ECLI:NL:RBGEL:2025:7083

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
455021
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot bedrijfspand en eigendomsrechten van machines in kort geding tussen HyET c.s. en Lift-PV B.V.

In deze zaak vorderde HyET c.s. (bestaande uit HyET Hydrogen B.V., HyET Lithium B.V. en HyET Electrolysis B.V.) in kort geding dat Lift-PV B.V. hen toegang verleent tot een bedrijfspand en de daarin aanwezige machines, waaronder de machine genaamd 'Olga'. HyET c.s. stelde dat zij jarenlang samenwerkten met hun zustermaatschappij en dat de machines eigendom van hen waren, terwijl Lift betwistte dat HyET c.s. recht had op toegang tot het pand en de machines. De voorzieningenrechter oordeelde dat HyET c.s. onvoldoende bewijs had geleverd dat de eigendom van de Olga bij hen berustte. Tevens werd vastgesteld dat de hoofdhuurovereenkomst tussen de onderhuurder (HyET c.s.) en de verhuurder (Lift) was beëindigd, waardoor HyET c.s. geen zelfstandig recht had op het gebruik van het pand. De vorderingen van HyET c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/455021 / KG ZA 25-283
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschappen
1.
HYET HYDROGEN B.V.,
2.
HYET LITHIUM B.V.,
3.
HYET ELECTROLYSIS B.V.,
alle statutair gevestigd te Arnhem,
eisende partijen,
hierna tezamen te noemen: HyET c.s. en afzonderlijk: Hydrogen, Lithium en Electrolysis,
advocaten: mrs. S.C. Polkerman en J.E.V. Bruins,
tegen
de besloten vennootschap
LIFT-PV B.V., voorheen handelende onder de naam Katla Energy Systems B.V.,
statutair gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Lift,
advocaten: mrs. S. Drijber en H.J. Ligtenbarg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 39 van 31 juli 2025,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 42, ingediend op 6 augustus 2025,
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2025,
- de pleitnota van HyET c.s.,
- de pleitnota van Lift.

2.De feiten

2.1.
HyET c.s. heeft jarenlang met haar zustermaatschappij [bedrijf 1] samengewerkt in de HyET Groep. De HyET Groep houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van verschillende innovatieve technologieën in het kader van duurzame energieopwekking. De bedrijfsactiviteiten van de verschillende entiteiten binnen de HyET Groep vertonen een grote mate van overlap en zijn nauw met elkaar verweven. De verschillende entiteiten binnen de HyET Groep maken gezamenlijk gebruik van het bedrijfspand aan [adres] (hierna: het bedrijfspand), dat in 2013 door [bedrijf 1] in eigendom is verkregen, en de daarin aanwezig zijnde installaties en machines.
2.2.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is de oprichter van de verschillende entiteiten binnen de HyET Groep. [bedrijf 2] , een onderneming van [naam 1] , is enig aandeelhouder van Hydrogen. [bedrijf 3] , een onderneming van [naam 1] , is enig aandeelhouder van Lithium en Electrolysis. [naam 1] is bestuurder van HyET c.s. [bedrijf 4] is enig aandeelhouder van [bedrijf 1] . [naam 1] is tot 21 maart 2024 bestuurder geweest van [bedrijf 4] en was daarna vanaf 1 januari 2025 commissaris.
2.3.
Bij koopovereenkomst van 28 juni 2019 heeft [bedrijf 1] het bedrijfspand verkocht aan [bedrijf 5] . In de koopovereenkomst staat, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, het volgende:
Verkoper verkoopt het gebouw en de grond, om deze daarna voor eigen gebruik te huren voor een periode van vijftien jaar, zoals opgenomen in als bijlage 1 opgenomen huurovereenkomst. Het gebouw en zijn installaties zijn vanaf de nieuwbouw in 2008, en na verwerving door verkoper in 2013, gebruikt en geschikt gemaakt voor onderzoek en ontwikkeling, pre-productie testfase en productie van zonnecellen. Daarvoor zijn specifieke aansluitingen voor elektriciteit, gas, water en andere utilities als maatwerk uitgevoerd, en gedurende de gebruiksperiode aangepast aan de activiteiten van verkoper. Verder bevinden zich in het gebouw specifieke ruimten met daarbij behorende installaties. Gedurende de huurperiode na verkoop van het gebouw zullen deze, en andere activiteiten specifiek voor huurder blijven plaatsvinden. Dat betekent dat regelmatig aanpassingen plaatsvinden afhankelijk van de ontwikkelingen binnen het bedrijf van huurder.
2.4.
In de tussen [bedrijf 5] en [bedrijf 1] gesloten huurovereenkomst van 28 juni 2019 met betrekking tot het bedrijfspand staat het volgende:

3.Duur, verlenging en opzegging

3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 15 (vijftien) jaar, ingaande op 1 augustus 2019, althans zoveel eerder of later als het gehuurde aan verhuurder in eigendom wordt overgedragen.
3.2
Na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 5 (vijf) jaar. Deze overeenkomst wordt vervolgens voortgezet voor aansluitende perioden van telkens 5 jaar.
3.3
Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging (door huurder en/of verhuurder) tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste 12 maanden (één jaar).
3.4
Opzegging dient te geschieden bij deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven.
(…)
9 Bijzondere bepalingen
(…)
9.6
Het is huurder toegestaan het gehuurde te verhuren of in gebruik te geven aan gelieerde ondernemingen, waarbij huurder garandeert dat bepalingen uit deze huurovereenkomst ook worden overeengekomen met betreffende gelieerde onderneming, zonder dat hiervoor toestemming van de verhuurder voor ontvangen hoeft te worden.
2.5.
Bij akte van 1 augustus 2019 is het bedrijfspand aan [bedrijf 5] geleverd.
2.6.
Bij overeenkomst van 28 juni 2021 heeft [bedrijf 1] een onderhuurovereenkomst met Hydrogen gesloten, ingaande op 1 januari 2019 en met een looptijd tot 31 juli 2034. In die onderhuurovereenkomst zijn zij overeengekomen dat Hydrogen een deel van het bedrijfspand huurt van [bedrijf 1] .
2.7.
Op 6 maart 2025 is Lift opgericht.
2.8.
Op 15 april 2025 is [bedrijf 1] failliet verklaard. Op 23 april 2025 is [bedrijf 4] failliet verklaard.
2.9.
De curator heeft per 9 mei 2025 alle activa, waaronder alle roerende zaken en IE-rechten, van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] verkocht aan Lift.
2.10.
Nadien is tussen HyET c.s. en de curator een geschil ontstaan over de eigendom van zes machines, die in het door [bedrijf 1] van [bedrijf 5] gehuurde bedrijfspand staan. Dat betreft met name de machine genaamd “Olga” (hierna: de Olga).
2.11.
Bij e-mailbericht van 12 mei 2025 heeft [naam 2] namens HyET c.s. de curator onder meer verzocht om te bevestigen dat de machines geen eigendom zijn van [bedrijf 1] (en niet betrokken zijn bij verpanding aan een financier) en dat hij verwacht de volgende dag een beter bod te kunnen uitbrengen op (de activa van) de boedel.
2.12.
Bij e-mailbericht van 15 mei 2025 heeft de curator aan [naam 2] onder meer bericht dat hij in de koopakte expliciet heeft opgenomen dat de koper door hem aan te wijzen zaken op zijn eerste verzoek moet afgeven aan derden met een beter recht. Daarin is ook vermeld dat koper niet de enige belanghebbende is maar dat eerste en tweede pandrechten zijn gevestigd, die niet zijn prijsgegeven.
2.13.
Bij e-mailbericht van 22 mei 2025 heeft de curator aan HyET c.s. bericht dat de huurovereenkomst tussen [bedrijf 5] en [bedrijf 1] met onderling goedvinden per 9 mei 2025 is beëindigd en dat aan Katla Energy Systems B.V. (hierna: Katla), thans Lift, met ingang van 10 mei 2025 nieuwe huurovereenkomsten zijn aangeboden. De curator schrijft in het e-mailbericht verder dat de beëindiging van de hoofdhuur ten aanzien van [bedrijf 1] er ook toe leidt dat de onderhuur ten aanzien van Hydrogen eindigt en dat hij bij zowel [bedrijf 5] als Katla, thans Lift, heeft bedongen dat er gedurende een termijn van drie maanden geen ontruimingsmaatregelen zullen worden genomen en dat hij in die tijd nog huurgenot aan HyET c.s. kan verschaffen.
2.14.
Bij e-mailbericht van 1 juli 2025 heeft de curator aan de advocaten van HyET c.s. en Lift voorgesteld ten aanzien van de eigendomskwestie van de machines een bindende beslissing te bewerkstelligen in een artikel 96 Rv-procedure. Bij e-mailberichten van respectievelijk 1 en 9 juli 2025 hebben HyET c.s. en Lift daarmee ingestemd.
2.15.
Bij brief van 18 juli 2025 heeft de advocaat van Lift aan de advocaten van HyET c.s. bericht dat Lift per 10 mei 2025 huurder is van het bedrijfspand, dat zij geen rechtsrelatie heeft met Hydrogen en dat Hydrogen ook geen huurder is van Lift, dat Lift de afgelopen periode heeft gedoogd dat HyET c.s. zich nog begeeft in uitsluitend de ruimtes die Hydrogen voorheen van [bedrijf 1] onderhuurde, maar dat zij dit per 10 augustus 2025 niet langer zal gedogen. Daarin staat verder dat Lift Hydrogen adviseert om haar eigendommen in de betreffende ruimtes tijdig vóór 10 augustus 2025 te verwijderen.
2.16.
Bij e-mailbericht van 24 juli 2025 heeft de advocaat van HyET c.s. Lift gesommeerd om te bevestigen dat Lift alle belemmeringen ten aanzien van het gebruik van de Olga zal staken en gestaakt zal houden tot er een vonnis is gewezen in de artikel 96 Rv-procedure en dat Lift zal blijven toestaan dat HyET c.s. de ondergehuurde ruimtes blijft gebruiken en geen ontruimingsmaatregelen zal treffen, in ieder geval tot 1 januari 2026 of een eerder moment dat HyET c.s. op verantwoorde wijze kan verhuizen naar een andere locatie.
2.17.
Bij e-mailbericht van 28 juli 2025 heeft de advocaat van Lift aan HyET c.s. te kennen gegeven dat Lift niet zal ingaan op de sommaties.
2.18.
Ten tijde van de zitting in dit kort geding was de artikel 96 Rv-procedure nog niet door HyET c.s. aanhangig gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
HyET c.s. vordert na wijziging eis dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( a) Lift per direct verbiedt Lithium op welke wijze dan ook, de toegang tot de Olga
te ontzeggen of te beperken, met ingang van de datum van dit vonnis en tot het
moment waarop de kantonrechter op grond van artikel 96 Rv (in eerste aanleg)
een vonnis heeft gewezen (al dan niet onder de voorwaarde dat de artikel 96 Rv-procedure binnen een bepaalde termijn aanhangig wordt gemaakt) en, indien en voor zover daarin de eigendomsrechten van Lithium worden bevestigd, ook daarna, dan wel gedurende een termijn van zes maanden vanaf de datum van dit vonnis, althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen moment, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, met een maximum van
€ 10.000.000,00,
  • b) Lift gebiedt geen ontruimingsmaatregelen te nemen of anderszins de toegang te belemmeren tot de door HyET c.s. gebruikte ruimtes in het Gebouw HT (inclusief, maar niet beperkt tot hal 16, hal 9, het magazijn en de laboratoria en kantoorruimtes op de tweede verdieping), tot 1 januari 2026, of tot een eerder moment voor zover HyET c.s. op verantwoorde wijze heeft kunnen verhuizen naar een andere locatie, althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen moment, dan wel – voor zover het de ruimtes betreft waar machines staan die onderwerp zijn van de artikel 96 Rv-procedure – tot het moment waarop in die procedure (in eerste aanleg) een vonnis is gewezen (al dan niet onder de voorwaarde dat de artikel 96 Rv-procedure binnen een bepaalde termijn aanhangig wordt gemaakt) en, indien en voor zover daarin de eigendomsrechten van Lithium worden bevestigd, ook daarna (voor zover dat nodig is voor verplaatsing van de machines), op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 10.000.000,00;
  • c) Lift veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen de
gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met
de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Lift voert verweer tegen de vorderingen van HyET c.s. en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van HyET c.s. in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan Lift betoogt, heeft HyET c.s. voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen. Vaststaat dat Lift het gebruik van de ruimtes in het bedrijfspand door HyET c.s. na 10 augustus 2025 niet langer zal gedogen, waardoor ook de toegang tot de machines wordt belemmerd en de bedrijfsactiviteiten van de verschillende HyET-entiteiten volledig tot stilstand dreigen te komen met alle gevolgen van dien. Lift heeft ter zitting toegezegd dat zij in afwachting van het vonnis in dit kort geding niet actief zal overgaan tot het nemen van ontruimingsmaatregelen, zodat het vonnis op de gebruikelijke termijn van twee weken wordt gewezen, zoals ter zitting aan partijen is meegedeeld.
4.2.
HyET c.s. wil met de onderhavige vorderingen bewerkstelligen dat er hangende de artikel 96-Rv procedure een tijdelijke maatregel wordt getroffen ter bescherming van de rechten en belangen van Lithium en waardoor HyET c.s. na 10 augustus 2025, althans na het vonnis in dit kort geding, toegang blijft houden tot het bedrijfspand en de Olga. HyET c.s. legt aan de vorderingen ten grondslag dat zij jarenlang heeft samengewerkt met haar zustermaatschappij [bedrijf 1] in hetzelfde bedrijfspand. Sinds de faillietverklaring van [bedrijf 1] wordt HyET c.s. evenwel geconfronteerd met een derde partij, Lift, die de boedel van [bedrijf 1] heeft overgenomen. Volgens HyET c.s. stelt Lift zich ten onrechte op het standpunt dat zij met het overnemen van de boedel van [bedrijf 1] óók zes machines, waaronder de Olga, die in het bedrijfspand staan heeft overgenomen. HyET c.s. voert daartoe aan dat Lithium en Hydrogen tijdens een bespreking in november 2022 de zes machines, waaronder ook de Olga, bij mondelinge overeenkomst voor de boekwaarde (€ 0,00) van [bedrijf 1] hebben overgenomen en dat de sleutels daarvan in december 2022 aan HyET c.s. zijn overgedragen. Die mondelinge afspraken zijn volgens HyET c.s. bevestigd in een schriftelijke verklaring van 12 maart 2025 “Bevestiging gemaakte afspraken tussen HyET [bedrijf 1] en andere bedrijven uit de HyET Groep”. Sinds kort ontzegt en belemmert Lift evenwel de toegang van HyET c.s. tot het bedrijfspand en daardoor ook tot de machines waardoor de bedrijfsactiviteiten van HyET c.s. nagenoeg volledig stil zijn komen te liggen met aanzienlijke schade tot gevolg, aldus HyET c.s. Dit alles levert volgens HyET c.s. een onrechtmatige daad van Lift jegens haar op. Verder stelt HyET c.s. dat de omvang en complexiteit van de aanwezige machines, installaties en leidingen maken dat demontage en verplaatsing een ingrijpende en kostbare operatie is. De verhuizing vergt daardoor tijd en kan niet op korte termijn worden afgerond, aldus HyET c.s. Aangezien Lift heeft aangekondigd dat HyET c.s. na 10 augustus 2025 geen toegang meer heeft tot het bedrijfspand en daarmee ook niet meer tot de Olga, ziet HyET c.s. zich genoodzaakt zich te wenden tot de voorzieningenrechter met de onderhavige vorderingen.
4.3.
Lift voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat alle machines die zich in het door haar van [bedrijf 5] gehuurde pand bevinden haar eigendom zijn. Lift voert daartoe aan dat zij als gevolg van de doorstart van [bedrijf 1] per 9 mei 2025 alle activa, waaronder alle roerende zaken en IE-rechten van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] van de curator heeft gekocht. Verder voert Lift aan dat de curator de huurovereenkomst van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] met goedkeuring van de rechter-commissaris en met onderling goedvinden heeft beëindigd per 9 mei 2025 en dat Lift het bedrijfspand van [bedrijf 5] huurt per 10 mei 2025. Er is volgens Lift geen juridische grondslag op basis waarvan Lift na 10 augustus 2025 aan HyET c.s. toegang tot het bedrijfspand en daarmee de machines zou moeten verlenen. Ook op grond van een belangenafweging dienen de verzochte vorderingen van HyET c.s. volgens Lift te worden afgewezen.
Toegang tot de Olga (vordering onder (a))
4.4.
De vraag die ter beantwoording voorligt is onder meer of Lift in deze procedure kan worden veroordeeld om Lithium toegang te verlenen tot de Olga die in het door Lift van [bedrijf 5] gehuurde bedrijfspand staat en waarvan zowel Lithium als Lift stellen eigenaar te zijn. Lithium is volgens HyET c.s. voor haar bedrijfsvoering volledig afhankelijk van de Olga en zij heeft daarom groot belang bij toegang tot de machine.
4.5.
In de eerste plaats geldt dat het tussen partijen bestaande geschil omtrent de eigendomsrechten van de machines, waaronder de Olga, in dit kort geding niet voor ligt. Dit geschil zal worden beslecht in de artikel 96-Rv procedure, zoals HyET c.s. ook uitdrukkelijk in de dagvaarding en ter zitting stelt. HyET c.s. heeft ter zitting verklaard dat zij de procedure over uiterlijk twee weken aanhangig zal maken. De voorzieningenrechter kan in de gegeven omstandigheden niet vooruit lopen op de beantwoording van de eigendomsvraag met betrekking tot de Olga. Partijen hebben over de eigendom uitgebreide standpunten ingenomen die over en weer gemotiveerd zijn betwist, waarbij beide partijen een veelvoud aan stukken in deze procedure hebben gebracht. Bij deze stand van zaken kan in het bestek van dit kort geding, waar geen plaats is voor nadere bewijslevering, niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de eigendom van de Olga berust bij Lithium.
4.6.
In dit kort geding is wel als onbetwist komen vast te staan dat na het faillissement van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] een vennootschap van [naam 1] ( [bedrijf 3] ) en Lift (destijds nog genaamd Katla Energy Systems ) biedingen hebben uitgebracht op de activa van [bedrijf 1] en dat de curator en [naam 1] in beginsel overeenstemming hadden bereikt over de uitgangspunten voor overname van de activa van [bedrijf 1] . [naam 1] heeft de benodigde financiering voor zijn bieding echter niet binnen de aanvankelijk gestelde termijn gestand kunnen doen. Naar aanleiding van een nadere termijn heeft [naam 1] de curator bericht dat hij het door hem gemaakte financieringsvoorbehoud niet kon intrekken, waarna de curator met Lift, die op dat moment liet weten dat haar financieringsvoorbehoud wèl kon vervallen, in onderhandeling is getreden en tot algemene overeenstemming met Lift is gekomen. Dit heeft erin geresulteerd dat Lift de activa van [bedrijf 1] heeft overgenomen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient het er daarom voor te worden gehouden dat Lift in beginsel eigenaar is van alle activa van [bedrijf 1] inclusief de machines die in het voorheen door [bedrijf 1] gehuurde bedrijfspand staan, nu binnen het bestek van deze procedure niet is komen vast te staan dat HyET c.s. een beter recht heeft dan Lift. Of HyET c.s. in staat zal zijn aan te tonen dat Lithium eigenaar is van de Olga dient in de artikel 96-Rv procedure te worden beoordeeld. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat HyET c.s. in dit kort geding tegenover de gemotiveerde betwisting van Lift niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eigendom van de Olga bij Lithium berust en dat Lift inbreuk maakt op het eigendomsrecht van Lithium.
4.7.
HyET c.s. stelt zich verder nog op het standpunt dat het tijdenlang gezamenlijke gebruik van de Olga door [bedrijf 1] en Lithium met zich brengt dat partijen zich op grond van de maatschappelijke zorgvuldigheid terughoudend en zorgvuldig dienen op te stellen en zich dienen te onthouden van maatregelen die de wederpartij onnodig schaden. Echter, zoals hiervoor al is overwogen, moet het er vooralsnog voor worden gehouden dat Lift eigenaar is van de Olga. Lift kan daarom op grond van haar eigendomsrecht de machine gebruiken met uitsluiting van derden (artikel 5:1 BW). Indien op grond van de artikel 96 Rv-procedure blijkt dat de eigendom van de machine(s) berust bij HyET c.s. dan kan HyET c.s. de daardoor door haar geleden schade mogelijk verhalen op Lift.
4.8.
Verder heeft HyET c.s. tegenover het gemotiveerde verweer van Lift, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Olga tijdelijk door zowel Lithium als Lift kan worden gebruikt, zodat ook daarin geen grond voor toewijzing van de vordering kan worden gevonden. HyET c.s. heeft een opdrachtbevestiging overgelegd van TU Delft van 13 april 2023 om onderzoek te doen naar de vraag of de Olga in staat was de productieprocessen van zowel Lithium en [bedrijf 1] naast elkaar uit te voeren vanwege het gebruik van verschillende materialen ( [bedrijf 1] gebruikte aluminiumfolie en Lithium gebruikt koperfolie). HyET c.s. stelt dat TU Delft na onderzoek heeft vastgesteld dat er geen sprake was van contaminatierisico. Lift bestrijdt dat en voert aan dat het gebruik van koper – zoals dat door Lithium in haar beoogde producten wordt toegepast – in de machines van Lift tot onomkeerbare schade leidt. Ter onderbouwing verwijst Lift naar de door haar overgelegde producties 37 tot en met 39, zijnde een verklaring van TU Delft, een verklaring van [naam 3] en een interne memo, waaruit volgens Lift blijkt dat het gebruik van koper tot contaminatie leidt. Lift stelt zich dan ook op het standpunt dat indien de vorderingen worden toegewezen en Lithium met koper zal gaan testen de Olga blijvend verloren gaat voor het productieproces van Lift. HyET c.s. heeft dit alles onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Toestaan gebruik van het bedrijfspand door HyET c.s. (vordering onder (b))
4.9.
De vordering onder b. ziet op de onderhuurovereenkomst van Hydrogen en [bedrijf 1] . In feite vordert HyET c.s. het voortgezet gebruik van de ruimtes in het bedrijfspand totdat zij op een verantwoorde wijze heeft kunnen verhuizen naar de nieuwe locatie dan wel totdat er een uitspraak is gedaan in de artikel 96 Rv-procedure.
4.10.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat de hoofdhuurovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 5] een overeenkomst betrof die zag op de (ver)huur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW. Niet in geschil is dat de hoofdhuurovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 5] vanwege het faillissement van [bedrijf 1] met toestemming van de rechter-commissaris en met onderling goedvinden is beëindigd op 9 mei 2025. [bedrijf 5] heeft Lift een nieuwe huurovereenkomst aangeboden en die is inmiddels ook tot stand gekomen met ingang van 10 mei 2025. De onderhuurovereenkomst tussen Hydrogen en [bedrijf 1] eindigt niet automatisch bij faillissement van de onderverhuurder. Echter, als de hoofdhuur wordt opgezegd door de curator, zoals hier het geval, dan vervalt het gebruiksrecht van de onderverhuurder, en dus ook de onderhuur. De onderverhuurder, [bedrijf 1] , kan immers geen gebruiksrecht meer verschaffen aan de onderhuurder, Hydrogen. Op grond van de ontruimingsbescherming van artikel 230a BW, die ook een onderhuurder geniet, is de verplichting om bij het einde van de huur het gehuurde te ontruimen van rechtswege geschorst. Deze schorsing van de ontruimingsverplichting eindigt twee maanden na het tijdstip waartegen de beëindiging is aangezegd. De verhuurder kan gedurende die twee maanden geen ontruiming verlangen. Bij e-mailbericht van 22 mei 2025 heeft de curator aan HyET c.s. bericht dat de beëindiging van de hoofdhuur ten aanzien van [bedrijf 1] ertoe leidt dat ook de onderhuur ten aanzien van Hydrogen eindigt en dat hij van zowel [bedrijf 5] als Lift heeft bedongen dat er gedurende een termijn van drie maanden, tot 10 augustus 2025, geen ontruimingsmaatregelen zullen worden getroffen. Dat is een langere termijn dan waarop Hydrogen als onderhuurder op grond van artikel 230a BW aanspraak kan maken. Lift heeft bij brief van 18 juli 2025 aan HyET c.s. kenbaar gemaakt dat zij het gebruik van de door Hydrogen ondergehuurde ruimtes per 10 augustus 2025 niet langer zal gedogen. Het had op de weg van Hydrogen gelegen om op te komen tegen de beëindiging van de onderhuurovereenkomst door zich te wenden tot de kantonrechter met het verzoek de schorsing te verlengen. Dat heeft zij niet gedaan. In het licht van al het voorgaande heeft Hydrogen, als onderhuurder, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen zelfstandig recht tegenover Lift en geniet Lift het exclusieve huurgenot van het bedrijfspand. Bij gebreke van een wettelijke grondslag zal de vordering onder b. daarom worden afgewezen. Een door HyET c.s. vermeende schadevordering kan zij ter verificatie indienen bij de curator.
4.11.
Het betoog van HyET c.s. dat aan de zijde van Lift sprake is van onrechtmatig handelen, omdat zij HyET c.s. de toegang tot het bedrijfspand onthoudt, kan reeds gelet op hetgeen hiervoor onder 4.10. is overwogen niet slagen.
4.12.
Lift heeft ter zitting nog bereidheid getoond om HyET c.s. een termijn te gunnen waarbinnen zij het bedrijfspand dient te ontruimen met uitzondering van de machines die onderwerp van geschil zijn in de artikel 96 Rv-procedure. Partijen zijn echter niet in staat gebleken daarover afspraken te maken.
Slotsom
4.13.
Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen onder a. en b. zullen worden afgewezen.
4.14.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. HyET c.s. stelt weliswaar dat het voortbestaan van Lithium afhankelijk is van het gebruik van de Olga en dat Lithium grote schade zal lijden als zij geen gebruik kan maken van de machine, maar Lift betwist dat bij gebrek aan onderbouwing van HyET c.s. Lift voert daartoe aan dat uit de door haar overgelegde jaarrekeningen van HyET c.s. blijkt dat de activiteiten van HyET c.s. jaar op jaar verlieslatend zijn. Volgens Lift heeft het geen wezenlijke impact op de bedrijfsvoering van de verschillende vennootschappen als HyET c.s. geen toegang meer heeft tot het bedrijfspand, omdat zij geen sluitende businesscase en rendabele onderneming heeft.
HyET c.s. heeft dit alles naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende weersproken. Het had op de weg van HyET c.s. gelegen om met relevante en verifieerbare stukken te onderbouwen dat het faillissement van Lithium dreigt als zij geen gebruik kan maken van de Olga. Dat heeft HyET c.s. niet gedaan. Daar komt nog bij dat ook Lift aanvoert een groot belang te hebben bij het gebruik van de Olga. Zij voert daartoe aan dat zij vanwege de door haar opgehaalde financiering op korte termijn dient te starten met het productieproces.
De proceskosten
4.15.
HyET c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Lift worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van HyET c.s. af,
5.2.
veroordeelt HyET c.s. in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als HyET c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.
506