ECLI:NL:RBGEL:2025:7172

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
11573047
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt de werknemer, aangeduid als [verzoeker], om vernietiging van het ontslag op staande voet dat door haar werkgever, IrisZorg, is gegeven op 31 januari 2025. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De kantonrechter stelt vast dat IrisZorg op de hoogte was van de nevenwerkzaamheden van [verzoeker] en dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de informatie die [verzoeker] heeft verstrekt. De kantonrechter concludeert dat de werknemer niet volledig is geweest in haar communicatie, maar dat de werkgever ook tekort is geschoten in het handhaven van de transparantie over de nevenwerkzaamheden. Het zelfstandig tegenverzoek van IrisZorg tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-, g- of i-grond wordt afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat de omstandigheden niet zodanig zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst onredelijk is. De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet en wijst het verzoek van IrisZorg tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af. De proceskosten worden toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11573047 \ HA VERZ 25-42
Beschikking van 28 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. F.A.J.M. Peeters,
tegen
IRISZORG,
te Arnhem,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: IrisZorg,
gemachtigde: mr. C.M. Hermesdorf.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt [verzoeker] om vernietiging van het door IrisZorg op 31 januari 2025 gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet, omdat het ontslag niet (rechts)geldig is. Er is geen sprake van een dringende reden.
Het zelfstandig tegenverzoek van IrisZorg tot ontbinding op de e-, de g- of de i-grond wordt eveneens afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat het dienstverband van [verzoeker] vooralsnog niet is geëindigd en zowel IrisZorg als [verzoeker] zich zullen moeten houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het aanvullend verzoekschrift met producties 1 - 18
- het verweerschrift 1 - 10
- het aanvullend verweerschrift 11- 24
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is, nadat partijen tevergeefs hebben geprobeerd een schikking te treffen, bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
IrisZorg is onder andere actief op het gebied van het leveren van zorg aan mensen die verslavingsproblematiek kennen en verzorgt de begeleiding van deze mensen.
2.2.
[verzoeker] is sinds 24 augustus 2019 in dienst bij IrisZorg. De functie van [verzoeker] is Toezichthouder met een gemiddeld loon op basis van 36 uur van € 3.086,00 bruto per maand (€ 19,78 bruto per uur). Uit de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wordt geciteerd:
Artikel 8:
Bij de aanvang van het dienstverband oefent de werknemer de volgende nevenfuncties uit: n.v.t.
De werknemer vraagt de werkgever vooraf toestemming indien hij tijdens het dienstverband een (andere) nevenfunctie wil uitoefenen.
2.3.
Op 16 januari 2023 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld vanwege een incident op de werkvloer.
2.4.
Uit een e-mailbericht van 23 mei 2024 van [naam 1] aan de bedrijfsarts, waarin wordt geciteerd uit een gesprekverslag van een gesprek dat op 22 mei 2024 plaatsvond tussen [verzoeker] en [naam 1] (IrisZorg), wordt geciteerd:
Even een korte weergave van het gesprek wat wij hebben gehad 22 mei: allereerst was het een fijn gesprek; mijn indruk was dat jij dat ook hebt gevonden. We hebben gesproken dat jij graag weer aan het werk wil. In eerste instantie gaf jij aan op te gaan bouwen alleen in de
nachtdienst. Ik heb daarop aangegeven dat 1. starten met werken eerst te bespreken met de bedrijfsarts en op basis van haar bevindingen daarna vervolgafspraken te maken. 2. bij een eventuele start werken opbouw plaats vindt in eerste instantie alleen overdag om uiteindelijk
alles goed gaat te gaan praten over werken in de nacht. Ik kan hierover geen oordeel geven aangezien je eerst met de bedrijfsarts zal spreken hierover oa. Verder heb jij nog aangegeven dat je bij een andere werkgever gestart bent met werken in de nacht maar nu nog niet wil zeg
bij welke werkgever dat is. (…)
2.5.
Op 27 mei 2024 heeft [verzoeker] een afspraak met de bedrijfsarts ( [naam 2] ). De bedrijfsarts koppelt over dit consult terug dat zij heeft begrepen dat [verzoeker] het consult als niet prettig heeft ervaren en zij heeft gevraagd om een second opinion.
2.6.
Op 13 augustus 2024 vindt een second opinion plaats door bedrijfsarts [naam 3] . Uit de bevindingen wordt geciteerd:
(…)
Betrokkene heeft voor haar trauma gesprekken met een psycholoog en EMDR gehad, wat haar heeft geholpen om zelfvertrouwen terug te krijgen en niet meer bang te zijn.
Huidige klachten:
Geen klachten meer.
Medicatie:
Geen
Onderzoek:
Betrokkene oogt niet ziek, is vrolijk en coherent, er zijn geen aanwijzingen voor angst- en/of
depressieve klachten. 4DKL: 1-0-0-4, normale scores.
Behandeling:
Niet meer.
(…)
Visie en re-integratie:
Betrokkene wilde eind 2023 starten met re-integreren, maar kreeg geen kans van de werkgever. Ze heeft het gevoel dat ze wordt weggewerkt en dat haar re-integratie wordt belemmerd. Omdat ze een letselschadeclaim heeft ingediend en haar werkgever aansprakelijk heeft gesteld voor wat haar is overkomen, wijt de werkgever en de arbodienst het aan een conflict. Betrokkene geeft aan geen conflict te hebben met haar werkgever of leidinggevende. Ze ervaart geen steun en vertrouwen bij haar huidige bedrijfsarts en zou graag een andere bedrijfsarts willen. Dit heeft ze paar keer aangegeven, maar wordt niet gehonoreerd. Ze moest ook vaak vragen voor een second opinion en telkens werd dit uitgesteld. Het enige wat ze wil, is haar werk terug, desnoods op een andere locatie van dezelfde werkgever. Ze wil geen geld en/of VSO. Omdat ze graag wilde werken en haar werkgever haar niet wilde laten re-integreren, ging ze eerst vrijwilligerswerk doen en vond sinds februari 2024 een andere baan met een contract van een jaar. Ze werkt in de zorg, 32 uur per week, wisselende diensten, ondersteuning van bewoners bij ADL-taken. Het gaat goed, ze heeft zich niet meer ziek gemeld. Aldus betrokkene.

3.3. Diagnose/DD:

EUG, hiervan hersteld.
Trauma op het werk, behandeling gevolgd, plekje gegeven, ervaart nu geen klachten en belemmeringen meer.

4.4. Toelichting/overweging

Op basis van de anamnese, klachtenpresentatie, eigen oriënterend onderzoek en afgenomen vragenlijst, kan worden geconcludeerd dat er geen beperkingen meer aan de orde zijn. Het vertrouwen in de arbodienst/bedrijfsarts is kwijt. Ze zou graag een andere bedrijfsarts willen.

5.Beantwoording van de vraagstelling en/of conclusie

Op basis van anamnese, beschikbare informatie in het dossier en eigen onderzoek dient de conclusie te zijn dat er geen beperkingen meer aan de orde zijn voor eigen werkzaamheden.
Betrokkene is medisch gezien belastbaar voor eigen werk. Indien toch begeleiding en beoordeling nodig is, zou ik haar verzoek voor een andere bedrijfsarts honoreren om vertrouwen te herstellen.
2.7.
De second opinion bedrijfsarts bevestigt voornoemde rapportage op 21 augustus 2024 naar de eerste bedrijfsarts mevrouw [naam 2] , te hebben gestuurd.
2.8.
Op 8 oktober 2024 heeft [verzoeker] zich opnieuw ziekgemeld bij IrisZorg in verband met zwangerschap gerelateerde klachten.
2.9.
Op 9 oktober 2024 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoeker] , [naam 4] (HR) en [naam 5] (manager bedrijfsvoering). Uit het gespreksverslag dat [naam 5] hierover op dezelfde datum heeft opgesteld, wordt geciteerd:
Vanmiddag hebben wij met elkaar gesproken over jouw re-integratie, in het bijzijn van [naam 4] (…). Fijn dat deze afspraak – ondanks de klachten die je momenteel ervaart ten gevolge van jouw zwangerschap – heeft kunnen plaatsvinden. Onderstaand vind je de uiteenzetting van de besproken onderwerpen en gemaakte afspraken.
Afspraak bedrijfsarts d.d. 10 oktober 2024Morgen heb je een afspraak staan bij onze bedrijfsarts ( [naam 6] ), locatie Nijmegen. Deze afspraak is bedoeld voor het opstellen van het Actueel Oordeel, die je nodig hebt voor jouw aanstaande WIA-aanvraag. Vanwege jouw klachten ten gevolge van zwangerschap is het voor jou lastig om naar locatie te komen.
Inmiddels hebben we geregeld dat de taxi jou komt ophalen op jouw huisadres om 12.15 uur.Na de afspraak wordt je door de taxi weer thuisgebracht.
(…)
Voortgang re-integratieConform het advies van de bedrijfsarts heb je -nadat je twee keer hebt meegedraaid in dagdienst – afgelopen weekend een nachtdienst meegedraaid. Ik heb van de collega’s waarmee je hebt gewerkt die nacht diverse signalen ontvangen. Deze signalen gaan onder andere over de onderlinge samenwerking met de betreffende collega’s, negatieve uitlatingen over Iriszorg en haar medewerkers/cliënten en (on)rust op locatie gedurende uitvoering van werkzaamheden. In ons gesprek heb je jouw perspectief van de nachtdienst gedeeld en dat geeft een tegenovergesteld beeld. Je hebt aangegeven – en dat beeld delen wij – dat er aandacht nodig is voor de samenwerking met collega’s.
We hebben afgesproken dat we het advies van de bedrijfsarts afwachten ten aanzien van jouw re-integratie en daarna eventuele vervolgstappen bepalen om te zorgen dat je re-integratie op een prettige wijze voor alle partijen kan plaatsvinden.
NevenwerkzaamhedenIn ons gesprek heb je benoemd dat je tijdens verzuim gedurende enkele maanden bij een andere zorginstelling aan het werk geweest bent voor circa 8 – 12 uur per week. We hebben jou gewezen op de verplichting hier melding van te maken, zeker wanneer dit plaatsvindt tijdens verzuim. Volgens jou heb je deze informatie met zowel [naam 7] (HR) als met [naam 1] (jouw voormalig coördinator) gedeeld. Echter geven beide collega’s aan slechts beperkte informatie te hebben ontvangen. Noch de zorginstelling noch de periode waarin dit heeft plaatsgevonden is bij Iriszorg bekend. In ons gesprek had je de informatie niet paraat en daarnaast heb je te kennen gegeven niet te willen delen om welke zorginstelling het gaat. We hebben jou gevraagd deze informatie morgen tijdens het gesprek met de bedrijfsarts te delen.
2.10.
Op 30 oktober 2024 wordt de aanvraag WIA bij UWV ingediend. [verzoeker] vermeldt in deze aanvraag niet dat zij ook werkzaam is voor [bedrijf 1] .
2.11.
[verzoeker] heeft in deze periode regelmatig contact met de bedrijfsarts. Re-integratie wordt langzaam opgestart maar kan ook regelmatig niet plaatsvinden door klachten die belastbaarheid beperken.
2.12.
Per e-mailbericht van 22 januari 2025 bericht [naam 5] [verzoeker] dat op 12 januari 2025 de 104 weken is bereikt in het kader van de arbeidsongeschiktheid en dat daarom de loondoorbetalingsverplichting is gestopt. IrisZorg wil de arbeidsovereenkomst beëindigen door middel van een vaststellingsovereenkomst of ontslagaanvraag bij UWV. [verzoeker] heeft aangegeven hieraan geen medewerking te willen verlenen. IrisZorg geeft daarnaast in deze e-mail aan dat zij geen optie ziet voor terugkeer in eigen werk.
2.13.
Op 23 januari 2025 vindt tussen Iriszorg en [verzoeker] een gesprek plaats. Uit een door IrisZorg opgesteld gespreksverslag wordt geciteerd:
Vandaag, 23 januari 2025, hebben wij jou met spoed opgeroepen voor een gesprek met ondergetekende, in het bijzijn van [naam 4] (…) en [naam 8] (HR-adviseur). De aanleiding voor dit gesprek is dat wij het vermoeden hebben dat je veelvuldig nevenwerkzaamheden hebt verricht, ook tijdens ziekte, die niet, althans niet in deze omvang, bij ons bekend zijn (geweest).
ConstateringenNaar aanleiding van ons gesprek op maandag 20 januari hebben we contact gehad met het UWV over jouw WIA-uitkering. We hebben geconstateerd dat jouw dagloon bij UWV is gemaximeerd. Naar aanleiding hiervan hebben wij uitgezocht hoe dit mogelijk is. Vooralsnog hebbe nwij op basis daarvan geconcludeerd dat je tijdens je ziekteperiode bij IrisZorg vanaf 27 mei 2024 tot en met 26 december 2024 elders, namelijk bij [bedrijf 1] , een dienstverband hebt gehad voor 40 uur per week.
Hoor-wederhoorIn het gesprek van 23 januari 2025 hebben wij jou in het kader van hoor- en wederhoor geconfronteerd met bovenstaande feiten.
Jij gaf aan dat al jouw nevendienstverbanden al sinds je indiensttreding bij IrisZorg bekend waren en al voor 2019 zijn aangevangen.
Je geeft aan dat je dit per mail hebt bevestigd aan [naam 1] en [naam 7] . Je licht toe dat je drie dienstverbanden hebt, namelijk bij ’ [bedrijf 2] , bij [bedrijf 1] en bij IrisZorg.
Je geeft ook aan dat je ZZP-werkzaamheden verricht en een eigen stichting hebt.
In totaal werk je veel meer dan 40 uur per week, ook tijdens jouw verzuimperiode bij IrisZorg. Je hebt bevestigd dat je bij [bedrijf 1] meer dan 40 uur per week werkt. Je geeft aan dat je hier steeds enige periodes tussenuit gaat, om een vast contract te voorkomen.
Wij kennen jouw bevestiging hiervan niet. Wel lezen we in het verslag van het gesprek op 9 oktober jl. dat je, op uitdrukkelijke vragen van ons daarover, alleen hebt verteld dat je tijdens jouw verzuim gedurende enkele maanden bij een andere zorginstelling aan het werk bent geweest voor circa 8 – 12 uur per week. In jouw WIA-aanvraag heb je bovendien aangegeven dat je, sinds je bij IrisZorg bent gaan re-integreren, gestopt bent met werken bij een andere werkgever. Dit klopt dus niet met hetgeen je nu aan ons hebt verklaard. Je zegt hierover je dat niet te kunnen herinneren en gespreksverslagen niet te lezen.
Nader onderzoekDe feiten die nu op tafel liggen zijn naar onze overtuiging voldoende voor een ontslag op staande voet. Echter, gezien jouw claim dat IrisZorg op de hoogte was van al jouw nevendienstverbanden, stellen wij jou in het kader van zorgvuldigheid en volledige hoor/ wederhoor, ondanks het feit dat je tijdens ons gesprek te kennen hebt gegeven deze bewijslast niet te zullen aanleveren, toch in de gelegenheid om uiterlijk 31 januari 2025 nader bewijs aan ons aan te leveren waaruit blijkt dat IrisZorg volledig op de hoogte was van deze nevenwerkzaamheden en de omvang daarvan. (…)
2.14.
[verzoeker] levert geen nader bewijs, zoals bedoeld in het hiervoor geciteerde gespreksverslag. Op 31 januari 2025 ontslaat IrisZorg [verzoeker] op staande voet. Uit de door IrisZorg gestuurde brief van diezelfde datum wordt geciteerd:
Wij hadden u voor vandaag uitgenodigd voor een vervolggesprek van ons gesprek op 23 januari jl. om onze nadere bevindingen met u te delen en uw reactie daarop te ontvangen. Helaas heeft u afgezegd (ook de mogelijkheid om digitaal te overleggen) en is nadere hoor/wederhoor hierdoor verder niet mogelijk. Wij richten ons daarom schriftelijk tot u. Met deze brief bevestigt IrisZorg schriftelijk het ontslag op staande voet.
Op 16 januari 2023 heeft u zich ziekgemeld bij IrisZorg. Tijdens uw ziekteperiode gelden de
verplichtingen ten aanzien van de Wet Verbetering Poortwachter en het verzuimbeleid van IrisZorg. Het UWV heeft ons een kopie verstrekt van de brief d.d. 21 januari 2025 die aan u verzonden is inzake ‘herziening dagloon Ziektewetuitkering in verband met overschrijding maximumdagloon’. Naar aanleiding van deze brief hebben wij uitgezocht hoe dit mogelijk is. Hieruit is ons gebleken dat u tijdens uw ziekteperiode bij IrisZorg vanaf 27 mei 2024 tot en met 26 december 2024 elders, namelijk bij [bedrijf 1] , een dienstverband heeft gehad voor 40 uur per week.
In het gesprek van 23 januari 2025 hebben wij u in het kader van hoor- en wederhoor geconfronteerd met bovenstaande feiten. U gaf aan dat al uw nevendienstverbanden bij IrisZorg bekend zijn en dat u hiervoor bewijs kunt aanleveren. Tijdens dit gesprek hebben wij u één week de tijd gegeven (tot uiterlijk 30 januari 2025) om hierover nader bewijs aan te leveren. Dit hebben wij tevens per e-mail aan u bevestigd. Wij hebben geen bewijs van u ontvangen.
Ook zelf hebben wij nader onderzoek gedaan. Verwezen wordt naar de bijlage “Aanleiding onderzoek,
bevindingen en conclusies, [verzoeker] ”, waarvan de inhoud hierbij als herhaald en ingelast dient te ’
worden beschouwd.
Ingevolge artikel 8 van uw arbeidsovereenkomst én de gedragscode bent u als werknemer verplicht
vooraf toestemming te vragen aan werkgever voor het uitvoeren van een nevenfunctie. Dit heeft u niet
gedaan voor uw dienstverband bij [bedrijf 1] .
Voorts dient u als medewerker transparant te zijn over eventuele nevenwerkzaamheden. Dat betekent
dat u volledige informatie had moeten verstrekken over de aard van het werk, de werktijden en de duur
van de werkzaamheden. U bent volstrekt niet transparant geweest. Daarbij heeft u in strijd met de
waarheid verklaard in het gesprek op 9 oktober jl. én in uw WIA-aanvraag.
Tevens heeft u zich niet gehouden aan de verplichtingen ingevolge de Wet Verbetering Poortwachter. U heeft de bedrijfsarts niet op de hoogte gesteld van de nevenwerkzaamheden, zodat er geen beoordeling kon plaatsvinden of deze werkzaamheden het herstel of de re-integratie niet belemmerden Als u al elders kon werken en dus niet arbeidsongeschikt was, had u mogelijk ook voor meer uren kunnen re-integreren bij IrisZorg.
Uw handelwijze zoals hiervoor omschreven, is voor ons niet acceptabel en heeft bij ons geleid tot een
onherstelbare vertrouwensbreuk. Uw gedragingen, tezamen en in onderling verband gezien maar ook
ieder voor zich, morgen een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW op grond waarvan wij u op staande voet, dus met onmiddellijke ingang, hebben ontslagen. De impact van deze beslissing heeft mogelijk grote gevolgen voor u en dat realiseren wij ons ook. Maar alles overwegende hebben we toch gemeend hiertoe te moeten besluiten. Van ons kan, gezien alle feiten en omstandigheden, namelijk niet worden verwacht dat wij het met u bestaande dienstverband continueren. Wij betreuren de gang van zaken, maar ons rest geen andere mogelijkheid.
(…)
2.15.
Op 27 februari 2025 oordeelt UWV dat de WIA-aanvraag van [verzoeker] wordt afgewezen, omdat de UWV-arts op 24 februari 2025 heeft geoordeeld dat [verzoeker] wordt geacht per 13 augustus 2024 volledig hersteld te zijn.
2.16.
IrisZorg kan zich niet verenigen met het oordeel van UWV en stelt bezwaar in per brief van 27 mei 2025.
2.17.
Ten tijde van de mondelinge behandeling van deze procedure is nog geen beslissing van UWV bekend.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. voor recht te verklaren dat IrisZorg de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:669 lid 1 BW en het door IrisZorg gegeven ontslag op staande voet te vernietigen,
II. voorwaardelijk, in het geval UWV vaststelt dat naar aanleiding van de ontwikkelingen in deze ontslag op staande voet zaak dat [verzoeker] geen aanspraak heeft op enige UWV uitkering, aan [verzoeker] te betalen vanaf 16 januari 2025, tot een datum rechtsgeldig beëindiging van de arbeidsovereenkomst:
primair, een bedrag van bruto € 2.806,50 per maand inclusief bijbehorende vakantietoeslag en eindejaarsuitkering,
subsidiair, van voornoemd brutobedrag van € 2.806,50 een percentage van 85% te betalen te weten bruto € 2.385,52
meer subsidiair, van voornoemd brutobedrag van € 2.806,50 een percentage van 70% te betalen te weten bruto € 1.964,50
en het toe te wijzen bedrag PM te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging te rekenen vanaf 14 maart 2025,
3.2.
[verzoeker] voert het volgende aan. IrisZorg had geen dringende reden om haar op 31 januari 2025 op staande voet te ontslaan. Zij stelt primair dat zij geen toestemming nodig had voor haar nevenwerkzaamheden, maar daarnaast ook dat IrisZorg hiervan op de hoogte was. Dit blijkt volgens haar uit de e-mail van 23 mei 2024 van [naam 1] aan de bedrijfsarts. IrisZorg heeft maandenlang niets op haar uit gedaan, terwijl zij op de hoogte was, daarmee is ook geen sprake van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet. Het verrichten van nevenwerkzaamheden door [verzoeker] was vanaf de start van haar dienstverband de normaalste zaak van de wereld. Daardoor kon IrisZorg ook niet verrast zijn over de UWV melding van het maximum dagloon, dat wordt al snel bereikt wanneer er meerdere werkgevers zijn.
3.3.
IrisZorg voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. IrisZorg voert ‑ samengevat ‑ aan dat [verzoeker] haar tegen haar verplichtingen in onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd over haar nevenwerkzaamheden voor [bedrijf 1] . In haar WIA-aanvraag van 30 oktober 2024 heeft zij [bedrijf 1] bovendien helemaal niet genoemd. In januari 2025 is IrisZorg gebleken dat [verzoeker] gedurende haar arbeidsongeschiktheid zeven maanden fulltime heeft gewerkt voor een andere werkgever, zonder daarvoor haar toestemming te hebben gekregen. Hiermee schendt zij haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, heeft zij IrisZorg misleidt en heeft zij haar re-integratieverplichtingen geschonden. Met dit alles heeft zij bovendien het vertrouwen van IrisZorg in haar onherstelbaar beschadigd.
IrisZorg heeft een tegenverzoek gedaan.
IrisZorg verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-, g- of i-grond.
3.4.
[verzoeker] concludeert inzake het voorwaardelijk tegenverzoek van Iriszorg,
primairIrisZorg niet-ontvankelijk te verklaren althans het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen,
subsidiairin het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden,
IrisZorg te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 5.947,90 bruto,
IrisZorg te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 30.871,50,
3. IrisZorg te veroordelen in de proceskosten.

4.4. De beoordeling van het verzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak in het verzoek van [verzoeker] om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Vervolgens komt het voorwaardelijk tegenverzoek van IrisZorg tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de orde.
Het verzoek van [verzoeker]
Geen rechtsgeldig ontslag op staande voet
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Een ontslag op staande voet is een uiterst middel en is alleen gerechtvaardigd als van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet de aard en ernst van de door de werkgever aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4.4.
Voor de beoordeling van de vraag of het door IrisZorg aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen zoals vermeld in de e-mail van 31 januari 2025 maatgevend. Het geschil wordt dan ook afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Die verwijten zijn (samengevat) als volgt:
  • [verzoeker] heeft geen toestemming gevraagd voor het uitvoeren van een nevenfunctie bij [bedrijf 1] .
  • [verzoeker] is niet transparant geweest over eventuele nevenwerkzaamheden. Zij had volledige informatie had moeten verstrekken over de aard van het werk, de werktijden en de duur van de werkzaamheden.
  • [verzoeker] heeft in strijd met de waarheid verklaard in het gesprek op 9 oktober 2024 én in de WIA-aanvraag.
  • [verzoeker] heeft zich niet gehouden aan de verplichtingen ingevolge de Wet Verbetering Poortwachter. Ze heeft de bedrijfsarts niet op de hoogte gesteld van de nevenwerkzaamheden, zodat er geen beoordeling kon plaatsvinden of deze werkzaamheden het herstel of de re-integratie niet belemmerden Als zij al elders kon werken en dus niet arbeidsongeschikt was, had ze mogelijk ook voor meer uren kunnen re-integreren bij IrisZorg.
4.5.
Uit overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt dat het gedurende het dienstverband van [verzoeker] niet ongebruikelijk was dat zij een nevenfunctie had. In mei 2024 heeft zij gemeld dat zij wederom voor een andere werkgever wilde gaan werken. Ook aan de bedrijfsarts, zo blijkt uit de email van 23 mei 2024 die [naam 1] aan de bedrijfsarts stuurt. Ook was reeds toen al bij IrisZorg bekend dat [verzoeker] het niet eens was met het oordeel van de bedrijfsarts dat zij niet kon/mocht re-integreren. Hoewel [verzoeker] niet wilde vertellen wat zij precies ging doen, heeft IrisZorg in de maanden daarna er niet bij [verzoeker] op aangedrongen dat zij meer informatie zou verstrekken over haar nevenwerkzaamheden. In het gesprek van 9 oktober 2024 komen de nevenwerkzaamheden weer kort ter sprake, maar op dat moment is [verzoeker] al ziekgemeld vanwege zwangerschap gerelateerde klachten.
Wel kan worden vastgesteld dat [verzoeker] telkens heeft gesproken over een dienstverband van ongeveer 8 tot 12 uur, en zij heeft niet weersproken dat het feitelijk een dienstverband van 40 uur per weer (of meer) betrof. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat zij niet wilde vertellen voor wie zij ging werken, omdat IrisZorg haar zou hebben gezegd dat zij nergens meer aan het werk zou komen. Deze stelling vindt echter nergens steun en weegt in die zin ook niet op tegen de verplichting van [verzoeker] om IrisZorg te informeren over haar nevenfunctie(s).
4.6.
Gelet op voorgaande kan [verzoeker] worden verweten dat zij niet volledig is geweest in hetgeen zij gemeld heeft bij IrisZorg. Echter, aan IrisZorg kan worden tegengeworpen dat zij al vanaf mei 2024 op de hoogte was van het feit dat [verzoeker] nevenwerkzaamheden verrichtte, en zij op geen enkel moment [verzoeker] exacte openheid van zaken heeft laten geven. Zij had hierop aan kunnen dringen en daar consequenties aan kunnen verbinden als zij die informatie niet zou verstekken. Daar komt bij dat [verzoeker] telkens heeft gesteld dat zij niet langer arbeidsongeschikt was en daartoe ook een second opinion heeft gevraagd bij een andere bedrijfsarts, die het met haar eens was. In die zin heeft zij haar re-integratie niet belemmerd. [verzoeker] had niets liever gewild dan weer aan het werk voor IrisZorg. Het was juist IrisZorg die (wellicht ingegeven door het advies van haar bedrijfsarts) tegenhield dat [verzoeker] zou re-integreren. Juist is dat [verzoeker] haar WIA-aanvraag niet naar waarheid heeft ingevuld, zij had daarin [bedrijf 1] moeten vermelden, echter was zij op dat moment al uitgevallen met zwangerschap gerelateerde klachten en kan niet worden vastgesteld dat zij toen nog heeft gewerkt voor [bedrijf 1] .
4.7.
In voorgaande omstandigheden ziet de kantonrechter geen zodanig ernstige gedragingen dat deze afzonderlijk of in samenhang bezien een dringende reden voor ontslag opleveren. Daarbij wordt meegewogen dat IrisZorg op 22 januari 2025 aan [verzoeker] meldt dat de 104-weken wachttijd voorbij is, haar loondoorbetalingsverplichting is gestopt en zij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] nastreeft. Er stonden IrisZorg minder verregaande mogelijkheden tot haar beschikking dan het ontslag op staande voet.
4.8.
Gelet op voorgaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat geen sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. Alleen daarom al is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven (artikel 7:671 in samenhang met 7:677 BW). De kantonrechter zal het ontslag op staande voet daarom vernietigen.
4.9.
Het gevolg van een niet rechtsgeldig ontslag op staande voet is dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd. IrisZorg heeft echter bij zelfstandig tegenverzoek, voor het geval deze situatie zich zou voordoen, verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-, g- of i-grond.
Zelfstandig tegenverzoek van Iriszorg
Opzegverbod van toepassing?
4.10.
Op grond van artikel 7:670 lid 1 BW kan een werkgever de arbeidsovereenkomst (in beginsel) niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Ook in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst is dit opzegverbod van toepassing (art. 7:671b lid 2 BW) Dit staat aan ontbinding in de weg, tenzij sprake is van een van de uitzonderingen als genoemd in art. 7:671b lid 6 BW.
4.11.
In onderhavig geval is de 104 weken termijn begin 2025 verlopen. Echter, UWV heeft geoordeeld dat [verzoeker] per 13 augustus 2024 weer volledig arbeidsgeschikt zou zijn, reden waarom zij de WIA-aanvraag heeft afgekeurd. Vervolgens is [verzoeker] per 8 oktober 2024 wederom ziekgemeld met zwangerschap gerelateerde klachten. Deze arbeidsongeschiktheid duurt nog voort nu zij op 25 mei 2025 is bevallen. Daarnaast loopt er nog een bezwaarprocedure van IrisZorg tegen de beslissing van UWV om geen WIA-uitkering toe te kennen. Dit maakt dat er nog geen onherroepelijke situatie kan worden vastgesteld.
4.12.
Gesteld zou kunnen worden dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met deze arbeidsongeschiktheid, omdat deze ontslagprocedure ziet op de nevenwerkzaamheden van [verzoeker] tijdens haar eerdere arbeidsongeschiktheid en geen enkel verband houden met het feit dat zij zwanger was. Echter, de kantonrechter weegt deze omstandigheid wel mee in het hierna volgende.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.13.
Hiervoor is al het een en ander uiteengezet over de periode van mei 2024 tot januari 2025. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] kan worden verweten dat zij IrisZorg niet volledig heeft ingelicht over haar nevenwerkzaamheden, zeker nu zij arbeidsongeschikt gemeld was. Echter, ook Iriszorg heeft hierin een rol nu zij [verzoeker] niet of nauwelijks wilde laten re-integreren, terwijl [verzoeker] daar om bleef verzoeken. [verzoeker] heeft op dat punt, vooralsnog (de procedures hierover lopen nog), gelijk gekregen van UWV. Hetgeen [verzoeker] hierin kan worden verweten is aldus niet zo ernstig dat als gevolg daarvan, met alle gevolgen die dit met zich meebrengt voor [verzoeker] , de arbeidsovereenkomst moet komen te eindigen. De arbeidsovereenkomst wordt daarom niet ontbonden op de aangevoerde e-grond.
4.14.
IrisZorg heeft ook de g-grond aangevoerd en gesteld dat er sprake is van een ernstig en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. De kantonrechter wijst ook deze grond af. Het is duidelijk dat er wrijving is tussen partijen gezien de uiteenlopende standpunten over de arbeidsongeschiktheid. Onderhavige procedure heeft die relatie niet verbeterd, maar daarentegen is er ook nog geen mogelijkheid geweest om de relatie te herstellen. Er heeft geen mediation plaatsgevonden noch zijn er gesprekken gevoerd over hoe nu verder. Duidelijk was dat IrisZorg, nadat de 104 weken naar haar mening waren verlopen, zo snel mogelijk ontslag van [verzoeker] heeft nagestreefd. Van enige verstoring zal daarom sprake zijn, maar van een ernstige en duurzame verstoring die niet meer te herstellen is, is onvoldoende gebleken.
4.15.
Ter zitting heeft IrisZorg nog de i-grond aan haar verzoek toegevoegd. Volgens IrisZorg moet de cumulatie van omstandigheden, gedragingen en feiten tot gevolg hebben dat in redelijkheid niet meer van IrisZorg kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook dit verzoek wordt afgewezen. De cumulatie van hetgeen [verzoeker] kan worden verweten, samen met de beperkte verstoring in de arbeidsverhouding wegen niet op tegen de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] in dezen. [verzoeker] is in mei 2025 bevallen, op dit moment is onduidelijk of zij daarvan voldoende hersteld is om volledig arbeidsgeschikt te worden gemeld. Daarnaast loopt nog de bezwaarprocedure van IrisZorg tegen de weigering van de WIA uitkering, omdat [verzoeker] volgens UWV per 13 augustus 2024 volledig arbeidsgeschikt was. Als UWV haar beslissing van 27 februari 2025 herziet en oordeelt dat de 104 weken arbeidsongeschiktheid wel zijn volgemaakt, dan staat nog niet vast of IrisZorg aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan, zeker gelet op het standpunt van [verzoeker] hierin. Daarnaast maakt de huidige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] de situatie daaromtrent nog complexer. Ook weegt mee dat [verzoeker] ter zitting heel expliciet heeft aangegeven graag weer aan het werk te willen zodra zij daartoe ook in staat is. Partijen zullen, zodra daartoe mogelijkheden zijn die door een bedrijfsarts vastgesteld moeten worden en zodra er duidelijkheid is vanuit het UWV over de uitkering(en) die [verzoeker] toekomt, moeten bezien hoe zij in de toekomst met elkaar verder gaan.
4.16.
Gelet op het voorgaande wordt aan de overige verzoeken niet toegekomen.
Proceskosten in het verzoek en in het zelfstandig tegenverzoek
4.17.
De proceskosten komen in het verzoek, alsmede in het tegenverzoek, voor rekening van IrisZorg, omdat IrisZorg overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.446,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 1.221,00 (1,5 x € 814,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

5.De beslissing

De kantonrechter
op het verzoek
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet,
op het tegenverzoek,
5.2.
wijst het verzoek af,
op het verzoek en het tegenverzoek
5.3.
veroordeelt IrisZorg in de proceskosten van € 1.446,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
32548 / 53854

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.