ECLI:NL:RBGEL:2025:7127

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
05.407001.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met tbs-maatregel en dwangverpleging

Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen bedreigingen heeft geuit. De verdachte, geboren in 1991 en momenteel gedetineerd, heeft via e-mail dreigende boodschappen gestuurd naar een slachtoffer, waarbij hij geweld en ernstige bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist, evenals de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De verdediging heeft geen verweer gevoerd en heeft gepleit voor alternatieve straffen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is door een psychische stoornis. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de bedreigingen en het recidiverisico. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling is afgewezen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b, 38v, 38w, 38z en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummers: 05/407001-24; 10/136712-23 (tul)
Datum uitspraak : 12 augustus 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
zonder ingeschreven woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. P.T.P. van der Made, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 oktober 2024 tot en met 13 november 2024 te Rotterdam en/of Doetinchem, althans in Nederland,
[slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] via een of meerdere e-mailbericht(en) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik ga gewoon naar action koop een groot keukenmes dan kom ik naar je kantoor ik koop niet eens een treinkaartje en ik steek iedereen neer die daar in de weg staat",
- "Want als ik naar het oosten moet komen, kom ik voor oorlog, ik ga jullie allemaal doodschieten",
- " [naam] dingen zijn niks vergeleken met wt ik met jullie ga doen" en/of
- "Begin mijn geld terug want ik ga je hoof er kanker afsnijden. Fucking mongol",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 november 2024, p. 6-7;
- het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, p. 9-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 23 oktober 2024 tot en met 13 november 2024 te Rotterdam en
/ofDoetinchem,
althans in Nederland,[slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door die [slachtoffer] via
een ofmeerdere e-mailbericht
(en
)dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik ga gewoon naar action koop een groot keukenmes dan kom ik naar je kantoor ik koop niet eens een treinkaartje en ik steek iedereen neer die daar in de weg staat",
- "Want als ik naar het oosten moet komen, kom ik voor oorlog, ik ga jullie allemaal doodschieten",
- " [naam] dingen zijn niks vergeleken met wt ik met jullie ga doen" en/of
- "Begin mijn geld terug want ik ga je hoof er kanker afsnijden. Fucking mongol"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest (volgens berekening van de rechtbank op de dag van uitspraak van het vonnis: 230 dagen). Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging gevorderd en aansluitend de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z Wetboek van Strafrecht (Sr)).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting onderzoekswensen ingediend en die ten grondslag gelegd aan een aanhoudingsverzoek. Dat aanhoudingsverzoek is afgewezen waarna de raadsman de onderzoekswensen bij pleidooi heeft herhaald. Verdachte is dusdanig geschrokken van de rapportages van de psychiater en psycholoog dat zijn houding is veranderd. Verdachte is nu bereid mee te werken met hulpverlening. Deze nieuwe situatie moet aan de deskundigen worden voorgelegd. Ook moeten de deskundigen nader bevraagd worden over de alternatieven van een tbs-maatregel. Tot slot dienen de deskundigen bevraagd te worden over de totstandkoming van de adviezen en of er mogelijk ruimte zit tussen hun bevindingen. De raadsman heeft verzocht de psychiater en de psycholoog (op zitting) te horen over de genoemde punten.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een contra-expertise waarbij opnieuw onderzoek wordt gedaan naar de persoon van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat een tbs-maatregel niet proportioneel is gelet op de aard van het strafbare feit, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en straffen voor dergelijke feiten in soortgelijke zaken. In dit geval kan worden volstaan met een taakstraf en één dag voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 18 juni 2025;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 juni 2025;
  • een multidisciplinair rapport van drs. A. Banaei Kashani, psychiater van 27 juni 2025 en van drs. J. Kluin, GZ-psycholoog van 24 juni 2025.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uiten van bedreigingen aan zijn bewindvoerder. De rechtbank vindt die bedreigingen en omstandigheden waaronder deze zijn gedaan ernstig. Het zijn serieuze en heftige bedreigingen, die concreet zijn en op verschillende momenten herhaald, ook nog nadat het bewind van de bewindvoerder op haar verzoek was beëindigd. Daarnaast zijn ze gericht tegen iemand die als taak heeft om verdachte (financieel) bij te staan. Hulpverleners moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Bovendien ondervinden slachtoffers van bedreigingen vaak gedurende langere periode gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al meerdere malen is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling en dat daarvoor gevangenisstraffen, taakstraffen en een éénjarige plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd zijn. De meest recente veroordeling is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam op 10 mei 2024. De rechtbank heeft voor tweemaal bedreiging en een mishandeling toen een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan één dag voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarde gold dat verdachte behandeling moest volgen.
De aard en de ernst van het gepleegde feit, afgezet tegen het strafblad van verdachte, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op hetgeen hieronder zal worden overwogen over de verminderde toerekenbaarheid en de maatregel, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Tbs-maatregel
De juridische criteria voor het kunnen opleggen van een tbs-maatregel volgen uit
artikel 37a Sr. Bij verdachte dient ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens te hebben bestaan, de door verdachte begane feiten moeten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld of zijn genoemd in artikel 37a, lid 1 Sr, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet het opleggen van de maatregel eisen. Indien op grond van artikel 37b, lid 1 Sr de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de tbs eist, kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt op grond van artikel 37a, lid 2, Sr vast dat de bedreiging een feit is waarvoor een tbs-maatregel kan worden opgelegd.
Verdachte is door psychiater drs. A. Banaei Kashani en door psycholoog drs. J. Kluin onderzocht. De psychiater heeft als diagnose gesteld een autismespectrumstoornis en PTSS. De psycholoog hanteert als werkdiagnose een autismespectrumstoornis en concludeert verder dat sprake is van traumaklachten, en acht de aanwezigheid van een PTSS waarschijnlijk. Ook benoemt de psycholoog dat sprake is van psychotische kwetsbaarheid. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat sprake was van een psychische stoornis bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit. De rechtbank neemt ook het advies van de beide deskundigen over dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel eisen en of de oplegging van de maatregel proportioneel is. Door de deskundigen wordt het risico op agressief gedrag naar hulpverleners hoog tot zeer hoog geschat. Er is sprake van een ernstige, complexe problematiek, er zijn forse risicofactoren en geen beschermende factoren aanwezig in het leven van verdachte. Hij is getraumatiseerd, hij kan in verhoogde emotionele toestand dreigend overkomen, hij zegt gewelddadige fantasieën te hebben maar zich in te houden. Zijn inzicht in zijn problematiek is zeer beperkt en er is nauwelijks tot geen motivatie om mee te werken aan hulpverlening en/of behandeling. Pas na langdurige en intensieve behandeling kan een gedragsverandering worden bereikt. Er is een historie van uitval uit begeleiding en behandeling. Eerdere behandeling en begeleiding heeft niet geleid tot gedragsverandering. Uiteindelijk is het steeds gekomen tot (een) woede-uitbarsting(en), waardoor de hulp is gestaakt.
De psychiater concludeert dat stevige en duidelijke kaders nodig zijn om gedragsverandering te bereiken en om een gedegen risicomanagement uit te voeren. De verwachting is dat verdachte in de toekomst zal proberen mee te werken aan toezicht en behandeling als hem dit opgelegd wordt, maar dat hij daarin niet zal slagen. De aangeboden hulp zal voor een belangrijk deel bestaan uit het de-escaleren van de situatie en het regelen van praktische zaken voor verdachte. Hij zal daarin een bepalende en ontregelende rol hebben en zich, vanuit zijn onmacht, eisend en dwingend opstellen. Vanwege zijn vrijwel gehele gebrek aan ziekte-inzicht en zijn wantrouwen naar hulpverlening, zal hij niet in staat zijn om aangeboden behandeling te accepteren en zich daaraan te conformeren. Hij is hiervoor te getraumatiseerd. Verdachte wordt niet in staat geacht om zich aan voorwaarden te houden, ook al zou hij dat willen. Er resteert niets anders dan te adviseren tot een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De psycholoog schrijft dat behandeling in een vrijwillig kader geen kans van slagen heeft. Ook een voorwaardelijk kader in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of in de vorm van een tbs met voorwaarden lijkt op dit moment niet haalbaar. Naast dat verdachte bij herhaling heeft aangegeven dat hij liever een voorwaardelijk strafdeel uitzit dan dat hij een behandeling ondergaat, is de verwachting dat, als hij al bereid zou zijn om een behandeling in een voorwaardelijk kader te starten, een dergelijk kader ontoereikend zal zijn. De combinatie van autisme, traumatisering en psychotische kwetsbaarheid geeft risico op ontregeling.
Tezamen met de wrokkige boosheid richting de hulpverlening en de tekorten in het hanteren van boosheid is het de verwachting dat verdachte bij oplopende behandeldruk met de behandeling zal stoppen. Ook behandeling in het kader van een zorgmachtiging zal naar verwachting niet volstaan. De behandeling binnen een forensisch psychiatrische setting heeft de voorkeur vanwege de noodzaak tot risicotaxatie en risicomanagement. Het betreft daarbij problematiek die doorgaans om langdurige begeleiding en behandeling vraagt. De psycholoog ziet geen andere mogelijkheid dan aan de rechtbank in overweging te geven om aan verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen. Alleen deze maatregel biedt voldoende mogelijkheden om verdachte in zorg te houden en het recidiverisico te beperken.
Uit de rapporten blijkt voorts dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de psychiater en de psycholoog. Ten aanzien van de diagnoses zijn er enige verschillen te constateren. Zij noemen dit een formeel verschil; in beschrijvende termen van disfuncties, aard en ernst van de problematiek is er overeenstemming. Als het gaat om de interventie-adviezen en het strafrechtelijk kader zijn beide rapporteurs tot dezelfde bevinding gekomen. Daarom adviseren beide deskundigen een tbs-maatregel met dwangverpleging met daarnaast, indien de tbs-maatregel in duur gemaximeerd is, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
Ook is er overleg geweest met de reclassering, die vervolgens een rapport heeft opgesteld.
De reclassering kan zich vinden in de adviezen van de deskundigen. Ondanks forse inzet van hulpverlening en reclasseringsbegeleiding is de problematiek van verdachte erger geworden. Een hulpverleningstraject in het kader van een voorwaardelijke straf is volgens de reclassering niet meer uitvoerbaar. Ook een tbs-maatregel met voorwaarden is niet uitvoerbaar nu verdachte niet openstaat voor behandeling en begeleiding.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de uitgebrachte rapportages. Verdachte heeft meegewerkt aan de onderzoeken en de deskundigen hebben zich een goed beeld kunnen vormen om de vragen in de rapportages te beantwoorden. Daarbij hebben zij overleg gehad over de inhoud van hun adviezen en komen zij tot gelijkluidende adviezen. Er zijn geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat dat in werkelijkheid anders is, zoals gesuggereerd. De actuele houding van verdachte is voor de rechtbank geen aanleiding voor het laten verrichten van nader onderzoek, al dan niet door een contra-expert. Nog afgezien van het feit dat de antwoorden van verdachte op zitting de vraag oproepen in hoeverre deze houding daadwerkelijk gewijzigd is, blijkt uit beide rapportages dat verdachte vanwege zijn stoornis, problematiek en het gebrek aan zelfinzicht niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden, ook al zou hij dit willen. Dit blijkt ook uit het feit dat eerdere behandelingen in een vrijwillig kader of als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk opgelegde straf niet van de grond zijn gekomen. De rechtbank volgt het advies van de deskundigen dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De ernst en hardnekkigheid van de persoonlijkheidsproblematiek en het steeds recidiveren rechtvaardigen een dergelijk ingrijpende aanpak. Er is door de deskundigen voldoende gekeken naar passende alternatieven maar die zijn er niet. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen noodzaak de deskundigen te horen of de verdediging een contra-expertise te laten verrichten.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel van terbeschikkingstelling eist en dat oplegging van de maatregel proportioneel is. Vorenstaande maakt dat aan de eisen die de wet aan het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging stelt, wordt voldaan en de rechtbank dus deze maatregel aan verdachte oplegt.
Gemaximaliseerde tbs-maatregel
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, oordeelt de rechtbank dat het bewezenverklaarde feit geen misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot de maximale duur van vier jaren. De bedreiging is namelijk niet voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag.
Gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank volgt de deskundigen in hun advies en legt ter bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op als bedoeld in artikel 38z Sr. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging daarvan is voldaan. Aan het einde van de tbs-maatregel wordt bekeken of de toezichthoudende maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en pas op dat moment worden de voorwaarden bij en de duur van de maatregel door de rechter vastgesteld. De maatregel wordt slechts ten uitvoer gelegd indien dat op het moment van de feitelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

8.De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Verdachte is op 10 mei 2024 door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor bedreiging en mishandeling tot een gevangenisstraf van 300 dagen waarvan één dag voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van één dag gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot tenuitvoerlegging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is, gelet op de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank wijst de vordering af.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38v, 38w, 38z en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt
een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2024 (parketnummer 10/136712-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2025.
de griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024535005, gesloten op 26 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.