In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 september 2025 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een twee weken oude baby, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft het spoedverzoek van de Raad afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de baby bij de oma en stiefopa geplaatst zal worden. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft aangegeven dat zij zelf voor [minderjarige] wil zorgen, maar de kinderrechter heeft geconstateerd dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind en de situatie van de moeder. De Raad had verzocht om plaatsing in een neutraal crisispleeggezin, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat plaatsing bij de oma en stiefopa in dit geval de voorkeur heeft, gezien de hechtingsontwikkeling van de baby. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden verleend, met de beschikking dat deze uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.