ECLI:NL:RBGEL:2025:7146

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
452210
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betalingsverplichtingen en contractspartijen in bouwproject

In deze zaak, die op 23 juli 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een projectontwikkelaar, aangeduid als [eiseres in conv], en drie gedaagden, waaronder twee andere projectontwikkelaars en een samenwerkingsverband van ontwerp- en bouwbureaus. De kern van het geschil betreft de betaling van facturen voor verrichte werkzaamheden in het kader van een bouwproject, genaamd [project 1]. De eiseres stelt dat de gedaagden een betalingsverplichting hebben voor de door haar verrichte werkzaamheden, terwijl de gedaagden betwisten dat er een overeenkomst met de eiseres is gesloten. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagden een betalingsverplichting hebben jegens de eiseres. De rechter concludeert dat de vorderingen van de eiseres niet toewijsbaar zijn in het kort geding, omdat er nader onderzoek nodig is naar de contractuele afspraken en de rol van de verschillende partijen in het project. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 8.146,00 bedragen. De vorderingen van de gedaagden in reconventie worden afgewezen, omdat zij niet ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/452210 / KG ZA 25-173
Vonnis in kort geding van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiseres in conv] , statutair gevestigd te [plaats] , kantoorhoudende te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
hierna te noemen: [eiseres in conv] ,
advocaten: mr. H.R. Verschuur en mr. D. Opsteen,
tegen
1. [gedaagde in conv 1] , statutair gevestigd te [plaats] ,
2. [gedaagde in conv 2] , voorheen statutair gevestigd te [plaats] , nu statutair gevestigd te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: opdrachtgevers, afzonderlijk te noemen [gedaagde in conv 1] en [gedaagde in conv 2] ,
advocaten: mr. L.P. Wiggers en mr. N. Vonk,
3. [gedaagde in conv 3] , statutair gevestigd te [plaats] , kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde in conv 3] ,
advocaten: mr. J.F. van Nouhuys en mr .T.A.E. ten Berge,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding inclusief 52 producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie inclusief 33 producties;
- de producties 53 tot en met 55 van [eiseres in conv] ;
- de productie 34 van opdrachtgevers;
- de productie van [gedaagde in conv 3] ;
- de mondelinge behandeling van 9 juli 2025;
- de pleitnota van [eiseres in conv] ;
- de pleitnota van [gedaagde in conv 3] ;
- de pleitnota van opdrachtgevers;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat partijen zeer veel stukken met onder meer uitvoerige correspondentie hebben overgelegd. Hieronder zullen de feiten – waaronder een beperkt deel van de correspondentie – worden weergegeven die van belang zijn voor de beoordeling van dit kort geding.
Wie zijn partijen?
2.2.
[eiseres in conv] is een projectontwikkelaar op het gebied van de woning- en utiliteitsbouw in hout. Bestuurder van [eiseres in conv] is [naam 1] (hierna [naam 1] ).
[gedaagde in conv 1] is projectontwikkelaar en dochteronderneming van [naam stichting] , een woningcorporatie met onder meer bijna 7.000 woningen en diverse andere (verhuur) eenheden in de gemeenten [plaats] en [plaats] .
[gedaagde in conv 2] is een dochteronderneming van [bedrijf 1] en heeft als doel om (modulaire en duurzame) midden huurwoningen te bouwen om bij te dragen aan de oplossing van het woningtekort in Nederland.
[gedaagde in conv 3] is een samenwerking tussen verschillende ontwerp-, bouw- en installatieadviesbureaus. [gedaagde in conv 3] richt zich voornamelijk op de bouw van woningen en scholen van hout. [gedaagde in conv 3] was tot 4 juli 2024 een 50/50 procent partnerschap van [eiseres in conv] en [bedrijf 2] (hierna [bedrijf 2] ). Op 4 juli 2024 heeft [eiseres in conv] alle aandelen in [gedaagde in conv 3] van [eiseres in conv] overgedragen aan [bedrijf 2] . Bestuurder van zowel [bedrijf 2] als [gedaagde in conv 3] is [naam 2] (hierna [naam 2] ).
[project 1]
2.3.
Op enig moment in januari 2023 zijn partijen met elkaar in gesprek geraakt over een bouwproject aan de rand van [plaats] , genaamd [project 1] (hierna: [project 1] ), waarbij in totaal 139 flexwoningen moesten worden gerealiseerd. [gedaagde in conv 1] en [gedaagde in conv 2] trekken samen op om dit project te realiseren. De communicatie tussen opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] verliep voornamelijk via [naam 1] en zijn dochter [naam 3] die destijds in dienst was van [eiseres in conv] . In een e-mail van 10 januari 2023 aan [gedaagde in conv 2] schreef [naam 3] dat zij en [naam 1] namens [gedaagde in conv 3] de projectleiding op zich zouden nemen.
2.4.
Opdrachtgevers hebben op 15 juni 2023 een brief ontvangen van [gedaagde in conv 3] waarin de financiële kaders werden geschetst voor het [project 1] . Deze brief was zowel door [naam 1] als [naam 2] als bestuurders ondertekend. Op 29 augustus 2023 heeft inzake [project 1] een overleg plaatsgevonden tussen opdrachtgevers, [gedaagde in conv 3] en [de gemeente] . Daarbij waren [naam 1] en zijn dochter aanwezig als vertegenwoordigers van [gedaagde in conv 3] .
2.5.
[naam 1] dan wel [eiseres in conv] heeft gedurende de periode augustus 2023 tot en met december 2023 werkzaamheden verricht voor [project 1] . Daarbij is op 29 december 2023 een omgevingsvergunning ingediend door [eiseres in conv] .
Correspondentie over deelname aan [project 1] door [gedaagde in conv 3] en over kosten
2.6.
In de loop van 2023 zijn de verhoudingen tussen [eiseres in conv] en [bedrijf 2] als aandeelhouders van [gedaagde in conv 3] verslechterd. [bedrijf 2] heeft met een brief van 2 november 2023 aan [eiseres in conv] laten weten als bestuurder van [gedaagde in conv 3] af te zien van [project 1] . Opdrachtgevers zijn hier niet (direct) van op de hoogte gesteld.
2.7.
Op 7 februari 2024 heeft [naam 3] een offerte voor “Ontwerpfase [project 1] ” aan opdrachtgevers verzonden waarbij de kosten voor [gedaagde in conv 1] werden begroot op € 164.722,00 exclusief btw en voor [gedaagde in conv 2] op € 210.628,00 exclusief btw.
2.8.
Met een brief van 4 april 2024 heeft [naam 2] opdrachtgevers als volgt bericht:
“Na uitgebreide gesprekken met [naam 1] , vertegenwoordiger van [eiseres in conv] en medeaandeelhouder van [gedaagde in conv 3] , heeft [bedrijf 3] medio november 2023 besloten om niet langer via [gedaagde in conv 3] deel te nemen aan het project. (…) Onlangs hebben wij vernomen dat de [eiseres in conv] op eigen initiatief het traject met u heeft voortgezet waarbij de indruk wordt gewerkt dat er namens [gedaagde in conv 3] wordt gesproken. (…) Wij verzoeken u vriendelijk doch dringend om ons onverwijld op de hoogte te stellen van de actuele stand van zaken en om verdere stappen in overleg met ons te bespreken. Transparantie en een constructieve samenwerking staan hoog in het vaandel bij [bedrijf 3] , en wij streven ernaar om deze waarden ook in onze samenwerking met u te handhaven.”
2.9.
Met een brief van 23 mei 2024 hebben opdrachtgevers [naam 2] en [naam 1] onder meer bericht dat altijd met hen gecommuniceerd is uit naam van [gedaagde in conv 3] en dat opdrachtgevers uit de verklaringen en gedragingen van [naam 2] en [naam 1] telkens hebben aangenomen dat [gedaagde in conv 3] rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door [naam 1] . Ook hebben opdrachtgevers daarbij vermeld dat tot op heden de overeenkomsten (de ontwerpopdracht(en)) niet zijn getekend.
2.10.
Met een e-mail van 13 juni 2024 heeft [naam 1] het volgende aan opdrachtgevers bericht:
“Afgelopen dinsdag is met [naam 2] en [naam 4] afgesproken dat [bedrijf 4] de contractpartij wordt voor [project 1] . Ook zal de facturatie via [bedrijf 4] verlopen.
We hebben afgesproken dat voor de ontwerpopdracht t/m omgevingsvergunning nu de eerste twee fases in rekening worden gebracht. De factuur voor de 3e fase zal verstuurd worden zodra de omgevingsvergunning is afgegeven. Zie bijlage met het eerder gecommuniceerde facturatieschema.
Ontwerpopdracht t/m omgevingsvergunning:
Fase 1: 82.360 euro excl. BTW
Fase 2: 41.180 euro excl. BTW
Totale factuur: 123.540 euro excl. BTW
De factuur zal verstuurd worden vanuit [bedrijf 4] gericht aan:
(…)”
2.11.
Naar aanleiding van de e-mail van 13 juni 2024 hebben opdrachtgevers [naam 2] en [naam 1] met een brief van 20 juni 2024 onder meer bericht dat zij zich gelet op de gang van zaken afvragen of überhaupt sprake is van een betalingsverplichting en wat deze zou omvatten en dat wanneer een betalingsverplichting mocht bestaan, opdrachtgevers die opschorten.
2.12.
Met een e-mail van 26 juni 2024 heeft [naam 2] aan opdrachtgevers verzocht om tot een passende financiële afwikkeling te komen met [eiseres in conv] voor de werkzaamheden in fase 1 en 2.
2.13.
[eiseres in conv] heeft opdrachtgevers nadien meermaals verzocht en gesommeerd om tot betaling van de eindafrekening over te gaan.
Vaststellingsovereenkomst [eiseres in conv] en [bedrijf 2]
2.14.
Op 4 juli 2024 hebben [eiseres in conv] en [bedrijf 2] hun samenwerking binnen [gedaagde in conv 3] beëindigd middels een vaststellingsovereenkomst. Over het [project 1] is in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst het volgende opgenomen:
“5 [project 1]
5.1
Met betrekking tot het [project 1] zal de Vennootschap bewerkstelligen dat de opdracht voor dit project vanuit de opdrachtgevers [gedaagde in conv 1] en [gedaagde in conv 2] zal worden verstrekt aan [bedrijf 5] , waarbij (een van de) Vennootschappen zal gaan fungeren als opdrachtnemer van [bedrijf 5] .
5.2
[eiseres in conv] zal, ondersteund door [gedaagde in conv 3] , met de opdrachtgevers overleggen over de door haar tot heden voor het [project 1] verrichte werkzaamheden en de daarvoor in rekening te brengen bedragen. Nadat [eiseres in conv] over de in rekening te brengen werkzaamheden en bedragen met de opdrachtgevers overeenstemming heeft bereikt, zal zij de Vennootschap daarover gedetailleerd informeren. De (opdrachtnemende) Vennootschap [eiseres in conv] zal deze bedragen waarover [eiseres in conv] met de opdrachtgevers overeenstemming heeft bereikt vervolgens aan de opdrachtgevers factureren. ledere betaling die door de (opdrachtnemende) Vennootschap van de opdrachtgevers op deze facturen wordt ontvangen, wordt direct na ontvangst euro voor euro doorbetaald aan [eiseres in conv] , onder de verplichting voor [eiseres in conv] daarmee corresponderende facturen aan de betalende Vennootschap te verstrekken.
5.3
[gedaagde in conv 3] en [bedrijf 2] , middels [naam 2] zullen zich ten volle inspannen om betaling van de vergoeding voor de door [eiseres in conv] tot op heden verrichtte
werkzaamheden te verkrijgen en zullen [eiseres in conv] bij de gesprekken daarover ten volle ondersteunen.”
Gebruik ontwerpen en vooropdracht
2.15.
Met een e-mail van 5 december 2024 heeft [naam 2] onder meer het volgende aan opdrachtgevers bericht:
“ [gedaagde in conv 3] garandeert dat het voor [project 1] te ontwikkelende ontwerp en daarmee hetgeen hiervoor vermeldt geen inbreuk maakt op enig recht van derden.”
2.16.
Op 17 en 23 december 2024 is een vooropdracht tot stand gekomen tussen [gedaagde in conv 2] , [gedaagde in conv 1] , [gedaagde in conv 3] en aannemingsmaatschappij [bedrijf 5] , waarbij [bedrijf 5] bij de bouw gebruik zou maken van de door [gedaagde in conv 3] vervaardigde ontwerpen.
2.17.
Opdrachtgevers hebben in het kader van deze vooropdracht in totaal € 311.000,00 exclusief btw aan [gedaagde in conv 3] betaald.
Actuele stand van zaken
2.18.
Inmiddels is de omgevingsvergunning voor [project 1] verleend en in werking getreden op 29 mei 2025. Vanaf augustus 2025 zal worden gestart met de bouw en naar verwachting zal de oplevering van het project plaatsvinden vanaf juni 2026.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres in conv] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 3] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 164.722,00 exclusief btw, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw en de wettelijke handelsrente; alsmede
[gedaagde in conv 2] en/of [gedaagde in conv 3] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 210.628,00 exclusief btw, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw en de wettelijke handelsrente;
II. [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 2] en/of [gedaagde in conv 3] verbiedt om, op welke wijze dan ook
gebruik te maken van de bouwtekeningen en -berekeningen die zijn ingediend bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning met betrekking tot [project 1] , zolang niet volledig is betaald conform het onder I gevorderde, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom, waarbij [gedaagde in conv 1] , [gedaagde in conv 2] en [gedaagde in conv 3] hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de dwangsommen, althans een door de voorzieningenrechter, in goede justitie te bepalen bedrag.
III. [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 2] en/of [gedaagde in conv 3] veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
Opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie
3.4.
Opdrachtgevers vorderen in voorwaardelijke reconventie dat:
I. Indien en voor zover [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 2] wordt veroordeeld tot het doen van enige betaling aan [eiseres in conv] , [gedaagde in conv 3] wordt veroordeeld tot het betalen van een gelijk bedrag, althans [gedaagde in conv 3] wordt veroordeeld tot het ertoe te doen leiden dat [gedaagde in conv 3] een gelijk bedrag, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te betalen bedrag aan [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 2] betaalt; en
II. Indien en voor zover de vordering van [eiseres in conv] tot het opleggen van een verbod aan [gedaagde in conv 1] en/of [gedaagde in conv 2] , zoals omschreven onder 3.1. sub II, geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen: [gedaagde in conv 3] te veroordelen tot het betalen van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te betalen bedrag aan [eiseres in conv] , ter verkrijging van het recht van gebruik van bouwtekeningen en -berekeningen die benodigd zijn voor [project 1] .
III. [gedaagde in conv 3] wordt veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie.
3.5.
[gedaagde in conv 3] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
De vordering van [eiseres in conv] onder 3.1. I strekt tot betaling van een geldbedrag. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde(n) voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.2.
Voor de toewijzing van een geldvordering in een kortgedingprocedure kunnen aan het spoedeisende belang minder hoge eisen worden gesteld naarmate de aannemelijkheid van de vordering groter is. Volgen [eiseres in conv] is hier in zeer hoge mate aannemelijk dat opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] een betalingsverplichting jegens [eiseres in conv] hebben. De voorzieningenrechter volgt [eiseres in conv] hierin niet. Daarvoor is het volgende van belang.
Vordering tot nakoming
4.3.
[eiseres in conv] legt primair aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting door opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] . [eiseres in conv] stelt dat opdrachtgevers tijdens het overleg op 29 augustus 2023 op basis van regie opdracht hebben gegeven voor het maken van bouwtekeningen en berekeningen en voor het uiterlijk op 31 december 2023 indienen van een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning Na uitvoering van die werkzaamheden heeft [eiseres in conv] een eindafrekening vastgesteld die die door [gedaagde in conv 1] is geaccordeerd. Daardoor is ook [gedaagde in conv 2] gebonden, nu deze partijen samen optrokken in het project, aldus [eiseres in conv] .
4.4.
Opdrachtgevers betwisten dat zij voor deze werkzaamheden opdracht hebben gegeven aan [eiseres in conv] en dat zij uit hoofde daarvan een betalingsverplichting jegens [eiseres in conv] hebben. Opdrachtgevers stellen de opdracht te hebben gegeven aan [gedaagde in conv 3] , hetgeen ook door [naam 1] namens [eiseres in conv] en [naam 2] namens [gedaagde in conv 3] is bevestigd. Opdrachtgevers hebben ook uitdrukkelijk kenbaar gemaakt geen overeenkomst aan te willen gaan met [eiseres in conv] . Dat opdrachtgevers enige opdracht aan [eiseres in conv] zouden hebben verstrekt, blijkt volgens hen nergens uit, ook niet uit het gespreksverslag van het gesprek op 29 augustus 2023. [naam 2] en [naam 1] hebben via een vaststellingsovereenkomst ook uitwerking gegeven aan de bevestiging dat het project via [gedaagde in conv 3] zou verlopen. Bij de in de vaststellingsovereenkomst gemaakt afspraken zijn opdrachtgevers echter geen partij. De enige opdracht die opdrachtgevers hebben verstrekt is de vooropdracht zoals in december 2024 ondertekend door opdrachtgevers, [gedaagde in conv 3] , en aannemingsmaatschappij [bedrijf 5] Die opdracht omvat alle werkzaamheden die voor opdrachtgevers – door welke partij dan ook – zijn verricht en opdrachtgevers hebben onder die vooropdracht in totaal € 311.000,- betaald. De werkzaamheden die door [eiseres in conv] zijn verricht en de werkzaamheden die nadien door of namens [gedaagde in conv 3] zijn verricht om tot een ontvankelijk verklaarde omgevingsvergunning te komen vallen volgens opdrachtgevers onder de reikwijdte van deze opdracht. Voor [eiseres in conv] bestaat geen recht om aan opdrachtgevers aanvullende betaling te vragen.
4.5.
[gedaagde in conv 3] betwist op haar beurt ook enige betalingsverplichting jegens [eiseres in conv] . Volgens [gedaagde in conv 3] heeft [eiseres in conv] zonder schriftelijke opdracht en bewust buiten het zicht van [gedaagde in conv 3] werkzaamheden verricht voor opdrachtgevers in het kader van [project 1] . Bij brief van 2 november 2023 heeft [naam 2] [naam 1] bericht dat [gedaagde in conv 3] of enige andere aan [bedrijf 2] gelieerde partij niet zou deelnemen aan het project. Ook volgt volgens [gedaagde in conv 3] uit de vaststellingsovereenkomst die [eiseres in conv] en [gedaagde in conv 3] op 4 juli 2024 hebben gesloten geen betalingsverplichting voor [gedaagde in conv 3] . In artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat [gedaagde in conv 3] als doorgeefluik zal fungeren bij de financiële afwikkeling die zou (kunnen) plaatsvinden tussen [eiseres in conv] en opdrachtgevers met betrekking tot de werkzaamheden die [eiseres in conv] rechtstreeks voor opdrachtgevers heeft uitgevoerd. [gedaagde in conv 3] heeft geen doorbetalingsverplichting op grond van de vaststellingsovereenkomst, want aan geen van de vijf daarin genoemde cumulatieve voorwaarden is voldaan. [gedaagde in conv 3] heeft opdrachtgevers nadien geholpen het project alsnog te laten slagen. Op 17 en 23 december 2024 zijn vooropdrachten van opdrachtgevers met [gedaagde in conv 3] tot stand gekomen. Op grond daarvan heeft [gedaagde in conv 3] de opdracht gekregen de ontwerpwerkzaamheden uit te voeren voor een vaste prijs van € 311.000,- exclusief btw. [gedaagde in conv 3] stelt dat opdrachtgevers klaarblijkelijk (ook) een opdracht hebben gegeven aan [eiseres in conv] . Zo hebben [naam 1] en zijn dochter vanuit hun [eiseres in conv] e-mailadressen met opdrachtgevers gecorrespondeerd, is de omgevingsvergunningaanvraag door [eiseres in conv] ingediend namens opdrachtgevers en is [gedaagde in conv 1] akkoord gegaan met conceptfacturen afkomstig van [eiseres in conv] . [naam 1] en zijn dochter waren niet zelfstandig bevoegd om [gedaagde in conv 3] te vertegenwoordigen en dat was voor opdrachtgevers eenvoudig te verifiëren in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Volgens [gedaagde in conv 3] is dan ook klaarblijkelijk sprake van twee overeenkomsten van opdracht. Eén tussen opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] en één tussen opdrachtgevers en [eiseres in conv] .
4.6.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting door opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] , staat het door [eiseres in conv] in al zijn onderdelen gestelde niet voldoende vast. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres in conv] in de periode augustus 2023 tot en met december 2023 werkzaamheden heeft verricht voor [project 1] , maar partijen geven allen een andere uitleg aan de daarover door partijen gevoerde correspondentie en gemaakte afspraken. Hierdoor kan vooralsnog niet worden vastgesteld of die werkzaamheden zijn verricht in het kader van een door opdrachtgevers aan [eiseres in conv] afzonderlijk verstrekte opdracht en zo dat het geval zou zijn, of opdrachtgevers dat ook hadden kunnen begrijpen en daarmee akkoord zijn gegaan, dan wel of [eiseres in conv] de werkzaamheden in naam van [gedaagde in conv 3] heeft verricht. Ook kan niet op voorhand worden vastgesteld of sprake was van twee afzonderlijke opdrachten of dat de in december 2024 door opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] overeengekomen vooropdracht als één allesomvattende opdracht tussen partijen moet worden beschouwd. Ook kan gelet op de verschillen in interpretatie van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst tussen [eiseres in conv] en Oosterhof voorshands niet worden vastgesteld wat [eiseres in conv] en [gedaagde in conv 3] in het kader van die vaststellingsovereenkomst hebben beoogd met elkaar te verrekenen in het kader van (reeds) door [eiseres in conv] verrichte werkzaamheden voor het [project 1] . Vooropgesteld dat met [eiseres in conv] dient te worden afgerekend voor de werkzaamheden die zij voor [project 1] heeft verricht, waarvoor zij kosten heeft gemaakt en waarvoor [eiseres in conv] tot op heden niet is betaald, vergt de wijze waarop die afrekening dient te gebeuren gelet op het voorgaande nader onderzoek en wellicht een bewijsopdracht, wat het bestek van een kort geding te buiten gaat.
Vordering uit onrechtmatige daad
4.7.
[eiseres in conv] legt subsidiair aan haar vordering tot betaling ten grondslag dat opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig handelen jegens haar. [eiseres in conv] stelt met uitsluiting van opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] de exploitatierechten te hebben van de voor [project 1] vervaardigde bouwtekeningen en berekeningen. Door zonder betaling aan [eiseres in conv] gebruik te maken van de bouwtekeningen voor de realisatie van het project maken opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] inbreuk op deze exploitatierechten en dat is onrechtmatig. Daarnaast handelen zij daarmee in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid, aldus [eiseres in conv] .
4.8.
Opdrachtgevers voeren in verweer aan dat zij gebruik maken van de bouwtekeningen en berekeningen van [gedaagde in conv 3] met wie zij de vooropdracht zijn aangegaan en waarin aan opdrachtgevers een garantie is gegeven met betrekking tot de IE-rechten. Opdrachtgevers hebben daarvoor ook betaald onder de vooropdracht. Voor zover bij opdrachtgevers bekend heeft [naam 1] altijd adviseurs ingeschakeld namens [gedaagde in conv 3] en niet namens [eiseres in conv] . Bovendien ontbreekt volgens opdrachtgevers een causaal verband tussen de beweerde onrechtmatige gedraging en de gevorderde betaling en ontbreekt een onderbouwing van de gestelde schade.
4.9.
[gedaagde in conv 3] voert in verweer aan dat niet valt in te zien waarom zij tegenover [eiseres in conv] onrechtmatig zou handelen door in meer of mindere mate voort te bouwen op het resultaat van werkzaamheden die [eiseres in conv] eerder in opdracht van opdrachtgevers heeft uitgevoerd. [eiseres in conv] zal zich voor betaling daarvoor moeten wenden tot opdrachtgevers. Dat het gebruik van de stukken niet onrechtmatig is volgt volgens [gedaagde in conv 3] uit artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst van 4 juli 2023 waarin [eiseres in conv] en [gedaagde in conv 3] juist zijn overeengekomen dat het de bedoeling is dat [gedaagde in conv 3] de door [eiseres in conv] voor opdrachtgevers opgestelde stukken zou gebruiken en dat de financiële afwikkeling zou verlopen met opdrachtgevers.
4.10.
Ook voor deze subsidiaire grondslag geldt dat het door [eiseres in conv] in al zijn onderdelen gestelde niet voldoende vaststaat. Niet in geschil is dat de bouwtekeningen en berekeningen zijn opgesteld om te gebruiken voor [project 1] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] is echter onduidelijk of nog voor die bouwtekeningen en berekeningen moet worden betaald en bij wie de exclusieve exploitatierechten van die documenten berusten. Ook dat vergt nader onderzoek dat het bestek van dit kort geding te buiten gaat.
Vordering uit ongerechtvaardigde verrijking
4.11.
[eiseres in conv] legt meer subsidiair aan haar vordering ten grondslag dat opdrachtgevers en [gedaagde in conv 3] ongerechtvaardigd zijn verrijkt (artikel 6:112 BW) door het gebruik van de door [eiseres in conv] opgestelde bouwtekeningen en berekeningen. Indien zij de tekeningen en berekeningen niet hadden kunnen gebruiken, hadden zij derden moeten inschakelen om vergelijkbare stukken op te stellen en dat brengt kosten met zich. Tegelijkertijd is [eiseres in conv] verarmd nu zij voor de vervaardiging van de bouwtekeningen en berekeningen medewerkers en extern adviseurs heeft ingezet en betaald zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.
4.12.
Gelet op dat wat hiervoor onder rechtsoverwegingen 4.6. en 4.10 is overwogen staat ook deze vordering in al zijn onderdelen onvoldoende vast. Aannemelijk is dat één van gedaagde partijen is verrijkt door de significante werkzaamheden die [eiseres in conv] in de periode augustus 2023 tot en met december 2023 heeft verricht en die mede zijn gebruikt voor de totstandkoming van de verleende omgevingsvergunning, zonder dat [eiseres in conv] daarvoor is betaald. Echter kan gelet op de gemotiveerde betwistingen van zowel opdrachtgevers als [gedaagde in conv 3] niet worden vastgesteld wie zou zijn verrijkt. Ook dat vergt nader onderzoek dat het bestek van dit kort geding te buiten gaat.
Conclusie ten aanzien van de vordering onder I.
4.13.
Uit het voorgaande volgt reeds dat de vordering onder I niet vatbaar is voor toewijzing in dit kort geding. De vraag of [eiseres in conv] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering behoeft daarom geen bespreking meer.
Vordering tot verbod op gebruik bouwtekeningen en berekeningen.
4.14.
[eiseres in conv] heeft tevens een verbod gevorderd op het gebruik van haar bouwtekeningen en berekeningen om [project 1] te bouwen. In rechtsoverweging 4.10 heeft de voorzieningenrechter echter al overwogen dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat de exclusieve exploitatierechten van deze tekeningen en berekeningen toebehoren aan [eiseres in conv] dan wel [naam 1] . Daardoor kan evenmin worden vastgesteld of opdrachtgevers de bouwtekeningen en berekeningen niet mogen gebruiken.
4.15
Nu de vordering onder II onvoldoende vaststaat is ook deze niet vatbaar voor toewijzing in dit kort geding.
Proceskosten
4.15.
[eiseres in conv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van opdrachtgevers worden begroot op:
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.146,00
De proceskosten van [gedaagde in conv 3] worden begroot op:
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.146,00
In reconventie
4.16.
Opdrachtgevers hebben in reconventie een (voorwaardelijke) vordering ingesteld tegen [gedaagde in conv 3] . [gedaagde in conv 3] is in deze procedure mede gedaagde in conventie en geen eisende partij in conventie. Zoals [gedaagde in conv 3] in verweer terecht heeft gesteld kan een eis in reconventie alleen worden ingesteld – behoudens in uitzonderlijke gevallen die hier niet aan de orde zijn – tegen de eisende partij in conventie. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Opdrachtgevers hebben niet nader gemotiveerd waarom in dit geval van het bepaalde in artikel 136 Rv moet worden afgeweken. Nu [gedaagde in conv 3] in conventie niet naast [eiseres in conv] als eisende partij is opgetreden, dienen opdrachtgevers niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun reconventionele vorderingen.
4.17.
Opdrachtgevers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde in conv 3] worden veroordeeld, die in reconventie worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres in conv] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres in conv] in de proceskosten van opdrachtgevers van € 8.146,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres in conv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres in conv] in de proceskosten van [gedaagde in conv 3] van € 8.146,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres in conv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
5.5.
verklaart opdrachtgevers niet ontvankelijk in hun vorderingen.
5.6.
veroordeelt opdrachtgevers in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conv 3] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
1518