ECLI:NL:RBGEL:2025:7355

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
C/05/449317 / FA RK 25-1047
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag van moeder en grootmoeder over minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige. De verzoekers, de moeder en de grootmoeder van het kind, hebben verzocht om gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van het kind, die in Italië woont, het kind niet heeft erkend en geen contact heeft gehad met de moeder of het kind sinds de zwangerschap. De moeder heeft het ouderlijk gezag over het kind en er is geen zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige in overweging genomen en vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de belangen van het kind bij inwilliging van het verzoek zouden worden verwaarloosd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ook ondersteund, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de grootmoeder in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de moeder en de grootmoeder gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/449317 / FA RK 25-1047
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
beschikking gezag
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
en
[naam grootmoeder](hierna: de grootmoeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. van Hunnik te Ede
hierna gezamenlijk: verzoekers
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam vader](hierna: de vader)
met een onbekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2025.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 18 augustus 2025 zijn gehoord:
- verzoekers, bijgestaan door mr. M. van Hunnik;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen via de Staatscourant,
tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de moeder en de vader is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
2.2.
De vader heeft [de minderjarige] niet erkend.
2.3.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
Er is geen zorgregeling vastgesteld of overeengekomen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de grootmoeder gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] .
3.2.
Verzoekers brengen ter onderbouwing van het verzoek het volgende naar voren. [de minderjarige] is geboren uit een kortstondige relatie met de vader in Italië. Nog voordat de moeder ervan op de hoogte was dat zij zwanger was, is zij na mishandeling door de vader teruggegaan naar Nederland. Sindsdien is er geen contact meer geweest met de vader. Ook heeft de moeder geen adres of contactgegevens van hem. De vader en zijn familie reizen rond en hebben geen vaste woon- of verblijfplek. Sinds de moeder is weggegaan heeft de vader op geen enkele manier geprobeerd om met de moeder in contact te komen. Hij heeft, ondanks dat de vader wist dat de moeder zwanger was, volgens haar ook nooit naar [de minderjarige] geïnformeerd. Omdat de vader [de minderjarige] ook niet heeft erkend, is er geen sprake van een familierechtelijke betrekking tussen de vader en [de minderjarige] . Verzoekers willen samen het gezag en stellen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en [de minderjarige] . Verzoekers en [de minderjarige] wonen samen in één huis en verzoekers delen de zorg voor [de minderjarige] . Verzoekers hebben een goede en hechte band en de moeder heeft er vertrouwen in dat de grootmoeder haar als ervaren ouder altijd zal helpen. Daarbij komt volgens verzoekers dat de zorg van een grootmoeder in de Roma gemeenschap als erg belangrijk wordt ervaren en bij een ongehuwde moeder als onmisbaar wordt gezien. Als de grootmoeder mede het gezag krijgt, draagt dit in de gemeenschap van verzoekers bij aan de acceptatie van de moeder als ongehuwde moeder.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad adviseert het verzoek toe te wijzen. Zij denkt dat het helpend en steunend kan zijn als de grootmoeder samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] gaat uitoefenen. De Raad heeft er vertrouwen in dat zij samen beslissingen over [de minderjarige] kunnen nemen. Er is sprake van een warme en liefdevolle familieband. Wel vindt de Raad het belangrijk dat [de minderjarige] op enig moment hoort wat zijn afkomst is en dat er ruimte zal zijn voor de vader in zijn leven als [de minderjarige] wil weten wie zijn vader is of als de vader contact zou opnemen.

5.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat de vader (vermoedelijk) in Italië woont. De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of haar rechtsmacht toekomt in deze zaak en zo ja, welk recht van toepassing is.
5.2.
Uit artikel 7 van verordening Brussel II-ter volgt dat ter zake van de ouderlijke
verantwoordelijkheid de gerechten bevoegd zijn van de lidstaat op het grondgebied waar het
kind zijn of haar gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht
aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd. Uit artikel 17 jo art. 1 lid 2 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 volgt dat de bevoegde rechter het recht toepast van de gewone verblijfplaats van het kind. Dit betekent dat in deze zaak Nederlands recht zal worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, indien het gezag bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en
een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
5.4.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
5.5.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk dat de grootmoeder in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] staat. Verzoekers wonen samen in één huis en dragen sinds de geboorte van [de minderjarige] samen de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding. De grootmoeder is familie van [de minderjarige] en vervult een belangrijke rol als medeopvoeder.
5.7.
De rechtbank stelt vast dat [de minderjarige] niet ook in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder. De vader heeft [de minderjarige] niet erkend. Daarom komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de voorwaarden uit het tweede lid van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek.
5.8.
Verder heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [de minderjarige] zouden worden verwaarloosd. Onweersproken is gesteld dat de vader niet betrokken is geweest bij de zwangerschap van de moeder en nooit contact heeft gehad met [de minderjarige] . Ook is er, sinds de moeder uit Italië is weggegaan, geen contact meer tussen de vader en de moeder geweest. Verder hebben verzoekers, naar aanleiding van het advies van de Raad, verteld dat zij [de minderjarige] op enig moment zullen vertellen wie zijn vader is. De rechtbank benadrukt dat dit in het belang is van zijn identiteitsontwikkeling en dat het goed is als hij de mogelijkheid krijgt om hierover vragen te stellen. Ook hebben verzoekers naar voren gebracht dat als [de minderjarige] in de toekomst contact met zijn vader wenst en zijn vader wil opzoeken, zij hem deze mogelijkheid niet zullen ontnemen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat
[naam moeder], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en
[naam grootmoeder], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over de minderjarige:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Weijsters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.