ECLI:NL:RBGEL:2025:7126

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
AWB-24_598
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen van een kamer in strijd met bestemmingsplan

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kamer op een locatie waar voorheen een schuur stond. De rechtbank Gelderland heeft op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser gegrond is verklaard. Eiser had op 26 juni 2023 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen op 21 augustus 2023 was afgewezen. Het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiser op 16 januari 2024. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar het college niet. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college niet van de beleidsregels kan afwijken. De rechtbank concludeert dat het college een nieuw besluit moet nemen, waarbij het expliciet moet overwegen of er aanleiding is om af te wijken van de beleidsregels. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, omdat zijn beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/598

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen(het college)

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor bouwen van een kamer op de locatie waar voorheen een schuur stond. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiser gegrond is. Eiser krijgt dus gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 26 juni 2023 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een kamer op de locatie waar voorheen een schuur stond op het perceel [locatie] te [plaats]. [1]
2.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 21 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiser van 16 januari 2024 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2.
Eiser heeft op 31 januari 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld, waaraan eiser heeft deelgenomen. Het college is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
3.1
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 26 juni 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Beoordeling door de rechtbank

4. In de bijlage bij de uitspraak staan de voor deze uitspraak van belang zijnde artikelen uit het van toepassing zijnde bestemmingsplan en beleidsregels.
Strijd met bestemmingsplan
5. Eiser voert aan dat de kamer op de plek van de inmiddels afgebroken schuur komt en dat de toename in omvang slechts minimaal is, namelijk 1 meter breder en 30 centimeter breder. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij het daarom niet redelijk vindt dat hij geen vergunning krijgt voor de aanbouw. De aanbouw is bedoeld om een extra slaapkamer te realiseren ten behoeve van zijn dakloze broer. Bovendien zijn er in de omgeving vergelijkbare uitbouwen.
5.1.
Het college stelt dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Ten tijde van de aanvraag gold het bestemmingsplan “Nijmegen Zuid 2017". In artikel 17.2.2, aanhef en sub c, onder 1 van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften (hierna: planvoorschriften) staat dat aan- en uitbouwen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden opgericht. Aangrenzend aan de hoofdbebouwing mag gebouwd worden tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn of tot maximaal 4 meter vanaf de zijgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw. Daarnaast moet de afstand tot de achterste perceelgrens minimaal 5 meter zijn.
5.2.
Blijkens het bouwplan wordt de kamer op een afstand van meer dan 3 meter van de achtergevellijn gebouwd en is de lengte van de loodrechte lijn vanaf het midden van de achtergevel van de kamer tot de kruising met de achterste perceelsgrens minder dan 5 meter. Het college geeft aan dat de gevraagde vergunning daarom alleen met toepassing van artikel 4, lid 1, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) mogelijk zou zijn. [2]
5.3.
De rechtbank stelt vast dat het college terecht heeft geconcludeerd dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan.
Beleidsregels voor grondgebonden woningen
5.4.
Ter uitvoering van de bevoegdheid om planologisch af te wijken heeft de gemeente Nijmegen beleidsregels voor grondgebonden woningen vastgesteld (hierna: de beleidsregels). Het college heeft naar deze beleidsregels verwezen als motivering voor het niet gebruiken van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen in strijd met het bestemmingsplan. Het college stelt dat het plan van eiser niet voldoet aan de beleidsregels zodat er geen (buitenplanse) afwijkingsmogelijkheid is. Het college geeft aan dat eiser geen specifieke gronden heeft aangevoerd tegen de overweging om niet van het bestemmingsplan af te wijken. Met de beleidsregels is nadrukkelijk gekozen voor een restrictieve lijn, waarin het geldende bestemmingsplan leidend is.
Bijzondere omstandigheid
5.5.
De Wabo geeft het college de bevoegdheid om af te wijken van een bestemmingsplan. [3] Het college maakt een belangenafweging per individuele aanvraag. Het belang van de aanvrager wordt afgewogen tegen het algemeen belang van een goede ruimtelijke ordening. Het college dient op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) overeenkomstig de beleidsregels in de beleidsnota te handelen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dient een bestuursorgaan bij de toepassing van het beleid, gelet op artikel 4:84 van de Awb, de evenredigheid in het concrete geval te beoordelen en heeft het de verplichting om te beoordelen of sprake is van bijzondere omstandigheden die dwingen tot afwijking van de beleidsregel. [4] Verder moet een bestuursorgaan volgens vaste rechtspraak van de Afdeling alle omstandigheden van het geval betrekken bij zijn beoordeling en nagaan of deze omstandigheden, afzonderlijk of in samenhang bezien, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van 4:84 van de Awb, die ertoe leiden dat toepassing van de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met die beleidsregel te dienen doelen. [5]
5.5.1
Uit artikel 4, eerste lid, van de beleidsregels volgt dat het bevoegd gezag toestemming verleent om van het bestemmingsplan af te wijken, mits wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de stedenbouwkundige matrix. Daarnaast moet worden voldaan aan de daarbij behorende kaart van gebiedstypen. In dit geval is uitsluitend niet voldaan aan de eisen in de stedenbouwkundige matrix. De rechtbank stelt vast dat in de stedenbouwkundige matrix precies dezelfde eisen aan de aan- of uitbouwen worden gesteld als in het planvoorschrift. Verder blijkt uit artikel 4, eerste lid van de beleidsregels dat deze regels uitputtend zijn in die zin dat indien hier niet aan wordt voldaan de toestemming wordt geweigerd. Hierdoor is er voor het college op grond van de beleidsregels geen mogelijkheid meer om planologisch af te wijken.
5.5.2.
De rechtbank stelt vast dat het in het voorliggende geval niet mogelijk is om van de in de hogere regelgeving gegeven mogelijkheid (de kruimelgevallenregeling) gebruik te maken. De rechtbank is van oordeel dat het college bevoegd is om een restrictief beleid te voeren ten aanzien van de toepassing van kruimelgevallenregeling. In het voorliggende geval kan echter in het geheel geen gebruik worden gemaakt van de kruimelgevallenregeling omdat de beleidsregels dezelfde voorwaarden bevat als de voorschriften van het bestemmingsplan én het college bovendien op voorhand heeft uitgesloten gebruik te maken van de in artikel 4:84 neergelegde bevoegdheid om af te wijken. Dit verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de systematiek van de Wabo alsmede met de Awb. Het betoog van eiser slaagt.
5.3
Uit het vorenstaande volgt dat het college een nieuw besluit dient te nemen waarbij hij uitdrukkelijk onder ogen dient te zien of er aanleiding is om af te wijken van de beleidsregels. Hierbij is van belang van het college weliswaar heeft aangegeven dat het gebruik wijzigt van een ondergeschikte functie (schuur) naar een woonruimte maar hierbij kan er niet aan worden voorbijgegaan dat deze wijziging plaatsvindt binnen de bestemming wonen. Verder is van belang dat het college heeft aangegeven dat uitbreiding over de breedte van de woning wel mogelijk is en het de vraag is in hoeverre dat in ruimtelijke opzicht een verschil maakt ten opzichte van de door eiser gewenste uitbreiding over de lengte.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het college een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eisers met in achtneming van deze uitspraak. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 16 januari 2024;
  • draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,00 aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Oosterhout, griffier.
De rechter was niet in gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Nijmegen Zuid 2017

bestemmingsplan - Gemeente Nijmegen
17.2
Bouwregels
17.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
17.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 17.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels:
c.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn of tot maximaal 4 meter vanaf de zijgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw, met dien verstande dat de lengte van de loodrechte lijn vanaf het midden van de achtergevel van de aan- of uitbouw tot de kruising met de achterste perceelsgrens minimaal 5 meter is. Bestaande aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn of 4 meter vanaf de zijgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw zijn toegestaan en mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

Hoofdstuk IV Specifieke beleidsregels

Artikel 4 Specifiek

1. 2.12 lid 1, onder a, onder 2° Wabo j°. bijlage II, artikel 4 lid 1 Bor
Voor uitbreiding van, of een bijgebouw of overkapping bij, een grondgebonden woning verleent het bevoegd gezag toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan als voldaan wordt aan het gestelde in de stedenbouwkundige matrix (artikel 5) en de daarbij behorende kaart van gebiedstypen (artikel 6).
Deze beleidsregels zijn uitputtend voor uitbreiding van, of een bijgebouw of overkapping bij, grondgebonden woningen op een bouwperceel. Als hier niet aan wordt voldaan, wordt de toestemming geweigerd. Alleen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het kader van mantelzorg en/of de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 die niet voldoen aan de beleidsregels, zal er een ad hoc beoordeling plaatsvinden.
Wanneer sprake is van uitbreiding van, of een bijgebouw of overkapping bij, een grondgebonden woning ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt voor het verlenen van de omgevingsvergunning tevens getoetst aan de voorwaarden genoemd onder artikel 4, onder 4, van deze beleidsregels.
Ten aanzien van niet-grondgebonden woningen en/of activiteiten bij grondgebonden woningen die plaatsvinden buiten het bouwperceel, zal er ad hoc beoordeeld worden of er toestemming wordt verleend om af te wijken van het bestemmingsplan.
Voor isolerende voorzieningen bij bestaande woningen wordt toestemming verleend om af te wijken van het bestemmingsplan indien redelijke eisen van welstand zich daartegen niet verzetten.

Artikel 5 Stedenbouwkundige matrix

Gebied 1: Historische gesloten bebouwing, Gebied 2: Historische open bebouwing, Gebied 3: Tuinstad, Gebied 4: Jaren 70 en 80 wijken, Gebied 5: Overig
Gebiedsindeling volgens de gebiedstypen-kaart zoals aangegeven in artikel 6
17.
Op het erf zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan mits:
- aan- en uitbouwen zijn gelegen binnen een afstand van 4,00 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw of binnen 3,00 meter van de achtergevellijn, met dien verstande dat de lengte van de loodrechte lijn vanaf het midden van de achtergevel van de aan- of uitbouw tot de kruising met de achterste perceelsgrens minimaal 5,00 meter is.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
2.artikel 4, lid 1, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor); ook wel kruimelgevallenregeling genoemd
3.Artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) j°. bijlage II, artikel 4 Besluit Omgevingsrecht (Bor).