In deze zaak, die op 23 juli 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een projectontwikkelaar, aangeduid als [eiseres in conv], en drie gedaagden, waaronder twee andere projectontwikkelaars en een samenwerkingsverband van ontwerp- en bouwbureaus. De kern van het geschil betreft de betaling van facturen voor verrichte werkzaamheden in het kader van een bouwproject, genaamd [project 1]. De eiseres stelt dat de gedaagden een betalingsverplichting hebben voor de door haar verrichte werkzaamheden, terwijl de gedaagden betwisten dat er een overeenkomst met de eiseres is gesloten. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagden een betalingsverplichting hebben jegens de eiseres. De rechter concludeert dat de vorderingen van de eiseres niet toewijsbaar zijn in het kort geding, omdat er nader onderzoek nodig is naar de contractuele afspraken en de rol van de verschillende partijen in het project. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 8.146,00 bedragen. De vorderingen van de gedaagden in reconventie worden afgewezen, omdat zij niet ontvankelijk zijn verklaard.