Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank beoordeelt of de advieskosten ten behoeve van de bedrijfsopvolging (BOR-advieskosten) van € 31.472 zijn gemaakt ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van erflater. De rechtbank beoordeelt de beroepen aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn de BOR-advieskosten (als zakelijke kosten) aftrekbaar?
10. Belanghebbende stelt primair dat de BOR-advieskosten zakelijke kosten zijn die zij ten laste van het resultaat mag brengen. De bedrijfsopvolging vond plaats in het kader van de continuïteit van de onderneming. De advisering om gebruik te kunnen maken van de BOR ziet erop dat belanghebbende kon worden overgedragen aan de zonen van erflater zonder dat zij in liquiditeits- dan wel continuïteitsproblemen komt. Feitelijk zou [naam bedrijf 5] ook in continuïteitsproblemen zijn gekomen indien de schenking had plaatsgevonden zonder toepassing van de BOR.Dankzij de advisering aan belanghebbende over de BOR kon de continuïteit en de werkgelegenheid gewaarborgd blijven. De BOR-advieskosten zijn derhalve niet uit aandeelhoudersbelang gemaakt. Dit geldt des te meer nu de overgedragen ondernemingen in de structuur van de zonen van erflater kan worden geïntegreerd, wat de bedrijfsvoering, financiering, samenwerking, kennisdeling en kruisbestuiving ten goede komt. Dat de bedrijfsopvolging en daarmee de BOR-advieskosten zakelijk zijn, volgt ook uit het feit dat de juridisch afsplitsing fiscaal gefaciliteerd kon plaatsvinden.
11. Subsidiair stelt belanghebbende dat de wetgever, gelet op de parlementaire geschiedenis, de bedrijfsopvolgingsregeling heeft ingevoerd met het oog op de onbelemmerde voortgang en continuïteit van ondernemingen. De wetgever acht het onwenselijk dat, met het oog op stabiliteit en werkgelegenheidsgroei, familiebedrijven verkocht zouden moeten worden om bij een bedrijfsopvolging de belasting te kunnen betalen. Hieruit volgt dat BOR-advieskosten zakelijk zijn, aldus belanghebbende.
12. De inspecteur stelt dat de BOR-advieskosten primair zijn gemaakt ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Het is namelijk de aandeelhouder, erflater, geweest die zijn vermogen, waaronder de aandelen, wilde overdragen aan zijn kinderen. Deze wens raakt de (onderneming van de) vennootschap niet. Daarbij geldt dat de faciliteiten van de BOR ook zien op het niveau van de aandeelhouder. Het zijn dus de aandeelhouder en begiftigden die hiermee een aanzienlijk belastingvoordeel in privé genieten. De BOR-advieskosten die belanghebbende voor haar rekening heeft genomen, ontberen dus een zakelijk karakter. Dat de juridische afsplitsing fiscaal gefaciliteerd heeft plaatsgevonden, doet daar niet aan af.
13. De inspecteur betwist dat belanghebbende in liquiditeits- en/of continuïteitsproblemen was gekomen als de BOR niet was toegepast. De aandeelhouderswissel ziet namelijk niet op belanghebbende, maar op [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] . Belanghebbende beschikt over voldoende beleggingen die erflater had kunnen aanwenden om de verschuldigde inkomstenbelasting te betalen als de BOR niet was toegepast. De benodigde dividenduitkering raakt het vermogen van de ondernemingsactiviteiten niet. Belanghebbende heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de begiftigden de verschuldigde erfbelasting (zonder toepassing van de BOR) niet hadden kunnen betalen zonder het ondernemingsvermogen van [naam bedrijf 5] aan te spreken, aldus de inspecteur.
14. Ook betwist de inspecteur de stelling dat de fiscale faciliteit van de BOR hun rechtvaardiging vinden in de continuïteit van de ondernemingen tot de conclusie leidt dat BOR-advieskosten altijd zakelijk zijn. Er moet aan de hand van feiten en omstandigheden in het concrete geval worden beoordeeld of de BOR-advieskosten zijn gemaakt ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Zoals hiervoor uiteengezet is daarvan geen sprake volgens de inspecteur.
15. De rechtbank stelt voorop dat de door een vennootschap gedane uitgaven slechts dan een zakelijk karakter ontberen, en niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht, indien en voor zover zij zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de ondernemer.Op de inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken dat en, zo ja, in hoeverre de uitgaven (tevens) zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder.
16. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de BOR-advieskosten uitsluitend zijn gemaakt ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Het is erflater, de aandeelhouder van belanghebbende, die wenst om zijn aandelen over te dragen aan zijn zonen. Voor deze schenking is advies ingeschakeld en zijn kosten gemaakt. Deze kosten zijn dus opgeroepen door de wens van de aandeelhouder om zijn aandelen te schenken. Daarnaast is deze advisering nodig geweest om de BOR te kunnen toepassen en daarmee in privé een belastingvoordeel te genieten. De schenking raakt de onderneming op geen enkele wijze. Hierbij geldt dat het voor belanghebbende in beginsel niet relevant is wie haar aandeelhouder is. Dat de (indirect) geschonken ondernemingen kunnen worden geïntegreerd in de structuur van de zonen en daarmee voordelen genieten, leidt niet tot een andere conclusie. De betreffende ondernemingen werkten namelijk al samen met belanghebbende voordat zij (indirect) werden gehouden door de zonen van erflater. De gestelde voordelen waren dus voor (een groot deel) al aanwezig zonder dat het noodzakelijk was om de aandelen aan de zonen van erflater te schenken.
17. De door belanghebbende aangehaalde parlementaire geschiedenis leidt ook niet tot een ander oordeel. Uit de parlementaire geschiedenis volgt slechts de rechtvaardiging die de wetgever ziet voor de invoering van de BOR. Over de vraag of BOR-advieskosten ten laste van de winst kunnen worden gebracht, is niets opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag in een concreet geval aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden te worden getoetst. Deze toets staat los van de rechtvaardiging voor de invoering van de BOR.
18. Ook de verwijzing van belanghebbende naar de splitsingsvrijstelling leidt niet tot een ander oordeel. Een juridische afsplitsing kan fiscaal gefaciliteerd plaatsvinden indien de afsplitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Oftewel, er moeten aan de (af)splitsing hoofdzakelijk zakelijke overwegingen liggen. Ten eerste zijn de zakelijke overwegingen die ten grondslag liggen aan de afsplitsing niet op het niveau van belanghebbende beoordeeld, maar op het niveau van de afsplitsende vennootschap – [naam bedrijf 1] . Ten tweede is de vraag of een (af)splitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing een andere vraag of kosten zijn gemaakt ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Dat aan een (af)splitsing hoofdzakelijk zakelijke overwegingen ten grondslag liggen, brengt dus niet uit zichzelf mee dat de gemaakte kosten niet gemaakt kunnen zijn ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder.
19. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de BOR-advieskosten ten onrechte door belanghebbende ten laste van de winst zijn gebracht.