacte schade oorzaak.

7.HERSTEL

Voor een deugdelijk herstel dient de complete motor wederom te worden gereviseerd en/of compleet te worden vervangen.
Tijdens ons bezoek aan uw verzekerde was men al bezig een andere gereviseerde motor inbouw klaar te maken.
Gelet op de oorspronkelijke werkzaamheden is er sprake van het volledig herleven van de oorspronkelijke werkzaamheden (100% herlevering).”
2.14.
[eiser] heeft op 16 januari 2024 een nieuwe factuur aan [gedaagde] gestuurd waarin de korting van 50% niet meer is meegenomen. Deze factuur bedroeg € 10.275,03.
2.15.
Op 6 februari 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] een sommatie aan [gedaagde] gestuurd in verband met de betaling van de factuur van € 10.275,03. Vervolgens heeft correspondentie tussen de gemachtigden plaatsgevonden. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
Een bedrag van € 8.491,76 exclusief btw.
De wettelijke handelsrente over het onder 1. vermelde bedrag vanaf 21 februari 2024, althans vanaf de datum van de dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening.
Een bedrag van € 967,50 aan buitengerechtelijke incassokosten.
De proceskosten, te vermeerderen met de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing stelt [eiser] primair dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen met betrekking tot werkzaamheden aan/herstel van een auto (vervanging van de motor) en dat [gedaagde] niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. [eiser] vordert thans nakoming van die overeenkomst. Subsidiair stelt hij dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. [gedaagde] moet daarom de schade van [eiser] vergoeden, waarbij de schade volgens [eiser] gelijk is aan het gefactureerde bedrag.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] betwist dat sprake is geweest van een (nieuwe) overeenkomst tussen partijen. Volgens haar is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van een eerdere overeenkomst tussen partijen (gesloten in september 2022) en heeft [eiser] hiervoor zijn verantwoordelijkheid tot kosteloos herstel genomen. Daarnaast vindt [gedaagde] het gevorderde bedrag geen redelijke prijs voor de in de gegeven omstandigheden verrichte werkzaamheden. Verder betwist zij dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Bovendien is deze grondslag niet nader uitgewerkt door [eiser] , aldus [gedaagde] . Tot slot maakt [gedaagde] bezwaar tegen de gevorderde wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of sprake is van een overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
4.2.
Voor een overeenkomst is vereist dat sprake is van aanbod en aanvaarding. Partijen hebben jarenlang zaken met elkaar gedaan en [eiser] heeft regelmatig reparatieklussen voor [gedaagde] uitgevoerd. Vast staat dat [gedaagde] een door haar aan een klant verkochte auto in augustus 2023 heeft laten afslepen naar [eiser] , dat partijen contact hebben gehad over die auto en dat [eiser] daaraan vervolgens herstelwerkzaamheden heeft verricht. Het kan niet anders dan dat dit is gebeurd op basis van een (zakelijke) overeenkomst tussen partijen. De discussie tussen partijen ziet op de vraag of partijen in augustus 2023 een nieuwe overeenkomst hebben gesloten of dat de door [eiser] nadien verrichte herstelwerkzaamheden voortvloeien uit de eerder, in september 2022, door partijen gesloten overeenkomst. Hiertoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.3.
Uit de overgelegde deskundigenrapporten van zowel [bedrijf 2] als [bedrijf 3] blijkt dat in augustus 2023 sprake was van een smeergebrek aan de motor (vervuiling van de olie) en niet van een mechanisch gebrek aan de motor zelf. [bedrijf 3] heeft daarnaast in haar aanvullende rapportage geconcludeerd dat geen sprake was van een feitelijk aantoonbare sleutel- en/of handelingsfout van [eiser] .
4.4.
[gedaagde] betoogt dat de herstelwerkzaamheden van [eiser] aan de auto in 2023 een uitvloeisel zijn van de tussen partijen in september 2022 mondeling gesloten overeenkomst. Partijen zijn volgens haar toen een garantietermijn van twaalf maanden overeengekomen. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij in september 2022 in eerste instantie zelf een gebruikte motor in de auto wilde laten plaatsen, maar dat [eiser] toen tegen hem heeft gezegd dat hij dan maar drie maanden garantie had en dat hij beter een nieuwe motor erin kon laten zetten, omdat hij dan twaalf maanden garantie zou hebben. Op basis daarvan heeft [naam 1] toen besloten een nieuwe motor in de auto te laten plaatsen. Aangezien de auto vervolgens binnen een jaar weer was gestrand, heeft [gedaagde] [eiser] op basis van de overeengekomen garantie aangesproken op een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst uit 2022. Er was sprake van schade die niet had mogen optreden en niet verwacht had mogen worden binnen zo’n korte tijd (elf maanden) en na 20.000 kilometer. [eiser] heeft daarom kosteloos herstel moeten verlenen, zo betoogt [gedaagde] . Daarnaast heeft [eiser] volgens haar niet gehandeld op een wijze zoals van een redelijk en vakbekwaam garagist mag worden verwacht en een non-conforme motor geleverd. Hij had bovendien de juiste ‘nazorg-instructies’ moeten geven en had erop moeten wijzen dat de olie na 1.000 kilometer vervangen moest worden, aldus [gedaagde] .
4.5.
[eiser] betwist dat hij een garantie heeft verleend aan [gedaagde] . Indien hij een overdraagbare garantie zou hebben gegeven, zou hij deze schriftelijk hebben vastgelegd, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard. [eiser] heeft erop gewezen dat [gedaagde] zich pas in de onderhavige procedure beroept op de door haar gestelde overeengekomen garantie. Dat [gedaagde] kosteloos herstel van de auto verlangde op basis van de in september 2022 gesloten overeenkomst blijkt ook niet uit de overgelegde e-mail en WhatsApp-correspondentie. Integendeel, daaruit volgt volgens [eiser] juist dat [gedaagde] er zelf ook van uitging dat zij een betalingsverplichting had. [gedaagde] heeft immers de helft van de kosten van het expertise-onderzoek van [bedrijf 3] voldaan en [naam 1] heeft in december 2023 nog aan [eiser] laten weten de helft van de kosten van de herstelwerkzaamheden te zullen betalen.
[eiser] betwist ook dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Hij wijst er in dat kader op dat uit de rapportages van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] volgt dat geen sprake is van een gebrek aan de motor en evenmin van een sleutelfout van hem.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat het antwoord op de vraag of sprake was van een overeengekomen garantie tussen partijen van wezenlijk belang is voor de beoordeling van de vordering van [eiser] . Indien zou komen vast te staan dat [eiser] in september 2022 een garantie heeft afgegeven voor een jaar dan zou [eiser] de in augustus 2023 gestrande auto kosteloos moeten herstellen en ontbreekt een rechtsgrond tot betaling van de door hem gestuurde factuur. Er moet dan echter wel ook komen vast te staan wat die garantie dan precies inhield om te kunnen beoordelen of het door de deskundigen geconstateerde smeergebrek/de vervuiling van de olie ook onder die garantie valt. Uit de overgelegde deskundigenrapportages blijkt immers dat geen sprake was van een gebrek aan de motor zelf.
4.7.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten de bewijslast daarvan. [gedaagde] heeft aangeboden bewijs te leveren van haar stelling dat partijen een garantietermijn van twaalf maanden zijn overeengekomen. Gelet op hetgeen in 4.6. is overwogen stelt de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid bewijs te leveren van 1) de stelling dát partijen in september 2022 een garantie van twaalf maanden zijn overeengekomen en 2) de voorwaarden en dekking die bij die garantie van toepassing waren. De zaak wordt verwezen naar de rol voor uitlating hieromtrent.
4.8.
In afwachting van de eventuele bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid te bewijzen:
dat partijen in september 2022 een garantie van twaalf maanden zijn overeengekomen en
welke voorwaarden en dekking op die garantie van toepassing waren,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] zich op de rolzitting van
woensdag 10 september 2025schriftelijk kan uitlaten over de vraag of zij het opgedragen bewijs wenst te leveren en zo ja op welke wijze,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] , als zij bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, deze op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] , als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij over de maanden januari en februari 2026, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
5.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2025.
41245 \ 693

Voetnoten

1.Op basis van de door [eiser] overgelegde transcriptie van dit bericht.