Uitspraak
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
[gedaagde 3]
[gedaagde 4]
[gedaagde 5]
[gedaagde 6],
[gedaagde 7] B.V
1.De procedure
- de producties 1 t/m 7 van [gedaagden sub 1 t/m 5] en [gedaagde 6];
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en meerdere gedaagden, waaronder een besloten vennootschap. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon, wettelijke verhogingen, reiskosten, verblijfskosten en buitengerechtelijke kosten, na een periode waarin hij als dumperchauffeur in België had gewerkt. De werknemer stelde dat hij een arbeidsovereenkomst had gesloten met de gedaagden, maar de gedaagden betwistten dit en voerden aan dat de werknemer in dienst was bij een andere gedaagde, een besloten vennootschap. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de werknemer in dienst was bij de gedaagden en dat hij recht had op het gevorderde loon. De rechter oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van het achterstallige loon, de wettelijke verhogingen en de buitengerechtelijke kosten. De rechter verklaarde de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de werknemer direct recht had op betaling, ondanks eventuele hoger beroep procedures. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 35.409 netto, inclusief vakantietoeslag, en de wettelijke verhoging van 50% over dit bedrag, evenals de proceskosten.