ECLI:NL:RBGEL:2025:7476

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
454923
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opzegging managementovereenkomst en betaling managementvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen LS Beheer B.V. en TCS Nederland B.V. LS Beheer vorderde betaling van een achterstallige managementvergoeding van € 40.000,00 en een restant van € 20.000,00, alsook de kosten van de procedure. De kern van het geschil was of LS Beheer de managementovereenkomst correct had opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van drie maanden. LS Beheer stelde dat zij de overeenkomst had opgezegd en recht had op de vergoeding, terwijl TCS betwistte dat de opzegging correct was en stelde dat LS Beheer per direct had opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat LS Beheer niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de opzegtermijn was gerespecteerd en dat er geen spoedeisend belang was bij de vorderingen. De vorderingen van LS Beheer werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van TCS, die in totaal € 2.610,00 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/454923 / KG ZA 25-276
Vonnis in kort geding van 4 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
LS BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zevenaar,
eisende partij,
hierna te noemen: LS Beheer,
advocaat: mr. R. Bijlsma,
tegen
de besloten vennootschap
TCS NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TCS,
advocaten: mrs. K. Heemrood-van Dijk en M. Smits.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 16, waarvan productie 3 ontbreekt.
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2025,
- de pleitnota van LS Beheer,
- de pleitnota van TCS.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is bestuurder van LS Beheer. [naam 1] heeft de uitzendorganisatie ProPerson B.V. (hierna: ProPerson) opgericht.
2.2.
[bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) zijn de huidige bestuurders van TCS. Daarnaast houden zij ieder de helft van de aandelen in I-Housing Vastgoed Beheer B.V. (hierna: I-Housing). I-Housing houdt zich onder andere bezig met onroerend goed activiteiten en verhuur van overige woonruimte specifiek gericht op de uitzendbranche. De heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is bestuurder van [bedrijf 1] . De heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is bestuurder van [bedrijf 2] .
2.3.
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn op enig moment overeengekomen dat LS Beheer haar directeur, [naam 1] , en diens netwerk ter beschikking zou stellen aan TCS, zodat zij omzet binnen TCS zou kunnen creëren. In ruil daarvoor verwierf LS Beheer bij akte van 20 februari 2023 33,33% van de aandelen in TCS voor een bedrag van € 1,00 per aandeel. Bij voornoemde akte is LS Beheer benoemd tot bestuurder van TCS.
2.4.
Op 8 januari 2024 hebben LS Beheer, [bedrijf 2] en [bedrijf 1] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.
2.5.
Bij koopovereenkomst van 31 januari 2024 heeft LS Beheer haar aandelen in ProPerson verkocht aan TCS voor een nader te bepalen verkoopprijs van maximaal € 1.500.000,00.
2.6.
Bij fusieovereenkomst van 14 mei 2024 zijn TCS en ProPerson gefuseerd, waarna ProPerson is opgehouden te bestaan.
2.7.
Op 8 januari 2025 hebben TCS, [bedrijf 2] , LS Beheer en [bedrijf 1] ten behoeve van TCS een managementovereenkomst gesloten. In de managementovereenkomst staat, voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, het volgende:

Artikel 1: Aanstelling en Werkzaamheden
1.1
TCS stelt hierbij [bedrijf 2] , LS Beheer en [bedrijf 1] aan als managementvennootschappen voor het uitvoeren van de dagelijkse leiding van TCS.
(…)
Artikel 2: Managementvergoeding
2.1
TCS zal aan [bedrijf 2] , LS Beheer en [bedrijf 1] een maandelijkse managementvergoeding betalen van € 20.000 (exclusief BTW) per vennootschap. (…)
(…)
Artikel 4: Duur en Beëindiging
4.1
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door elke partij worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie (3) maanden.
(…)”
2.8.
Medio februari 2025 is tussen LS Beheer, [bedrijf 1] en [bedrijf 2] gesproken over toetreding van LS Beheer als aandeelhouder van I-Housing. In dat kader is door TCS opdracht gegeven aan [naam 4] van [bedrijf 3] (hierna: [naam 4] ) om concept aandeelhoudersovereenkomsten ten behoeve van I-Housing en TCS op te stellen.
2.9.
Bij e-mailberichten van 18 en 19 april 2025 heeft [naam 4] de concept aandeelhoudersovereenkomsten aan [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] gezonden, voorzien van een toelichting en het verzoek om de ondertekende exemplaren binnen één week retour te zenden. Daarbij is meegedeeld dat de levering van de aandelen van I-Housing aan LS Beheer zal plaatsvinden bij de notaris op 30 april 2025 om 16:00 uur.
2.10.
[naam 3] en [naam 2] hebben de concept aandeelhoudersovereenkomst op 22 april 2025 ondertekend.
2.11.
Bij e-mailbericht van 28 april 2025 heeft [naam 1] aan [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] bericht dat hij de concept aandeelhoudersovereenkomst niet zal ondertekenen, omdat er meerdere bepalingen in staan die voor hem niet werkbaar zijn, waarna hij dat heeft toegelicht. Verder heeft hij in dat bericht geschreven dat hij bereid is om constructief in overleg te gaan over een aangepaste opzet.
2.12.
Bij e-mailbericht van 29 april 2025 heeft [naam 1] aan [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] bericht dat, nu zij de concept aandeelhoudersovereenkomst in stand willen laten, dit hem heeft doen besluiten om de afspraak bij de notaris de volgende dag te annuleren.
2.13.
Bij e-mailbericht van 30 april 2025 hebben [naam 3] en [naam 2] onder meer aan [naam 1] bericht dat zij helaas moeten constateren dat zij als aandeelhouders/bestuurders/ondernemers niet op één lijn zitten en dat de opstelling van [naam 1] in het kader van de participatie in I-Housing ook direct de samenwerking binnen TCS raakt. Zij schrijven verder dat zij daarover graag met hem in gesprek willen.
2.14.
Op 21 mei 2025 heeft er een gesprek tussen [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] plaatsgevonden. Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft [naam 3] aan [naam 1] (met [naam 2] in cc) bericht dat zij alle drie welwillend lijken om tot een toekomstbestendige oplossing te komen en dat samenvattend is besproken dat [naam 1] gaat nadenken over zijn toekomst binnen TCS, waarbij de opties zijn: doorgaan (in welke hoedanigheid) of stoppen (nadenken over de financiële gevolgen).
2.15.
Op 27 mei 2025 hebben [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] in een werkoverleg met elkaar gesproken. In dit gesprek heeft [naam 1] aangegeven zijn rol als bestuurder te willen neerleggen. Ook is gesproken over het overnemen van de aandelen van LS Beheer in TCS door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
2.16.
Bij e-mailbericht van 30 mei 2025 van 11:16 uur heeft [naam 2] aan [naam 1] (met [naam 3] in cc) onder meer bericht dat het bod van € 950.000,00 een totaalvoorstel is waarin de managementvergoeding over mei 2025 al is verrekend en dat dat betekent dat met de betaling van dat bedrag [naam 1] dan wel LS Beheer niets meer van TCS te vorderen heeft in welke hoedanigheid dan ook. Verder heeft [naam 2] geschreven dat zij de wens van [naam 1] om zo spoedig mogelijk afscheid te nemen respecteren en dat, als hij akkoord gaat met het voorstel, zij voorstellen om de managementovereenkomst per 30 mei 2025 te beëindigen en hem per voormelde datum bij de Kamer van Koophandel uit te schrijven als statutair bestuurder.
2.17.
Bij e-mailbericht van 30 mei 2025 van 13:11 uur heeft [naam 1] aan de medewerkers van TCS een toelichting gegeven over zijn afwezigheid de afgelopen vijf weken. Hij vermeldt daarin dat kort voor zijn afwezigheid zich op directieniveau ontwikkelingen hebben voorgedaan, dat er binnen de directie een verschil van inzicht is ontstaan over de toekomstige koers van TCS en I-Housing en dat na een aantal intensieve gesprekken gezamenlijk is besloten dat hij zijn functie als directeur van TCS neerlegt. Ook laat hij weten dat “we op dit moment bezig zijn met de verdere afwikkeling van mijn vertrek”.
2.18.
Bij e-mailbericht van 30 mei 2025 van 15:03 uur heeft [naam 1] gereageerd op het voorstel van [naam 2] en [naam 3] , genoemd onder 2.16, en daarbij meegedeeld dat hij de berekeningswijze met betrekking tot de over te nemen aandelen niet herkent in het licht wat is besproken in het gesprek op 27 mei 2025. Ook vermeldt hij dat een overzicht ontbreekt van de lopende vorderingen die LS Beheer nog op TCS heeft, waaronder de managementfee over drie maanden.
2.19.
Bij e-mailbericht van 2 juni 2025 van 10:10 heeft [naam 1] aan zijn klanten bij TCS (met [naam 2] in cc) – kort samengevat – meegedeeld dat hij heeft besloten te stoppen als directeur van TCS en dat [naam 2] zijn werkzaamheden per direct zal overnemen.
2.20.
Bij e-mail van 2 juni 2025 heeft [naam 2] [naam 1] (met [naam 3] in cc) bericht dat zij ervan zijn uitgegaan dat de management fee van [naam 1] stopt met ingang van 1 juni 2025. Hij vermeldt daarin dat [naam 1] op 30 mei 2025 heeft laten weten per direct te stoppen met zijn werkzaamheden als directeur en dat hij van hem ook al een overdrachtsoverzicht (namen en telefoonnummers van klanten) heeft ontvangen. Verder deelt hij mee dat LS Beheer met ingang van 1 juni 2025 zal worden uitgeschreven als statutair bestuurder. Tot slot deelt hij mee: “zoals de vorige keer besproken, willen we je niet onnodig houden aan de opzegtermijn van drie maanden in de managementovereenkomst en daartegenover heb jij aangegeven dat je als je geen managementtaken meer verricht je ook niet betaald wilde worden”.
2.21.
Op 2 juni 2025 heeft TCS LS Beheer met ingang van 1 juni 2025 uitgeschreven als bestuurder bij de Kamer van Koophandel.
2.22.
Bij e-mailbericht van 3 juni 2025 heeft [naam 1] op het e-mailbericht van 2 juni 2025 van [naam 2] als volgt gereageerd:
“Allereerst wil ik benadrukken dat ik tijdens ons gesprek op dinsdag 27 mei heb aangegeven, op jullie verzoek en in onderling overleg bereid te zijn terug te treden als directeur van TCS Nederland. Dit heb ik echter uitdrukkelijk gekoppeld aan de voorwaarde dat de wettelijke opzegtermijn van dríe maanden wordt gerespecteerd. Mocht dit anders zijn begrepen, dan wil ik hierbij duidelijk maken dat het per direct stopzetten van mijn management fee niet ín lijn is met de geldende managementovereenkomst. indien deze voorwaarde niet wordt gehonoreerd, zie ik mij genoodzaakt mijn functie als bestuurder/directeur te blijven uitoefenen. Daarnaast merk ik op dat ik sinds vandaag geen toegang meer heb tot ons managementportaal. Aangezien deze toegang essentieel is voor mijn rol en rechten als statutair bestuurder, eis ik per direct herstel van deze toegang. Wanneer hier niet aan wordt voldaan, behoud ik het recht voor om verdere stappen te ondernemen.”
2.23.
Vervolgens is LS Beheer de onderhavige procedure gestart.

3.Het geschil

3.1.
LS Beheer vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
TCS veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 40.000,00 exclusief btw aan achterstallige managementvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf vervaldatum van de maandelijkse vergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening;
TCS veroordeelt tot betaling van het restant van de managementvergoeding over de opzegtermijn ad € 20.000,00 exclusief btw, verschuldigd per 1 september 2025;
TCS veroordeelt in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
LS Beheer legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. LS Beheer stelt dat zij de managementovereenkomst heeft opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van drie maanden en dat zij daarom aanspraak heeft op betaling van de managementvergoeding over de maanden juni, juli en augustus 2025. Uit alle overgelegde stukken volgt volgens haar dat [naam 1] , steeds heeft aangegeven dat hij bereid is zijn werkzaamheden neer te leggen onder de voorwaarde dat de contractuele opzegtermijn van drie maanden zou worden gerespecteerd. LS Beheer stelt dat [naam 1] dit voorbehoud ook in het gesprek van 27 mei 2025 uitdrukkelijk heeft gemaakt. De door TCS geciteerde delen van de geluidsopnamen van dat gesprek zijn onvolledig. Het is voor de verschuldigdheid van de vergoeding niet vereist dat LS Beheer/ [naam 1] over die drie maanden ook daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor TCS. Gelet op de hoogte van de managementvergoeding, heeft het er namelijk alle schijn van dat dit meer een beloning is voor de aandeelhouder dan een reële vergoeding voor verrichte werkzaamheden. Ook tijdens vakanties en andere tijdelijk periodes van inactiviteiten werd de managementvergoeding namelijk aan de aandeelhouders doorbetaald. Voor zover wordt geoordeeld dat voor de verschuldigdheid van de vergoeding wel feitelijk werkzaamheden moeten zijn verricht dan geldt dat [naam 1] in de periode tussen april 2025 en juli 2025 wel degelijk werkzaamheden heeft verricht. Tot slot heeft LS Beheer een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. Aangezien de managementvergoeding de enige inkomstenbron is van LS Beheer en [naam 1] voor zijn salaris geheel afhankelijk is van de betaling van de managementvergoeding, is haar vordering gelijk te stellen aan een loonvordering, aldus LS Beheer.
3.3.
TCS voert verweer. Zij voert aan dat LS Beheer de managementovereenkomst met directe ingang heeft opgezegd en dat zij daarom geen recht heeft op betaling van een managementvergoeding vanaf 1 juni 2025. Tijdens het gesprek van 27 mei 2025 is [naam 1] uit zichzelf tot de conclusie gekomen dat het beter is als LS Beheer als aandeelhouder en bestuurder van TCS terugtreedt. Dit blijkt uit citaten van de geluidsopnamen van dit gesprek. Partijen hadden nog geen concrete datum afgesproken waarop LS Beheer zou terugtreden als bestuurder en haar managementtaken zou neerleggen. Uit de stukken blijkt juist dat partijen streefden naar een gelijktijdige afwikkeling van de aandeelhouders- en bestuurderspositie van LS Beheer en dat partijen als mogelijke datum voor de volledige afwikkeling 15 juli 2025 hebben genoemd. In lijn met de bespreking op 27 mei 2025 hebben [bedrijf 2] en [bedrijf 1] op 30 mei 2025 een bod gedaan van € 950.000,00 op het aandelenbelang van LS Beheer in TCS en voorgesteld dat de managementovereenkomst zou eindigen op 30 mei 2025. Geheel onverwachts volgde nog geen twee uur later het e-mailbericht van [naam 1] aan alle collega’s van TCS waarin hij zijn vertrek aankondigde. Uit dit e-mailbericht hebben [naam 3] en [naam 2] afgeleid dat [naam 1] met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst heeft opgezegd, zonder inachtneming van een opzegtermijn. Dit vindt ook bevestiging in het handelen van [naam 1] daarna. Op 2 juni 2025 heeft [naam 1] een overdrachtsmemo aan [naam 2] toegezonden om zijn klanten aan [naam 2] over te dragen en uit het e-mailbericht van [naam 1] van 2 juni 2025 aan klanten van TCS volgt dat hij per direct zijn werkzaamheden als directeur had neergelegd en [naam 2] zijn taken overnam. TCS meent daarom dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [naam 1] geen aanspraak meer zou maken op de managementvergoeding over de opzegtermijn. [naam 1] kan met zijn e-mailbericht van
3 juni 2025 niet eenzijdig van deze gedane opzegging terugkomen en daaraan voorwaarden verbinden om alsnog aanspraak te maken op de managementvergoeding over de contractuele opzegtermijn. [naam 1] is in de periode daarna niet meer op het kantoor van TCS verschenen en heeft ook zijn bestuurs- en managementtaken niet meer uitgevoerd. Voor zover wordt geoordeeld dat LS Beheer heeft opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn geldt dan ook dat hij de daar tegenoverstaande prestatie niet heeft verricht en dus in verzuim verkeert. Een veroordeling tot betaling van de managementvergoeding is onder die omstandigheden in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Bovendien doet TCS in dat geval een beroep op verrekening van de door TCS betaalde managementvergoeding over mei 2025. [naam 1] heeft immers erkend dat hij in die maand niet of nauwelijks op kantoor was en geen werkzaamheden voor TCS heeft verricht. Tot slot betwist TCS dat LS Beheer een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Zij voert aan dat [naam 1] (LS Beheer) over voldoende financiële middelen beschikt om zijn vaste lasten te kunnen voldoen. LS Beheer/ [naam 1] heeft vastgoedbeleggingen waaruit zij/hij huurinkomsten ontvangt. In 2024 heeft LS Beheer nog een deelbetaling van € 500.000,00 voor de aandelenoverdracht van Pro Person aan TCS ontvangen en daarnaast heeft LS Beheer diverse beleggingen in aandelen, goud en crypto currency. TCS concludeert primair tot niet ontvankelijk verklaring van LS Beheer en subsidiair tot geheel of gedeeltelijke afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van LS Beheer in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, althans dat de voorzieningenrechter aan het in strijd handelen met artikel 21 Rv de gevolgtrekking maakt die zij geraden acht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil gaat in de kern om de vraag of LS Beheer de managementovereenkomst heeft opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van drie maanden, en zo ja, of TCS over die maanden nog een managementvergoeding aan haar is verschuldigd.
4.2.
De vordering van LS Beheer betreft een geldvordering in kort geding. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van LS Beheer op TCS voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.3.
Voor het antwoord op de vraag of de vordering van LS Beheer op TCS voldoende aannemelijk is, dient de voorzieningenrechter allereerst te beoordelen of voldoende aannemelijk is dat door LS Beheer is opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van drie maanden. Volgens TCS zijn partijen hiervan afgeweken en is sprake van een onmiddellijke opzegging zonder inachtneming van de contractuele opzegtermijn. De vraag wat partijen omtrent de beëindiging van de managementovereenkomst en de in acht te nemen opzegtermijn hebben afgesproken, dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat het aankomt op de zin die partijen gelet op de omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het gaat daarbij om de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben.
4.4.
Uit de overgelegde e-mailberichten en de door TCS aangehaalde citaten van de geluidsopnames van de gesprekken van 21 mei 2025 en 27 mei 2025 tussen [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] kan niet zonder meer worden afgeleid dat [naam 1] aan het neerleggen van zijn taken de voorwaarde heeft gesteld dat de contractuele opzegtermijn door partijen zou worden gerespecteerd. LS Beheer heeft die citaten weliswaar betwist en gesteld dat de citaten niet volledig zijn, maar in het bestek van dit kort geding kan niet worden vastgesteld wat partijen daadwerkelijk met elkaar hebben besproken en wat zij uit die gesprekken in het licht van de e-mailberichten over en weer hebben mogen afleiden. Ook is niet aannemelijk geworden dat [naam 1] na 1 juni 2025 nog werkzaamheden voor TCS heeft verricht en dat hij vanaf een bepaald moment geen werkzaamheden meer kon verrichten omdat hij geen toegang meer had tot alle systemen binnen TCS. TCS heeft dat gemotiveerd weersproken. Voor het vaststellen van de feiten is daarom nadere bewijslevering nodig, waarvoor de kort gedingprocedure zich niet leent. Een bodemprocedure is daarvoor de geëigende weg. Dat betekent dat gelet op het gemotiveerde verweer van TCS, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat LS Beheer aanspraak kan maken op de managementvergoeding over de opzegtermijn.
4.5.
Voorts is de aanspraak op een managementvergoeding niet zonder meer gelijk te stellen met een loonvordering. Bovendien heeft [naam 1] ter zitting verklaard dat hij, ook nu hij vanaf 1 juni 2025 geen managementvergoeding heeft ontvangen, zijn vaste lasten nog kan betalen. Hij heeft ook niet weersproken dat hij dan wel LS Beheer andere bronnen van inkomsten heeft. Onder deze omstandigheden is daarom evenmin aannemelijk geworden dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.6.
De conclusie is dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.7.
LS Beheer is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om LS Beheer op grond van de beweerdelijke schending van artikel 21 Rv in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten te veroordelen. Hoewel LS Beheer erkent dat zij e-mailberichten niet volledig heeft overgelegd, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat dit per abuis is gebeurd en niet met het doel om de voorzieningenrechter op het verkeerde been te zetten. Bovendien heeft TCS deze e-mailberichten nadien volledig in het geding gebracht. De proceskosten van TCS worden daarom conform het liquidatietarief begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.610,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van LS Beheer af,
5.2.
veroordeelt LS Beheer in de proceskosten van € 2.610,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als LS Beheer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt LS Beheer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.