ECLI:NL:RBGEL:2025:7465

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
C/05/447179 / HA RK 25-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking over verzoek tot bevelen voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure betreffende gebrekkig zonnepanelensysteem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 juli 2025 een tussenbeschikking gegeven in een civiele procedure tussen [verzoeker] en [belanghebbende]. Het verzoek van [verzoeker] betreft de toewijzing van een voorlopig deskundigenbericht met betrekking tot een door [belanghebbende] geleverd zonnepanelensysteem, dat volgens [verzoeker] gebrekkig is en schade heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is, en dat [verzoeker] een rechtens te respecteren belang heeft bij een onafhankelijk deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft de heer ing. G.C. Oorschot benoemd als deskundige, die zal onderzoeken of het zonnepanelensysteem voldeed aan de geldende wet- en regelgeving en normen ten tijde van de oplevering op 13 december 2018. De rechtbank heeft ook een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 10.980,75 inclusief btw, dat door [verzoeker] moet worden gedeponeerd. De rechtbank heeft benadrukt dat zowel [verzoeker] als [belanghebbende] wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De deskundige moet binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin ook de opmerkingen van beide partijen over het conceptrapport worden verwerkt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/447179 / HA RK 25-12
Beschikking van 8 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J. van de Worp te Apeldoorn,
tegen
[belanghebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
hierna te noemen: [belanghebbende] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 10 januari 2025, met 8 producties;
  • de oproepbrieven van 11 februari 2025 van de rechtbank;
  • de op 7 maart 2025 namens [belanghebbende] ondertekende verklaring van geen bezwaar tegen het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek;
  • het e-mailbericht van 21 maart 2025 van de rechtbank, waarin is vermeld dat de mondelinge behandeling geen doorgang zal vinden;
  • de brief van 20 mei 2025 van de rechtbank;
  • het e-mailbericht van 3 juni 2025 van mr. Van de Worp;
  • de brief van 16 juni 2025 van de rechtbank;
  • het e-mailbericht van 30 juni 2025 van mr. Van de Worp.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 196 e.v. Rv een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Het onderliggende geschil ziet - kort gezegd - op een door [belanghebbende] aan [verzoeker] geleverd zonnepanelensysteem, dat volgens [verzoeker] gebrekkig is, waardoor volgens hem schade is veroorzaakt waarvoor hij [belanghebbende] aansprakelijk houdt.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 196 e.v. Rv dient tot het vergaren en veiligstellen van bewijs ten behoeve van een partij die een procedure overweegt of al is begonnen. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan een partij meer zekerheid verschaffen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden, zodat deze beter kan beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Het verzoek kan worden afgewezen als de rechter feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde, wanneer misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een voorlopig deskundigenbericht te verlangen, bijvoorbeeld omdat de verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot de uitoefening van de bevoegdheid kan worden toegelaten, of als het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. In de procedure tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ligt de toewijsbaarheid van de in te stellen vordering niet ter toetsing voor en ook de waardering van het deskundigenbericht is aan het oordeel van de rechter in de eventuele bodemprocedure overgelaten. Het verzoek wordt afgewezen indien de verzoeker daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW).
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met een deskundigenonderzoek bewezen zouden kunnen worden. [verzoeker] heeft, met het oog op een goede inschatting van zijn rechten, een rechtens te respecteren belang bij een onafhankelijk deskundigenonderzoek. [belanghebbende] heeft geen verweer gevoerd en geen gebruik gemaakt van de door de rechtbank aan haar geboden mogelijkheden te reageren op de voorgedragen deskundige, de onderzoeksvragen en het voorschot op de kosten van de deskundige. Het verzoek is toewijsbaar, met inachtneming van het hierna volgende.
De deskundige
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de door [verzoeker] voorgedragen deskundige aangezocht. Die deskundige heeft de rechtbank bericht, kort gezegd, dat hij niet als zodanig benoembaar is. Daarop heeft de rechtbank [verzoeker] en [belanghebbende] in de gelegenheid gesteld om een andere persoon als deskundige voor te dragen. Dat heeft niet tot een voordracht geleid. Vervolgens heeft de rechtbank de heer ing. G.C. Oorschot (hierna: Oorschot), werkzaam voor Sincere Invest B.V. te Nieuw-Vennep, aangezocht. Bij brief van 11 juni 2025 heeft Oorschot de rechtbank onder meer bericht dat hij bereid is om als onafhankelijke deskundige op te treden.
3.4.
In zijn e-mail van 30 juni 2025 heeft mr. Van de Worp de rechtbank bericht tegen de aanstelling van Oorschot als gerechtelijk deskundige geen bezwaar te hebben.
3.5.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Oorschot benoembaar is.
De onderzoeksvragen
3.6.
[verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:
Voldeed het op 13 december 2018 door [belanghebbende] aan [verzoeker] opgeleverde zonnepanelensysteem aan al de ten tijde van oplevering geldende wet- en regelgeving en Nen-normen voor wat betreft de hoeveelheid aan te brengen ballast?
Voldeed het op 13 december 2018 door [belanghebbende] aan [verzoeker] opgeleverde zonnepanelensysteem aan al de ten tijde van oplevering geldende wet- en regelgeving en Nen-normen voor wat betreft de wijze van verdeling van de aan te brengen hoeveelheid ballast?
Zou een zonnepanelensysteem, opgeleverd met de conform de wettelijke vereisten juiste hoeveelheid en verdeling van ballast, bestand zijn geweest tegen een winddruk als omschreven in rapport 11094-1-1 van ir. [naam] d.d. 22 juni 2022?
3.7.
Bij het aanzoeken van Oorschot heeft de rechtbank hem het verzoekschrift met bijbehorende producties verstrekt. In zijn brief van 11 juni 2025 aan de rechtbank heeft Oorschot onder meer het volgende vermeld:
“Uit de informatie die momenteel beschikbaar is wordt duidelijk dat de afwijzingsgrond van de opstalverzekeraar is gebaseerd op het rapport van Adviesbureau [naam adviesbureau] . Echter gaat de vraagstelling van de rechtbank voorbij aan de juistheid van het rapport. Een gebrek in het rapport kan leiden tot herbeoordeling van de schadeclaim door de verzekeraar. Hierbij is van belang welke voorschriften er golden in 2018. Het rapport [naam adviesbureau] verwijst onder meer naar de NEN 7250 uit 2021, terwijl de installatie in 2018 is geplaatst. Evengoed waren de verwerkingsvoorschriften uit 2018 en de toenmalige eisen van de verzekeraar van belang, voor de beoordeling van de claim door de verzekeraar. Momenteel ligt de beoordeling van de afwijzing door de verzekeraar buiten de voorgestelde vraagstelling.
Eveneens valt op dat bij de voorgenomen aanpassingen aan het PV-systeem het gehele systeem zal moeten gaan voldoen aan de huidige eisen/voorschriften die significant afwijken van die uit 2018. Vooralsnog zijn de herstelwerkzaamheden niet in de vraagstelling opgenomen. Indien dat wel gewenst is zal het volledige PV-systeem (…) moeten worden onderzocht, waar in ons voorstel vooralsnog niet van wordt uitgegaan.”.
3.8.
In reactie hierop heeft mr. Van de Worp in zijn e-mail van 30 juni 2025 het volgende opgemerkt:
“Ad de beoordeling van de rapportage van [naam adviesbureau]
In de vraagstelling is de beoordeling van de rapportage van [naam adviesbureau] , en de afwijzing van de verzekeraar niet betrokken. Doel van het (verzoek tot) voorlopig deskundigenbericht is om een objectief oordeel te krijgen van een gerechtelijk deskundige over de conformiteit van het zonnepanelensysteem, en het installeren ervan. Partij [verzoeker] wenst niet zozeer een beoordeling te krijgen van de rapportage [naam adviesbureau] . Partij [verzoeker] wenst een objectieve beoordeling van een gerechtelijke deskundige te krijgen van de staat van het zonnepanelensysteem en de installatie ervan ten tijde van oplevering op 13 december 2018, en meer concreet of bij de plaatsing van het zonnepanelensysteem alle op dat moment geldende wet- en regelgeving (inclusief de op dat moment geldende Nen-normen) in acht zijn genomen.
In dat kader zij opgemerkt dat het correct is dat de meest recente versie van norm NEN7250 dateert van 1 december 2021, maar de geschiedenis van deze norm leert dat er op 1 maart 2014 reeds een versie van NEN7250 gold. Tevens zij opgemerkt dat in het rapport van [naam adviesbureau] bij de kern van diens beoordeling een Nen-norm wordt aangehaald uit 1991 met betrekking tot de voorgeschreven windbelasting. Dit betreft een belangrijk aspect in deze kwestie. Ook oordeelt [naam adviesbureau] dat het systeem eveneens niet voldoet aan de normen uit het Bouwbesluit 2012.
Ad beoordeling benodigde herstelwerkzaamheden PV-systeem
Het eventuele feit dat bij het herstel van het systeem zal moeten worden voldaan aan eisen/voorschriften die afwijken van die uit 2018, en de eventuele bijkomende kosten die daaruit voortvloeien, dient voor rekening en risico te komen voor de partij die uiteindelijk aansprakelijk is voor het gebrek aan het systeem. Dat betreft in de ogen van partij [verzoeker] ook meer een juridische beoordeling. Daarnaast geldt dat wat partij [verzoeker] betreft de aansprakelijke partij zelf het gebrek zal gaan herstellen, vanwege de kosten die daarmee bespaard blijven voor deze partij. Overigens heeft partij [verzoeker] indertijd een offerte ontvangen met een kostenberaming voor het herstel van het PV-systeem, hetgeen bruikbaar wordt geacht als uitgangspunt voor het vaststellen, dan wel schatten van deze schadepost.
Gezien de kostenberaming die thans is gegeven, en de verwachting dat uitbreiding van de vraagstelling met bovenstaande punten significant kostenverhogend zal werken, acht partij [verzoeker] het voor nu niet opportuun om bovenstaande punten als nog bij de vraagstelling te betrekken.”.
3.9.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om de door [verzoeker] geformuleerde onderzoeksvragen anders te formuleren. Hiervoor zijn voornamelijk de volgende omstandigheden van belang:
- de onderzoeksvragen zijn in de gegeven omstandigheden voldoende duidelijk en eenduidig;
- het beginsel van de lijdelijkheid van de rechter in civiele procedures in het algemeen en de uitgangspunten van artikel 196 Rv in het bijzonder (‘toewijzen verzoek, tenzij’ en ‘de toewijsbaarheid van de eventuele rechtsvordering ligt niet ter toetsing voor’);
- het onderhavige verzoek richt zich enkel tot [belanghebbende] - die geen verweer heeft gevoerd - en betreft niet de rechtsverhouding van [verzoeker] en zijn verzekeraar.
Hierbij komt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het onderzoek zich richt op het zelfstandig vanuit een bepaalde expertise beoordelen van een feitelijke situatie - zoals geschetst in het verzoekschrift - en in beginsel niet op het (in zekere zin) waarderen van een reeds bestaande beoordeling daarvan door een andere deskundige. Dit laat onverlet dat het de deskundige vrij staat om in zijn rapportage datgene naar voren te brengen wat hij - vanuit zijn deskundigheid - relevant acht voor een goede beeldvorming en beoordeling van de feiten en omstandigheden waarop de onderzoeksvragen betrekking hebben. Hiertoe zal de rechtbank een aanvullende onderzoeksvraag opnemen.
3.10.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank de onderzoeksvragen vast zoals vermeld in het dictum.
Het voorschot
3.11.
Bij zijn brief van 11 juni 2025 heeft Oorschot een gespecificeerde begroting van het voorschot op de kosten gevoegd (€ 10.980,75 inclusief btw). Dit omvat ook een reservering voor (eventuele) werkzaamheden van een elektrotechnisch bureau en een constructeur. In dit verband heeft Oorschot opgemerkt:
“Ondergetekende doet landelijk onderzoek naar zonne-energie installaties, in combinatie met een installatiebedrijf. Conform de VCA mag een “niet opgeleid persoon” niet aan een onder spanning staande installatie werken en conform het Arbo besluit heeft een installateur ook beperkingen wanneer hij alleen is en aan een onder spanning staande installatie werkt. Dit in acht genomen en als bijkomend voordeel wordt zowel door een bouwkundige als door een elektrotechnicus onderzoek gedaan.
Voor de zekerheid is een reservering opgenomen voor een constructeur indien het noodzakelijk blijkt dat het antwoord op vraag c. gecontroleerd en/of onderbouwd dient te worden door een onafhankelijke constructeur.”.
3.12.
In reactie hierop heeft mr. Van de Worp in zijn e-mail van 30 juni 2025 het volgende opgemerkt:
“Partij [verzoeker] wenst op te merken dat het ten aanzien van het inschakelen van derden ervanuit wordt gegaan dat de werkzaamheden niet dubbel worden uitgevoerd. Uitgangspunt zal moeten zijn dat de heer Oorschot alle werkzaamheden zelf verricht en daarvan zelf verslag doet. De inschakeling van derden dient terughoudend te geschieden en kunnen geen werkzaamheden betreffen die de heer Oorschot zelf ook heeft uitgevoerd. Ter zake het inschakelen van de elektrotechnicus zij opgemerkt dat partij [verzoeker] voor de inschakeling ervan begrip heeft, daar de VCA dit (kennelijk) noodzakelijk maakt. Echter, zal de inschakeling ervan met de nodige terughoudendheid dienen te geschieden daar het gebrek aan het zonnepanelensysteem in de optiek van partij [verzoeker] dient te worden gezocht in de bouwkundige hoek, en niet zozeer de elektrotechnische hoek. Indien de heer Oorschot gedurende zijn onderzoek tot een andere bevinding komt, dan is het vanzelfsprekend wel opportuun dat de elektrotechnicus onderzoek zal doen.”.
3.13.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen overeenkomstig zijn begroting. Ingevolge het wettelijk uitgangspunt moet het voorschot door [verzoeker] worden gedeponeerd. Naar aanleiding van hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het voorschot niet aan de deskundige wordt betaald maar door de rechtbank in depot wordt gehouden en dat uiteindelijk slechts de daadwerkelijk door de deskundige gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking zullen komen. Hierbij geldt dat [verzoeker] en [belanghebbende] door de rechtbank eerst nog in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich over de daartoe door de deskundige (bij zijn definitieve rapport) in te dienen gespecificeerde declaratie uit te laten.
Proceskosten
3.14.
In deze procedure is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Overig
3.15.
De rechtbank wijst erop dat [verzoeker] en [belanghebbende] wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van [verzoeker] dan wel [belanghebbende] .
3.16.
Indien [verzoeker] dan wel [belanghebbende] desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doen toekomen, dienen zij daarvan terstond afschrift aan [belanghebbende] dan wel [verzoeker] te verstrekken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter (gemotiveerde) beantwoording van de volgende vragen:
Voldeed het op 13 december 2018 door [belanghebbende] aan [verzoeker] opgeleverde zonnepanelensysteem aan al de ten tijde van oplevering geldende wet- en regelgeving en Nen-normen voor wat betreft de hoeveelheid aan te brengen ballast?;
Voldeed het op 13 december 2018 door [belanghebbende] aan [verzoeker] opgeleverde zonnepanelensysteem aan al de ten tijde van oplevering geldende wet- en regelgeving en Nen-normen voor wat betreft de wijze van verdeling van de aan te brengen hoeveelheid ballast?;
Zou een zonnepanelensysteem, opgeleverd met de conform de wettelijke vereisten juiste hoeveelheid en verdeling van ballast, bestand zijn geweest tegen een winddruk als omschreven in rapport 11094-1-1 van ir. [naam] d.d. 22 juni 2022?;
Wat acht u - vanuit uw deskundigheid - relevant voor een goede beeldvorming en beoordeling van de feiten en omstandigheden waarop de voorgaande onderzoeksvragen betrekking hebben?,
4.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. G.C. Oorschot,
werkzaam voor Sincere Invest B.V.,
adres: Kalslagerring 4, 2151 TS, Nieuw-Vennep,
Telefoonnummer: 06-53771642,
e-mail: gert@sincere-invest.nl,
4.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
4.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op
€ 10.980,75 inclusief btw,
4.5.
bepaalt dat [verzoeker] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
4.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
4.7.
bepaalt dat [verzoeker] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
4.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met [verzoeker] en [belanghebbende] te bepalen tijd en plaats,
4.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek [verzoeker] en [belanghebbende] in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
4.10.
bepaalt dat [verzoeker] en [belanghebbende] nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
4.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk 3 maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
4.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan [verzoeker] en [belanghebbende] moet toezenden, waarna [verzoeker] en [belanghebbende] de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door [verzoeker] en [belanghebbende] gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.13.
bepaalt dat [verzoeker] en [belanghebbende] bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
1542