ECLI:NL:RBGEL:2025:7103

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
05/089287-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens eendaadse samenloop van mishandeling en openlijk geweld met taakstraf

Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op 31 maart 2023 te Voorthuizen. De verdachte is veroordeeld voor de eendaadse samenloop van medeplegen van mishandeling, mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De feiten vonden plaats op het Bunckmanplein, waar de verdachte en zijn medeverdachten betrokken raakten in een gewelddadige confrontatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met een waterpas en andere voorwerpen geweld hebben toegepast, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de slachtoffers. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte niet in een situatie van onmiddellijke dreiging verkeerde op het moment van de geweldshandeling. De rechtbank legde een taakstraf op van 130 uur op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de mishandelingen letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om deze schade te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/089287-23
Datum uitspraak : 22 augustus 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn
officier van justitie: mr. T. Feuth
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven voornoemde [slachtoffer 1]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe
kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen
en/of geschopt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas, althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of
be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug, althans het lichaam, heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig
hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen
en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een compartimentsyndroom,
heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe
kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen en/of
slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas, althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of
be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug, althans het lichaam, te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig
hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
voornoemde [slachtoffer 1]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe
kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen
en/of geschopt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas, althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of
be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug, althans het lichaam, heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig
hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen
en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe
kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen en/of
slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas, althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of
be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug, althans het lichaam, te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig
hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te één of meerdere (diepe) hoofdwonden, heeft toegebracht
door voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
openlijk, te weten op of aan het Bunckmanplein, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2]
door voornoemde [slachtoffer 3]
- één of meermalen met (de zijkant van) één of meerdere stucspa(a)n(en), althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of de pols(en), althans het
lichaam, te slaan
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten een schedelfractuur en/of één of meerdere (diepe)
hoofdwonden en/of één of meerdere (diepe) (snij)wonden in de pols(en) en/of
zenuwletsel in/aan de pols(en), voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad en/of
voornoemde [slachtoffer 1]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe
kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen en/of
slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas, althans
enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of
be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug, althans het lichaam, te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig
hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten een compartimentsyndroom en/of één of meerdere
wond(en) aan/op het been en/of lichaam en/of één of meerdere blauwe plek(ken)
en/of schram(men), voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad en/of
voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te
slaan;
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (diepe) hoofdwonden voor die
[slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 31 maart 2023 heeft een vechtpartij plaatsgevonden op het Bunckmanplein te Voorthuizen. Daarbij waren twee groepen betrokken, namelijk enerzijds [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en anderzijds [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . [2] De politie heeft in het proces-verbaal het gepleegde geweld opgedeeld in drie elkaar opvolgende fasen. Tussen die fasen is het steeds even min of meer rustig. Die onderverdeling in fasen houdt de rechtbank ook aan in de vonnissen.
Fase 1
[slachtoffer 1] komt aan bij zijn geparkeerde auto. Hij duwt de achterdeur van de naast hem geparkeerde werkbus van de gebroeders [verdachten] dicht. Als [slachtoffer 1] zijn auto achteruit rijdt, doet de inmiddels weer gearriveerde [medeverdachte 2] op dat moment de deur van de werkbus weer open en vervolgens weer een beetje dicht als hij ziet dat [slachtoffer 1] achteruit rijdt. Hierop ontstaat er een woordenwisseling tussen beiden en stapt [slachtoffer 1] uit zijn auto. De mannen staan dicht tegen elkaar, waarop [slachtoffer 1] met zijn hoofd een plotselinge beweging maakt richting [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] deinst achteruit en pakt [slachtoffer 1] vast waarop [slachtoffer 1] met zijn rechtervuist uithaalt naar het gezicht en borst van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] slaat of duwt op de borst van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] haalt op dat moment met zijn hand/vuist uit naar het gezicht van [medeverdachte 2] . Deze fase eindigt doordat [naam 1] (de vriendin van [slachtoffer 1] ) tussen beiden komt. [3]
Fase 2
[verdachte] loopt naar de bestuurderszijde van de zwarte BMW waar [slachtoffer 1] in zit en slaat [slachtoffer 1] vrijwel direct met zijn hand/vuist. [slachtoffer 1] komt uit zijn auto, [medeverdachte 1] voegt zich er ook bij, waarna verdachte naar de kofferbak van zijn auto loopt en daarin bezig is. [medeverdachte 1] geeft [slachtoffer 1] een duw. Even later staan [slachtoffer 1] en [verdachte] tegenover elkaar en haalt [verdachte] ineens uit met zijn linker vuist/hand naar [slachtoffer 1] . [medeverdachte 2] valt dan [slachtoffer 1] aan, die terugslaat. Ter zitting heeft de rechtbank waargenomen op de stilgezette videobeelden dat [slachtoffer 1] iets in zijn rechterhand heeft, dat uitsteekt. [medeverdachte 1] trapt [slachtoffer 1] drie keer met zijn rechtervoet tegen zijn linkerbeen. [medeverdachte 1] pakt hierna een waterpas uit de werkbus en loopt hiermee richting [slachtoffer 1] . Zijn broers houden hem tegen en [verdachte] pakt de waterpas over. [verdachte] slaat hierna [slachtoffer 1] meermaals met de waterpas, op zijn linker bovenbeen, op/richting het hoofd, linker bovenarm, nek en rug. [medeverdachte 2] slaat met een vuist op de kaak/wang van [slachtoffer 1] . Vervolgens haalt [verdachte] weer uit met de waterpas en raakt [slachtoffer 1] dan achter in zijn nek die daarop naar de grond zakt en dan weer van [verdachte] een klap met de waterpas op zijn rug krijgt. [4]
Fase 3
[slachtoffer 2] komt in de auto aan, stapt uit en loopt in versnelde pas naar de werkbus waar [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] staan. [medeverdachte 2] heeft inmiddels twee vlakspanen uit de werkbus gepakt. [verdachte] heeft de waterpas nog in zijn hand. Er wordt gesproken tussen hen. [slachtoffer 2] zet hierna zijn auto weg en komt vervolgens weer in versnelde pas richting [medeverdachte 2] en [verdachte] gelopen en wordt dan tegengehouden door een omstander. Vervolgens komt er nog een auto aan waar [slachtoffer 3] uit stapt. [slachtoffer 3] wil doorlopen in de richting van de [verdachten] maar wordt tegengehouden door twee mannen. [slachtoffer 3] duwt een man opzij. Alle betrokkenen staan bij elkaar nabij de werkbus. [medeverdachte 1] pakt een afrijlat uit de werkbus, heft deze met beide handen boven zijn hoofd en slaat er vervolgens mee de groep in. [verdachte] heft de waterpas boven zijn hoofd en slaat ermee. [slachtoffer 2] duwt of slaat [medeverdachte 1] naar achteren. [verdachte] geeft [slachtoffer 2] een klap op zijn hoofd met de waterpas, waarop [slachtoffer 2] valt. Daarna geeft [verdachte] hem nog een klap, terwijl [slachtoffer 2] al op de grond ligt. [medeverdachte 2] maakt een slaande beweging naar [slachtoffer 3] en [medeverdachte 1] slaat met de afrijlat. [slachtoffer 1] pakt [medeverdachte 1] vast en duwt hem. [verdachte] heft dan de waterpas weer boven zijn hoofd en slaat naar iemand, niet te zien is naar wie. [slachtoffer 1] is in gevecht met [medeverdachte 1] . [slachtoffer 3] is in gevecht met [medeverdachte 2] en heeft [medeverdachte 2] omklemd met zijn beide armen. [medeverdachte 2] slaat zeven keer met de zijkant van de vlakspaan op het hoofd van [slachtoffer 3] . [verdachte] geeft [slachtoffer 1] een klap met de waterpas op zijn rechter bovenbeen. [slachtoffer 1] heeft de afrijlat van [medeverdachte 1] vast en krijgt vervolgens weer een klap van [verdachte] met de waterpas. [slachtoffer 1] valt op de grond en tijdens zijn val is te zien dat [verdachte] [slachtoffer 1] nogmaals slaat met de waterpas en nogmaals een slaande beweging naar [slachtoffer 1] maakt die dan al op de grond ligt. Dit doet hij nog drie keer. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van de onder beide feiten meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling is aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en dat hij daarom moet worden vrijgesproken. Verder is aangevoerd dat het medeplegen zoals ten laste is gelegd onder feit 1 niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] alle drie op meerdere momenten geweld hebben toegepast tegen [slachtoffer 1] . Deze is (in het gezicht) geslagen, meermaals getrapt en met een waterpas geslagen op zijn been, hoofd, bovenarm, nek en rug.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden.
Poging tot doodslag
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben [slachtoffer 1] geslagen en meermaals getrapt en met een waterpas geslagen op zijn been, hoofd, bovenarm, nek en rug.
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten geen aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept. Wat betreft het slaan en schoppen is niet vast komen te staan dat dit van dien aard is geweest dat dit een aanmerkelijke kans op de dood heeft meegebracht. Het slaan is in het gezicht en op het lichaam geweest. Dit brengt naar algemene ervaringsregels geen aanmerkelijke kans op de dood mee. Het trappen heeft zich niet op het hoofd van [slachtoffer 1] gericht, maar op het lichaam en ook dit brengt op zichzelf geen aanmerkelijke kans op de dood mee. De waterpas waarmee is geslagen is gemaakt van voornamelijk aluminium, niet massief maar hol, en daarmee licht van gewicht en heeft voor zover de rechtbank heeft kunnen vaststellen op grond van de foto’s in het dossier, geen daadwerkelijk scherpe randen. In de letselrapportage van het letsel van [slachtoffer 1] wordt gesproken over een stomp of half scherp voorwerp als mogelijkheid voor het toegebrachte letsel. De waterpas is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook ondeugdelijk als middel om iemand om het leven te brengen. Dat dit in dit geval anders zou moeten zijn is niet gebleken uit de bewijsmiddelen. Het feit dat de waterpas al vrij snel gedurende het gevecht krom is en uiteindelijk breekt, geeft aan dat dit geen stevig voorwerp is geweest. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling is vereist dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Uit de letselrapportage volgt dat [slachtoffer 1] bloeduitstortingen ter hoogte van de borstkast, buik, onderarmen, nek en het rechter onderbeen had. Hij kon aanvankelijk huiswaarts, maar enkele dagen later bleek sprake van een compartimentsyndroom in het rechter onderbeen waarvoor een spoedoperatie heeft plaatsgevonden begin april 2023. Zonder medische interventie was het letsel in het rechteronderbeen levensbedreigend geweest.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van ‘zwaar lichamelijk letsel’ sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselrapportage en de stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat [slachtoffer 1] door het toegepaste geweld op hem zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het compartimentsyndroom dat naar aanleiding van het toegebrachte letsel aan het rechteronderbeen is opgetreden, is met een spoedoperatie behandeld en niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg hiervan blijvend letsel heeft opgelopen. Nu tijdig is behandeld, is er geen levensbedreigende situatie geweest. Het compartimentsyndroom is op zichzelf niet per definitie zwaar lichamelijk letsel, maar blijkens de letselrapportage eerder een situatie die optreedt naar aanleiding van letsel dat op zichzelf genomen niet zwaar hoeft te zijn. Nog los van de vraag of het optreden van het compartimentsydroom voorzienbaar is geweest, is de aard van het letsel, alsmede het uitzicht op (volledig) herstel, aldus onvoldoende duidelijk geworden om als zwaar lichamelijk letsel te worden gekwalificeerd, als gevolg waarvan de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
Poging zware mishandeling
De rechtbank moet beoordelen of verdachte, door het plegen van de geweldshandelingen zoals hierboven uiteengezet, heeft geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Vastgesteld moet worden of de kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel door de gedragingen van verdachte naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben met een aluminium waterpas geslagen. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op het hiervoor over de poging doodslag overwogene, het slaan met een holle aluminium waterpas op diverse delen van het lichaam, geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. Zo zijn er geen concrete aanwijzingen dat [slachtoffer 1] op een gevaarlijke plaats is geraakt of dat hij met zodanige kracht is geraakt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. De rechtbank spreekt verdachte gelet op het voorgaande vrij van de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Er is daarentegen wel sprake van handelingen die in beginsel mishandeling kunnen opleveren.
Noodweer?
Ten aanzien van de meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling is door de verdediging echter een beroep op noodweer gedaan, als gevolg waarvan verdachte zou moeten worden vrijgesproken.
Daartoe is aangevoerd dat [slachtoffer 1] de eerste geweldshandeling heeft verricht, te weten de kopstoot aan verdachte. De reactie van [medeverdachte 2] was op dat moment geboden en er was sprake van een noodweersituatie. Vervolgens is [slachtoffer 1] naar de kofferbak van zijn auto gelopen en heeft hij daarin kennelijk iets gezocht. Hij had daarna later een voorwerp in zijn handen. Dat [slachtoffer 1] en zijn vriendin om versterking hebben gevraagd, droeg bij aan de angst bij verdachte op een veel ernstigere afloop. Verdachte werd door meerdere mannen waarvan verdachte dacht – en ook mocht denken – dat zij zich hadden bewapend, ingesloten. Er was daarmee sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Het gekozen middel om zichzelf en zijn broers te verdedigen was ook proportioneel. Verder kon verdachte zich niet aan de situatie onttrekken, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Voor het slagen van een beroep op noodweer is vereist dat de handeling van de verdachte wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging” worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Deze eisen hebben betrekking op de vraag of het geconstateerde gevaar of dreiging niet op andere wijze had kunnen worden ontgaan respectievelijk of de handelwijze (het gebruikte geweld) in redelijke verhouding staat tot het door gevaar of dreiging.
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 2] in fase 1 van het geweld een kopstoot krijgt van [slachtoffer 1] . [naam 2] heeft daar vervolgens op gereageerd. In deze fase is volgens de rechtbank sprake van een noodweersituatie en mocht [naam 2] handelen zoals hij heeft gedaan om zichzelf te verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer 1] . Zijn optreden is niet disproportioneel.
Daarna gaat [slachtoffer 1] weer zijn auto in en lijkt de rust wedergekeerd en de vechtpartij tot een eind gekomen. Verdachte komt niet lang daarna aanlopen en opent meteen de aanval op [slachtoffer 1] , die op dat moment nog in de auto zit. Er ging op dit moment geen enkele dreiging (meer) van [slachtoffer 1] uit. Het conflict werd opgezocht door verdachte. Dan is er een langere tijd van discussies over en weer te zien, in welke tijd verdachte voldoende ruimte en gelegenheid had om zich te onttrekken van de situatie. [slachtoffer 1] loopt op enig moment naar de achterbak van zijn auto en daarna zijn het weer verdachte en zijn medeverdachten die beginnen met het geweld. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 1] iets in zijn hand heeft dat uitsteekt, mogelijk een schroevendraaier. Er wordt ook iets geroepen over een mes. Echter vindt dat plaats op een open plein en op een behoorlijke afstand van verdachte en zijn broers. Ook hier hadden zij alle ruimte en mogelijkheid om zich te onttrekken aan de situatie. In plaats daarvan besluiten verdachte en zijn broers de aanval in te zetten. Hetzelfde geldt voor fase 3 van het geweld. Hiervoor wordt het startsein gegeven door [medeverdachte 1] die met een reilat in de groep slaat terwijl er op dat moment geen sprake is van een situatie waarin men zich moest verdedigen tegen de andere partij. Er was wat opwinding maar zeker geen aanval. Met de keuze voor: “de aanval is de beste verdediging” komt verdachte en zijn broers geen gerechtvaardigd beroep op noodweer meer toe. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte in fase 2 en 3 als aanvallend moeten worden gezien, gericht op een gewelddadige confrontatie en het beslechten van de ruzie in hun voordeel.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een dreigend gevaar daarvoor in de fases 2 en 3 waartegen verdachte zich op dat moment mocht verdedigen, zodat het beroep op noodweer wordt verworpen.
Mishandeling
De rechtbank acht bewezen dat verdachte door bovengenoemde gedragingen de meest subsidiaire ten laste gelegde mishandeling heeft begaan. Verdachte heeft daarbij bewust en nauw samengewerkt met zijn medeverdachten. Zij zijn samen opgetrokken, hebben elkaar bijgestaan, zijn naar eigen zeggen voor elkaar opgekomen en hebben alle drie geweldshandelingen gepleegd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van mishandeling.
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] , de letselrapportage, de camerabeelden en de eigen verklaring van verdachte vast dat verdachte [slachtoffer 2] met een waterpas op het hoofd heeft geslagen, [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en verdachte hem daarna nog een keer met de waterpas heeft geslagen, als gevolg waarvan [slachtoffer 2] een hoofdwond heeft opgelopen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden.
Poging tot doodslag
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 2] te doden. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft [slachtoffer 2] één keer met een waterpas op zijn hoofd geslagen en daarna nog één keer geslagen toen hij op de grond lag.
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte, te weten met een holle aluminium waterpas éénmaal op het hoofd slaan, geen aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept. De rechtbank verwijst naar wat hierover is overwogen met betrekking tot de poging doodslag ten aanzien van [slachtoffer 1] . Het middel dat gebruikt is, is kort gezegd ondeugdelijk, nu een holle aluminium waterpas betrekkelijk licht van gewicht is en geen scherpe randen kunnen worden vastgesteld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling is vereist dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van ‘zwaar lichamelijk letsel’ sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselrapportage en de stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat [slachtoffer 1] door het toegepaste geweld op hem zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de letselverklaring ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] blijkt van een hoofdwond met wijkende wondranden. De aard van het letsel is niet zonder meer als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren. Daarnaast is niet gebleken dat er geen uitzicht is op (volledig) herstel. De geneeskundige verklaring spreekt van een genezingsduur van drie weken. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van zware mishandeling.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank moet beoordelen of verdachte, door het plegen van de geweldshandelingen zoals hierboven uiteengezet, heeft geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Vastgesteld moet worden of de kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel door de gedragingen van verdachte naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft met een holle aluminium waterpas op het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd zeer kwetsbaar is. De rechtbank is echter van oordeel dat in het dossier geen aanwijzingen bestaan dat verdachte [slachtoffer 2] op een gevaarlijke plaats heeft geraakt of het hoofd met zodanige kracht heeft geraakt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. De rechtbank spreekt verdachte gelet op het voorgaande vrij van de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Mishandeling
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte door bovengenoemde gedragingen de meest subsidiaire ten laste gelegde mishandeling heeft begaan.
Noodweer?
Met betrekking tot feit 2 is hetzelfde noodweerverweer gevoerd als bij feit 1. De rechtbank verwerpt dat verweer en voor de uitwerking daarvan wordt verwezen naar de uitwerking onder feit 1.
Feit 3
Uit de letselrapportage betreffende [slachtoffer 1] blijkt dat sprake is van bloeduitstortingen ter hoogte van de borstkast, buik, onderarmen, nek en het rechter onderbeen. Ook bleek later sprake van een compartimentsyndroom in het rechter onderbeen. [6]
Uit de letselrapportage betreffende [slachtoffer 3] blijkt dat hij een schedelbreuk, snij- en/of krasletsels aan het hoofd, het gelaat, arm en onderbeen en een snijletsel ter hoogte van de pols met aanwijzingen voor zenuwletsel heeft overgehouden. [7]
Uit de letselrapportage betreffende [slachtoffer 2] blijkt dat bij hem sprake was van een hoofdwond met wijkende wondranden. [8]
Op basis van de feiten en de bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een openlijke geweldpleging in vereniging gepleegd met [medeverdachte 1] en [verdachte] tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door de handelingen te plegen als genoemd in de tenlastelegging, als gevolg waarvan [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] het hierboven genoemde letsel hebben opgelopen. [9]

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 meest subsidiaire, het onder feit 2 meest subsidiaire en het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks31 maart 2023 te Voorthuizen,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1]
-
één of meermalen(met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofdte slaan en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één ofmeermalen (met meer dan geringe kracht) (met geschoeide voet)
op/tegen het
hoofd en/oflichaam te schoppen en
/ofslaan en
/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp,op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug,
althans het lichaam,te slaan en
/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard

en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;

2.
hij op
of omstreeks31 maart 2023 te Voorthuizen,
althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag)
één ofmeermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp,op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
3.
hij op
of omstreeks31 maart 2023 te Voorthuizen,
althans in Nederlandopenlijk, te weten op of aan het Bunckmanplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerdereperso
(o)n
(en
), te weten
- [slachtoffer 3] en
/of
- [slachtoffer 1] en
/of
- [slachtoffer 2]
door
voornoemde [slachtoffer 3]
-
één of meerderestucspa
(a)n
(en
), althans enig hard
en/of scherpvoorwerp
,op/tegen het hoofd en
/ofde pols
(en), althans het lichaam,te slaan terwijl dit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, althansenig lichamelijk letsel, te weten een schedelfractuur en
/of één of meerdere (diepe)hoofdwonden en
/of één of meerdere (diepe)(snij)wonden in de pols
(en)en
/of
zenuwletsel
in/aan de pols
(en),voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad en
/of
voornoemde [slachtoffer 1]
-
één of meermalen(met meer dan geringe kracht) (met zijn vuist) in het gezicht,
althans op/tegen het hoofdte slaan en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één ofmeermalen (met meer dan geringe kracht) (met geschoeide voet)
op/tegen het
hoofd en/oflichaam te schoppen en
/ofslaan en
/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp,op/tegen de/het hoofd en/of de nek en/of be(e)n(en) en/of arm(en) en/of rug,
althans het lichaam,te slaan en
/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een reilat, althans enig

hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan

- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen met een lang en/of hard
en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
terwijl dit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten een compartimentsyndroom en
/of één of meerdere
wond(en) aan/op het been en
/oflichaam en
/of één of meerdere blauwe plek(ken)
en/of schram(men),voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad en
/of
voornoemde [slachtoffer 2]
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag)
één of meermalenmet een waterpas,
althans enig hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan; terwijl dit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, althans eniglichamelijk letsel, te weten één
of meerdere (diepe)hoofdwond
envoor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van mishandeling;
en
feit 2:
mishandeling;
en
feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

Ter terechtzitting heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat dit hetzelfde verweer betreft als bij de feiten 1 en 2 en verwerpt dat verweer. Voor de uitwerking daarvan verwijst de rechtbank naar feit 1.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 meest subsidiair, 2 meest subsidiair en 3 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van noodweerexces.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er op dat moment geen sprake meer was van een noodweersituatie. Door de verdediging is niet - voldoende - onderbouwd dat verdachte door het door de tegenpartij uitgeoefende geweld in een hevige gemoedsbeweging verkeerde en daardoor langer is doorgegaan met verdedigingshandelingen dan objectief geboden was (extensief noodweerexces). De rechtbank verwerpt gelet daarop het verweer.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen die gepleegd zijn in het kader van een ordinaire vechtpartij op een parkeerplaats midden in de stad. De broer van verdachte, [medeverdachte 2] , is op klaarlichte dag aangevallen door [slachtoffer 1] , waartegen [medeverdachte 2] zich mocht verdedigen. In plaats van zich daarna te onttrekken aan de situatie, is de situatie geëscaleerd omdat verdachte daarop [slachtoffer 1] aanviel. Ook voegde [medeverdachte 1] zich erbij en later ook twee bekenden van [slachtoffer 1] , waardoor uiteindelijk een grote vechtpartij is ontstaan. Hierbij hebben verdachte en zijn broers grof geweld gebruikt met werktuigen die op dat moment in hun werkbus voorhanden waren. Dit geweld heeft zich op klaarlichte dag inde ochtend afgespeeld en daar zijn meerdere mensen inclusief kinderen getuige van geweest. Dergelijke feiten leveren, vanwege het feit dat deze in het openbaar zijn gepleegd, gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. Weliswaar is te volgen dat verdachte zich door de actie van [slachtoffer 1] en door het feit dat deze later een puntig voorwerp in zijn hand had en daarmee instak, bedreigd en aangevallen en angstig voelde maar de mate van geweld die verdachte en zijn broers vervolgens hebben toegepast is buiten alle proportie geweest en moet als schokkend zijn ervaren door de omstanders en het slachtoffer. Verdachte heeft het vuurtje weer aangewakkerd door [slachtoffer 1] gelijk te slaan nadat hij van zijn broer hoorde wat er was gebeurd in fase 1. Vervolgens is verdachte ook degene geweest die in fase 2 de eerste geweldshandelingen heeft gepleegd. Daarmee heeft hij een escalerende invloed gehad op de situatie terwijl hij zich op meerdere momenten had kunnen onttrekken. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op diens strafblad van 30 juni 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte ook gelet op het reclasseringsadvies van 18 juli 2025 en hetgeen ter zitting is besproken. Daaruit volgt dat verdachte een gezin heeft, werkt als stukadoor en er stabiliteit heerst op vrijwel elk leefgebied. Het recidiverisico wordt laag ingeschat.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank in beginsel oplegging van een taakstraf van 150 uren beginsel passend.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt de rechtbank nog als volgt. Op 31 maart 2023 is verdachte in verzekering gesteld en is jegens hem een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het Openbaar Ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank wijst op 22 augustus 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis. De redelijke termijn is derhalve met ongeveer 5 maanden overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn valt niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 130 uren. Dat is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Voor de vorderingen wordt het volgende voorop gesteld. Omdat sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW wordt geen onderscheid gemaakt tussen het door de daders gebruikte geweld en daardoor toegebrachte letsel, alle daders zijn mede aansprakelijk voor het door de ander toegebrachte letsel.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.576,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling en openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een schedelbreuk, hoofdwonden en letsel aan de pols opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en ook met de mate van eigen schuld door zelf de confrontatie doelbewust op te zoeken. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 vaststellen.
Materiële schade
Ook zijn kosten ziekenhuisopname gevorderd. Deze kosten vallen onder materiële schade en zal de rechtbank daarom hier bespreken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn broers rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de patiëntbrief die als onderbouwing is ingediend blijkt dat het gaat om 2 dagen (31 maart en 1 april 2023). Deze zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De rechtbank zal een bedrag van 2 x € 38,00 = € 76,00 toewijzen.
Verdachte is vanaf 31 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
Als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand is toewijsbaar volgens het liquidatietarief 2 punten à € 339,00 = € 678,00.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 17.456,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling en openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van bloeduitstortingen, snij- of krasletsel en een compartimentssyndroom opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en ook met een mate van eigen schuld door de confrontatie zelf te beginnen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 vaststellen.
Materiële schade
Ook zijn kosten ziekenhuisopname gevorderd. Deze kosten vallen onder materiële schade en zal de rechtbank daarom hier bespreken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de patiëntbrieven die als onderbouwing zijn ingediend blijkt dat het gaat om 4 dagen (8, 9, 10 en 11 april 2023). Deze zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De rechtbank zal een bedrag van 4 x € 38,00 = € 152,00 toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Verdachte is vanaf 31 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
Als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand is toewijsbaar volgens het liquidatietarief 2 punten à € 406,00 = € 812,00.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de feiten 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 200,00 aan materiële schade en
€ 3.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan smartengeld en € 200,00 aan materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade/smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een hoofdwond opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en ook met de mate van eigen schuld door zelf de confrontatie doelbewust op te zoeken. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 500,00 vaststellen.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal het gevorderde eigen risico over 2023 afwijzen, nu dat eigen risico al gebruikt was vóór het bewezenverklaarde feit. De kosten van de kleding schat de rechtbank op € 20,00, enkel voor de trui gelet op de onderbouwing.
De rechtbank zal dus een bedrag van € 20,00 aan materiële schadevergoeding toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Verdachte is vanaf 31 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de waterpas met betrekking tot welke de feiten 1, 2 en 3 zijn begaan, verbeurd verklaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 55, 63, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 130 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in
Verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in
mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2
uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
De beslissing op het beslag
 verklaart verbeurd de inbeslaggenomen waterpas;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 1] van € 652,00 aan smartengeld en materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 812,-;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 652,00 aan smartengeld en materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 13 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 2] van € 520,00 aan smartengeld en materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 520,00 aan smartengeld en materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 3] € 576,00 aan smartengeld en materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 678.-;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 3] een bedrag te betalen van € 500,00 aan smartengeld en materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2025.
Mr. A.J.H. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023140762, gesloten op 20 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 190.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 190-191; verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2025; rechterlijke waarneming van de videobeelden bij het onderzoek ter terechtzitting op 1 augustus 2025.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191-192; verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2025.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 193-194; verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2025; rechterlijke waarneming van de videobeelden bij het onderzoek ter terechtzitting op 1 augustus 2025.
6.Forensisch medische letselrapportage [slachtoffer 1] met benoeming als gerechtelijk deskundige d.d. 12 februari 2024.
7.Forensisch medische letselrapportage [slachtoffer 3] met benoeming als gerechtelijk deskundige d.d. 16 februari 2024.
8.Forensisch medische letselrapportage [slachtoffer 2] met benoeming als gerechtelijk deskundige d.d. 16 februari 2024.
9.De aangifte van [slachtoffer 1] p. 126 en 344-345, [slachtoffer 3] p.129 en [slachtoffer 2] p. 123 en 337 en de verklaring van verdachte ter zitting.