In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige. De verzoekers, de moeder en de grootmoeder van het kind, hebben verzocht om gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van het kind, die in Italië woont, het kind niet heeft erkend en geen contact heeft gehad met de moeder of het kind sinds de zwangerschap. De moeder heeft het ouderlijk gezag over het kind en er is geen zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige in overweging genomen en vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de belangen van het kind bij inwilliging van het verzoek zouden worden verwaarloosd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ook ondersteund, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de grootmoeder in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de moeder en de grootmoeder gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.